In deze zaak vordert eiseres, [eiseres01], van gedaagde, [gedaagde01], terugbetaling van een geldlening van € 6.535,75, alsook de afgifte van twee voertuigen, een BMW en een Yamaha motor. Eiseres stelt dat zij in totaal € 30.141,15 aan gedaagde heeft verstrekt, waarvan gedaagde slechts € 23.605,40 heeft terugbetaald. Eiseres heeft gedaagde gesommeerd tot betaling, maar deze heeft nagelaten het resterende bedrag terug te betalen. Eiseres baseert haar vordering op een geldleningsovereenkomst en onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW.
De kantonrechter heeft de zaak op 23 november 2022 mondeling behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren. Eiseres heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder bankafschriften, ter onderbouwing van haar vordering. Gedaagde betwist het bestaan van de geldleningsovereenkomst en heeft bewijs aangeboden voor haar stelling dat zij het bedrag al heeft terugbetaald.
De kantonrechter oordeelt dat eiseres voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om het bestaan van de geldleningsovereenkomst aan te nemen, maar dat gedaagde in de gelegenheid wordt gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat zij het bedrag in contanten heeft terugbetaald. Daarnaast wordt de vordering tot afgifte van de voertuigen afgewezen, omdat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat gedaagde deze voertuigen onrechtmatig in haar bezit heeft. De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan en bepaalt dat gedaagde op 1 maart 2023 moet aangeven op welke wijze zij bewijs wil leveren.