In deze civiele procedure, behandeld door de Rechtbank Rotterdam, heeft eiseres, een rechtspersoon naar het recht van Iran, een vordering ingesteld tegen gedaagde, een besloten vennootschap in Nederland. De eiseres vordert ontbinding van de overeenkomst en terugbetaling van een bedrag van € 20.250,- plus schadevergoeding. Gedaagde heeft in reconventie een vordering ingesteld tot betaling van € 23.602,84. In het incident heeft gedaagde zekerheid gesteld voor proceskosten, waarbij eiseres werd verzocht een bedrag van € 2.614,- te storten op de derdengeldenrekening van de gemachtigde van gedaagde. De rechtbank oordeelt dat eiseres op grond van artikel 224 Rv gehouden is zekerheid te stellen, gezien de internationale aspecten van de zaak. De rechtbank wijst erop dat de hoogte van het gevraagde bedrag niet is betwist en dat eiseres geen bezwaar heeft tegen de zekerheidstelling. De rechtbank gelast eiseres om het bedrag te storten op de derdengeldenrekening van gedaagde's gemachtigde, met de bepaling dat eventuele negatieve rente of kosten voor rekening van eiseres komen. De proceskosten in het incident worden gecompenseerd, waarbij iedere partij haar eigen kosten draagt. De zaak wordt verwezen naar de rol voor verdere behandeling.