ECLI:NL:RBROT:2023:1560

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
17 februari 2023
Publicatiedatum
24 februari 2023
Zaaknummer
10.198867.22 / TUL VV: 10.162384.20
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor poging tot zware mishandeling met een schaar, verminderd toerekeningsvatbare verdachte, gevangenisstraf en TBS met voorwaarden

Op 17 februari 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 5 augustus 2022 in Rotterdam met een schaar meermalen in de rug en achter het oor van het slachtoffer heeft gestoken. De verdachte werd beschuldigd van poging tot doodslag, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte niet met de intentie om te doden handelde. De rechtbank sprak de verdachte vrij van poging tot doodslag, maar verklaarde wel bewezen dat hij heeft geprobeerd zwaar lichamelijk letsel toe te brengen. De verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar verklaard, wat invloed had op de opgelegde straf. De rechtbank legde een gevangenisstraf van negen maanden op, evenals een terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden, waaronder een klinische opname en gedragsbeïnvloedende maatregelen. De rechtbank nam in haar overwegingen de ernst van het geweldsdelict, de gevolgen voor het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee. De verdachte had een matige verstandelijke beperking en verslavingsproblemen, wat bijdroeg aan de beslissing om TBS op te leggen. De rechtbank wees ook de vordering van de benadeelde partij toe, waarbij de verdachte werd veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan het slachtoffer.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.198867.22
Parketnummer vordering TUL VV: 10.162384.20
Datum uitspraak: 17 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] ( [land01] ) op [geboortedatum01] 1996,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] , locatie [locatie01] ,
raadsvrouw mr. H.K. Jap A Joe, advocaat te Utrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 3 februari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De verdachte wordt kortgezegd verweten dat hij gepoogd heeft om de heer [slachtoffer01] met een schaar – of een ander scherp voorwerp – te doden, dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. T.J. Lindhout heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van de ten laste gelegde poging doodslag;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling (hierna: TBS) met voorwaarden zoals deze zijn genoemd in het rapport van de Reclassering Nederland van 28 december 2022 en directe uitvoerbaarheid van deze maatregel;
  • oplegging van de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 10-162384-20;
  • verbeurdverklaring van de onder de verdachte in beslag genomen schaar.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat de verdachte met het steken van een schaar achter het oor – en daarmee in het hoofd – van het slachtoffer, de aanmerkelijke kans op het overlijden van het slachtoffer heeft aanvaard. Langs deze weg komt de officier van justitie tot haar standpunt dat de ten laste gelegde poging doodslag te bewijzen is.
4.1.2.
Beoordeling.
Uit de bewijsmiddelen blijkt dat de verdachte op 5 augustus 2022 in Rotterdam [slachtoffer01] meermalen met een schaar met kracht in de rug en achter het oor gestoken heeft. Dit heeft onder meer geleid tot dertien (kleine) steekverwondingen op de rug van het slachtoffer, waarvan er vijf zijn gehecht, en één steekverwonding van 1 cm achter het oor.
Anders dan de officier van justitie komt de rechtbank niet tot een bewezenverklaring van poging doodslag. De verdachte heeft het slachtoffer met alle door hem toegediende steken één maal in het hoofd (achter het oor) gestoken, op een plek en met een diepte die niet tot levensbedreigend letsel kon leiden. De andere steken waren in de rug en konden gelet op hun aard evenmin tot levensbedreigend letsel leiden.
Gezien de aard van de handelingen, zoals hiervoor beschreven kan niet anders worden geoordeeld dan dat de verdachte dit – in zijn boosheid en verwardheid – gedaan heeft met het opzet om het slachtoffer ernstige verwondingen toe te brengen.
4.1.3.
Conclusie
De rechtbank komt tot een vrijspraak van de (impliciet primair) ten laste gelegde poging tot doodslag en een bewezenverklaring van de (impliciet subsidiair) ten laste gelegde poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 5 augustus 2022 te Rotterdam ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om [slachtoffer01] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, meermalen met een schaar heeft gestoken achter het oor en in de rug van die [slachtoffer01] , terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
poging tot zware mishandeling.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten.
Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluiten.
De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf en maatregelen

7.1.
Algemene overweging
De straffen en maatregelen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straffen en maatregelen zijn gebaseerd
De verdachte heeft een ernstig geweldsfeit gepleegd. Het slachtoffer fietste nietsvermoedend naar zijn huis en werd plotseling – en naar later blijkt volstrekt willekeurig – geconfronteerd met het verzoek van de verdachte om hem een gunst te verlenen en direct na het weigeren daarvan, met de agressie van de verdachte. De vele door de verdachte toegebrachte steken hebben ernstige gevolgen gehad voor de fysieke gesteldheid van het slachtoffer. Algemeen bekend is dat dit soort geweldsdelicten ook ernstige gevolgen hebben voor de psychische gesteldheid van slachtoffers. Ten gevolge van dit delict is het slachtoffer nog steeds angstig en voelt hij zich onveilig. De rechtbank heeft ook in ogenschouw genomen dat de verdachte op de openbare weg dit geweldsdelict heeft gepleegd, waardoor ook omstanders ongewild geconfronteerd werden met zijn daad.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 20 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
7.3.2.
Rapportages en verklaringen van deskundige op de terechtzitting
Psychiater [psychiater01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 november 2022. Uit het rapport blijkt het volgende:
  • Er is bij de verdachte sprake van een matig verstandelijke beperking, een stoornis in het gebruik van cannabis, cocaïne en alcohol. Ook ten tijde van het ten laste gelegde waren deze stoornissen aanwezig en hebben deze de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed;
  • Geadviseerd wordt om de verdachte het tenlastegelegde verminderd toe te rekenen;
  • Het recidiverisico op gewelddadig gedrag op de korte, middellange en langere termijn wordt als hoog ingeschat bij een ongewijzigde situatie;
  • Een langdurige klinische behandeling wordt nodig geacht. De inschatting is dat behandeling binnen het kader van een voorwaardelijke veroordeling onvoldoende lang en intensief zal zijn om het recidiverisico te verlagen. Ook in het verleden is reclasseringstoezicht onvoldoende gebleken om dit delict te doen voorkomen. Een TBS kader is geïndiceerd;
  • TBS met voorwaarden biedt een voldoende kader voor behandeling van de verdachte en voldoende beveiliging voor de maatschappij.
Psycholoog drs. [psycholoog01] heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 10 november 2022. Dit rapport houdt het volgende in:
  • Er is sprake van een matige verstandelijke beperking, van een stoornis in alcoholgebruik, een stoornis in cannabisgebruik en een stoornis in cocaïnegebruik. Ten tijde van het plegen van het tenlastegelegde bestonden deze stoornissen en hebben deze de gedragskeuzes en gedragingen van de verdachte beïnvloed;
  • Er wordt geadviseerd het tenlastegelegde in verminderde mate aan de verdachte toe te rekenen;
  • Het recidiverisico wordt als matig-hoog tot hoog getaxeerd;
  • Ter voorkoming van recidive wordt geadviseerd dat betrokkene in eerste instantie klinisch wordt behandeld binnen de forensische verslavingszorg. Het juridische kader van bijzondere voorwaarden heeft recidive niet kunnen voorkomen. Een strakker juridisch kader (om recidive te voorkomen) is aangewezen;
  • De maatregel TBS met voorwaarden wordt als juridisch kader geadviseerd.
  • Gezien de structurele problematiek (in de zin van een matige verstandelijke beperking) en het risico op gewelddadig gedrag bij middelengebruik, is het van belang dat betrokkene een zeer langdurig toezicht krijgt. Om die reden zou oplegging van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel moeten worden overwogen.
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 28 december 2022 welk rapport ter zitting door deskundige [deskundige01] nader is toegelicht. Dit rapport houdt het volgende in:
  • De reclassering adviseert een TBS met voorwaarden op te leggen met daarbij de mogelijkheid tot een langdurige klinische opname. Binnen deze klinische opname moet de verdachte behandeld worden voor zijn verslavingsproblematiek en moet er gewerkt worden aan zijn oplossend vermogen wanneer hij uit balans raakt;
  • Het advies om verschillende voorwaarden op te leggen, waaronder, als de reclassering dat nodig vindt, het meewerken aan time-out, de opname in een zorginstelling, ambulante behandeling en het meewerken aan schuldhulpverlening;
  • De reclassering adviseert het bepalen van de dadelijke uitvoerbaarheid van de TBS met voorwaarden.
  • De reclassering adviseert het opleggen van een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel.
Ter zitting heeft mevrouw [deskundige01] toegelicht dat voor de verdachte een intake gesprek bij instelling Ipse De Bruggen staat gepland en de verwachting is dat hij daar zal kunnen worden opgenomen.
De rechtbank heeft acht geslagen op deze rapportages.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
De conclusies van de psychiater en psycholoog worden gedragen door hun bevindingen en door wat op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt die conclusies over. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van het feit een matige - wat verdergaand is dan licht - verstandelijke beperking van de geestvermogens in combinatie met ernstige stoornissen in gebruik van cocaïne, alcohol en cannabis in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. Ook heeft de rechtbank er acht op geslagen dat de verdachte door het plegen van dit feit een voorwaarde heeft overtreden die gold tijdens zijn proeftijd. Het voorwaardelijke deel van een eerdere straf heeft hem dus niet weerhouden van het plegen van dit feit. Hoewel de verdediging heeft bepleit om bij een eventuele veroordeling de hoogte van een op te leggen onvoorwaardelijke gevangenisstraf gelijk te laten zijn aan het voorarrest, dient naar het oordeel van de rechtbank met een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf op dit feit gereageerd te worden. Gezien de ernst van het feit zal de rechtbank een
gevangenisstrafvan na te noemen duur opleggen.
Voorts onderschrijft de rechtbank de conclusie dat oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling (
TBS) met voorwaardennoodzakelijk is. De veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen of goederen eisen de TBS van de verdachte met voorwaarden. Dat oordeel is gegrond op de ernst en aard van het bewezen verklaarde feit en het gevaar voor herhaling, waarbij tevens acht is geslagen op het strafblad van de verdachte en het feit dat een eerder opgelegde voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, het bewezenverklaarde niet heeft kunnen voorkomen.
De verdachte heeft ingestemd met de door de reclassering voorgestelde voorwaarden en heeft aangegeven zo lang mogelijk behandeld te willen worden.
Ten aanzien van de door de reclassering geadviseerde verplichting om mee te werken aan een time-out merkt de rechtbank op dat de wetgever in artikel 6.6.10a Wetboek van Strafvordering (verder: Sv) de mogelijkheid heeft geschapen om – bij ontbreken van de instemming van de terbeschikkinggestelde – te komen tot zo’n vorm van verplichte, tijdelijke opname in een door de rechter aangewezen instelling. In navolging van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden (ECLI:NL:GHARL:2022:10739) zal de rechtbank deze voorwaarde herformuleren.
Vastgesteld wordt dat het bewezen verklaarde feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd, een misdrijf betreft als bedoeld in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 2, Wetboek van Strafrecht (verder: Sr).
Vastgesteld wordt dat het strafbare feit ter zake waarvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden zal worden opgelegd een misdrijf betreft dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen. Daartoe zijn de aard en de kwalificatie van het bewezen verklaarde feit redengevend.
Gezien het hoge recidivegevaar zoals door de deskundigen beschreven, zal de TBS maatregel dadelijk uitvoerbaar worden verklaard.
Daarnaast is een
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperkingals bedoeld in artikel 38z, eerste lid, Sr (hierna: maatregel langdurig toezicht) noodzakelijk. Uit zowel de rapportages van psycholoog drs. [psycholoog01] , psychiater [psychiater01] als uit het rapport van Reclassering Nederland, maar ook uit het uittreksel uit de justitiële documentatie, blijkt dat sprake is van een groot gevaar voor herhaling van geweldsdelicten. Om de algemene veiligheid van personen of goederen te beschermen, dient de verdachte langdurig onder toezicht te staan.
Ook aan de overige wettelijke vereisten voor de oplegging van de maatregel langdurig toezicht is voldaan. De verdachte zal namelijk ter beschikking worden gesteld.
Gelet op het voorgaande, in ogenschouw nemend de door de verdachte ter zitting geuite wens om langdurig behandeld te worden, zal de maatregel langdurig toezicht worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf en maatregelen passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd de in beslag genomen schaar verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
De in beslag genomen schaar zal worden verbeurd verklaard. Het bewezen feit is met behulp van dit voorwerp begaan. De rechtbank gaat er van uit dat de schaar aan de verdachte toebehoort.

9.Vordering benadeelde partij/schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd [slachtoffer01] , ter terechtzitting vertegenwoordigd door mr. I. Baggerman-Scherpenisse. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 586,20 aan materiële schade en een vergoeding van € 12.000,- aan immateriële schade. Tevens wordt de wettelijke rente gevorderd, alsmede oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering materiële schade en tot matiging van de vordering immateriële schade tot een bedrag van € 6.000,-. De officier van justitie ondersteunt de vordering wettelijke rente en het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel.
9.2.
Standpunt verdediging
Ten aanzien van de vordering benadeelde partij bepleit de verdediging:
  • Matiging van de vergoeding voor kledingschade tot € 75,-;
  • Matiging van de vergoeding voor ziekenhuisverblijf tot € 62,-;
  • Afwijzing van de vergoeding voor ‘hulp zoon’ vanwege het ontbreken van een rechtstreeks gevolg met het ten laste gelegde misdrijf;
  • Matiging van de vergoeding voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.250,-.
9.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de gevorderde schadevergoeding de rechtbank ook overigens niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt zal de vordering worden toegewezen.
De rechtbank ziet een rechtstreeks verband tussen het door de verdachte gepleegde feit en de door de zoon van het slachtoffer geboden ondersteuning. Wel matigt de rechtbank deze vergoeding tot een bedrag van € 111,-, in ogenschouw nemend De Letselschade Richtlijn Huishoudelijke Hulp 2023 (categorie licht beperkt, huishoudelijke hulp, alleenstaande).
Anders dan de verdediging komt het de rechtbank als redelijk voor om de vergoeding voor de kledingschade te bepalen op € 200,-.
Evenmin zal de vergoeding voor ziekenhuisverblijf gematigd worden tot € 62,-. Uit het dossier volgt dat het slachtoffer in de vroege nacht van 6 augustus 2022 in het ziekenhuis is opgenomen, daar twee nachten heeft verbleven en dat op 7 augustus 2022 de ziekenhuisopname beëindigd is.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij door het bewezen verklaarde strafbare feit rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 5.000,- , zodat de vordering tot dit bedrag zal worden toegewezen. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 5 augustus 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij (in overwegende mate) zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 5.447,20, vermeerderd met de wettelijke rente. Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

10.Vordering tenuitvoerlegging (10-162384-20)

10.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 24 september 2021 van de politierechter van deze rechtbank is de verdachte ter zake van poging zware mishandeling en opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort vernielen, veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 1 maand gevangenisstraf voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar. De proeftijd is ingegaan op 9 oktober 2021.
10.2.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijke straf gevorderd omdat de verdachte een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd.
10.3.
Beoordeling
Met de verdediging acht de rechtbank het tenuitvoerleggen van het voorwaardelijk deel van de eerder oplegde straf, niet opportuun vanwege de op te leggen TBS maatregel. Bovendien is het overtreden van de voorwaarde tijdens zijn proeftijd als strafverhogend betrokken bij het opleggen van de straf in de zaak met het parketnummer 10.198867.22.
Daarom zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

11.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 36f, 37a, 38, 38a, 38z, 45, 302 van het Wetboek van Strafrecht.

12.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

13.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het primair ten laste gelegde (poging tot doodslag) heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit (poging toebrengen zwaar lichamelijk letsel) zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 9 (negen) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
gelast dat de verdachte
ter beschikking wordt gesteld;
stelt daarbij de navolgende voorwaarden betreffende het gedrag van de terbeschikkinggestelde:
de ter beschikking gestelde maakt zich niet schuldig aan een strafbaar feit;
de ter beschikking gestelde meldt zich op afspraken bij de reclassering. De reclassering bepaalt hoe vaak dat nodig is;
de ter beschikking gestelde laat één of meer vingerafdrukken nemen en laat een geldig identiteitsbewijs zien;
de ter beschikking gesteld houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering. De reclassering kan aanwijzingen geven die nodig zijn voor de uitvoering van het toezicht of om betrokkene te helpen bij het naleven van de voorwaarden;
de ter beschikking gestelde helpt de reclassering aan een actuele foto waarop zijn gezicht herkenbaar is;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan huisbezoeken;
de ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in de voortgang van begeleiding en/of behandeling door andere instellingen of hulpverleners;
de ter beschikking gestelde vestigt zich niet op een ander adres zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het uitwisselen van informatie met personen en instanties die contact hebben met betrokkene, als dat van belang is voor het toezicht;
de ter beschikking gestelde gaat niet naar het buitenland of het Caribisch deel van het Koninkrijk der Nederlanden zonder toestemming van de reclassering;
de ter beschikking gestelde laat zich opnemen in een kliniek van Ipse de Bruggen of andere FPK of andere klinische zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname duurt zolang de reclassering en de zorginstelling dat nodig vinden. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling. Als de reclassering een overgang naar ambulante zorg, begeleid wonen of maatschappelijke opvang gewenst vindt, werkt de ter beschikking gestelde mee aan de indicatiestelling en plaatsing;
de ter beschikking gestelde laat zich aansluitend aan zijn klinische behandeling behandelen door een forensisch ambulante behandelinstelling of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt zolang de reclassering en/of de zorginstelling dat nodig vindt. Het innemen van medicijnen en de controle daarop kan onderdeel zijn van de behandeling;
de ter beschikking gestelde verblijft in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te bepalen door de reclassering (mits geïndiceerd). Het verblijf start aansluitend aan zijn klinische behandeling. Het verblijf duurt zolang de reclassering en de verblijfsinstelling dat nodig vindt. De ter beschikking gestelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de ter beschikking gestelde gebruikt geen drugs en werkt mee aan controle op dit verbod. De controle gebeurt met urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
de ter beschikking gestelde gebruikt geen alcohol en werkt mee aan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) om dit alcoholverbod te controleren. De reclassering bepaalt met welke controlemiddelen en hoe vaak de ter beschikking gestelde wordt gecontroleerd;
de ter beschikking gestelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
De ter beschikking gestelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de ter beschikking gestelde zet zich in voor het realiseren en behouden van een passende- en door de reclassering goedgekeurde dagbesteding.
bepaalt tevens dat:
18. alleen als de reclassering dat nodig vindt én de terbeschikkinggestelde daarmee instemt, de terbeschikkinggestelde voor een time-out kan worden opgenomen in een Forensisch Psychiatrische Centrum (FPC) of andere instelling. Deze time-out duurt totdat de reclassering of de terbeschikkinggestelde deze beëindigt, maar maximaal zeven weken, met de mogelijkheid van verlenging met nog eens maximaal zeven weken, tot maximaal veertien weken per jaar.
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt de
onmiddellijke uitvoerbaarheidvan de terbeschikkingstelling met voorwaarden;
legt de veroordeelde op de
maatregel strekkende tot gedragsbeïnvloeding of vrijheidsbeperking;
verklaart als bijkomende straf verbeurd de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven schaar;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij , te betalen een bedrag van
€ 5.447,20 (zegge: vijfduizend vierhonderdzevenenveertig euro en twintig centen),bestaande uit € 447,20 aan materiële schade en € 5.000,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering; bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 5.447,20(hoofdsom,
zegge: vijfduizend vierhonderdzevenenveertig euro en twintig centen), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 5 augustus 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 5.447,20 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
62 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd;
wijst af de gevorderde tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 24 september 2021 van de politierechter in deze rechtbank aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. Laukens, voorzitter,
en mrs. J.J. Klomp en mr. C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.J.H. Mooren, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 5 augustus 2022 te Rotterdam, althans in Nederland
ter uitvoering van het door de verdachte voorgenomen misdrijf om
[slachtoffer01] opzettelijk van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te
brengen,
(meermalen) met een schaar, althans een steekvoorwerp, heeft gestoken achter het
oor en/of in de rug, althans het lichaam, van die [slachtoffer01] ,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 287 Wetboek van Strafrecht, art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht)