ECLI:NL:RBROT:2023:1493

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 januari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10060523
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot terugbetaling van een geldlening en afgifte van voertuigen

In deze zaak vordert eiseres, [eiseres01], van gedaagde, [gedaagde01], terugbetaling van een geldlening van € 6.535,75, alsook de afgifte van twee voertuigen, een BMW en een Yamaha motor. Eiseres stelt dat zij in totaal € 30.141,15 aan gedaagde heeft verstrekt, waarvan gedaagde slechts € 23.605,40 heeft terugbetaald. Eiseres heeft gedaagde gesommeerd tot betaling, maar deze heeft nagelaten het resterende bedrag terug te betalen. Eiseres baseert haar vordering op een geldleningsovereenkomst en onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW.

De kantonrechter heeft de zaak op 23 november 2022 mondeling behandeld, waarbij beide partijen aanwezig waren. Eiseres heeft bewijsstukken overgelegd, waaronder bankafschriften, ter onderbouwing van haar vordering. Gedaagde betwist het bestaan van de geldleningsovereenkomst en heeft bewijs aangeboden voor haar stelling dat zij het bedrag al heeft terugbetaald.

De kantonrechter oordeelt dat eiseres voldoende feiten en omstandigheden heeft gesteld om het bestaan van de geldleningsovereenkomst aan te nemen, maar dat gedaagde in de gelegenheid wordt gesteld om bewijs te leveren van haar stelling dat zij het bedrag in contanten heeft terugbetaald. Daarnaast wordt de vordering tot afgifte van de voertuigen afgewezen, omdat eiseres niet voldoende heeft onderbouwd dat gedaagde deze voertuigen onrechtmatig in haar bezit heeft. De kantonrechter houdt verdere beslissingen aan en bepaalt dat gedaagde op 1 maart 2023 moet aangeven op welke wijze zij bewijs wil leveren.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10060523 / CV EXPL 22-26006
datum uitspraak: 27 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,,
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. G. Bloem,
tegen
[gedaagde01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Roos.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 16 augustus 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de akte houdende producties en vermeerdering eis van 10 november 2022 van [eiseres01] , met bijlagen;
  • de akte uitlaten van 5 januari 2023 van [gedaagde01] , met bijlagen;
1.2.
Op 23 november 2022 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren aanwezig [eiseres01] in persoon, bijgestaan door haar gemachtigde. [gedaagde01] eveneens in persoon en bijgestaan door haar gemachtigde.

2..De feiten

2.1.
[eiseres01] werkte tot 1 oktober 2022 voor een supermarkt genaamd [naam supermarkt01] (‘ [naam supermarkt01] ’). [naam supermarkt01] wordt gerund door de echtgenoot van [gedaagde01] .
2.2.
Bij brief van 15 juli 2022 heeft [eiseres01] [gedaagde01] gesommeerd tot betaling van
€ 6.535,75.

3..Het geschil

3.1.
[eiseres01] vordert, na vermeerdering van eis, samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen aan haar te betalen € 7.237,54 met rente;
  • [gedaagde01] te veroordelen tot onmiddellijke afgifte van de in eigendom aan [eiseres01] toebehorende voertuigen, te weten een auto, merk BMW met kenteken [kenteken01] en een motor, merk Yamaha met kenteken [kenteken02] , alsmede de bij deze voertuigen behorende sleutels en autopapieren waaronder kentekenregistraties, op straffe van een dwangsom;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten met rente;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Het bedrag dat wordt geëist, bestaat uit de hoofdsom van € 6.535,75 en buitengerechtelijke kosten van € 701,79.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [eiseres01] heeft uit hoofde van een geldleningsovereenkomst in totaal € 30.141,15 aan [gedaagde01] verstrekt, onder andere om leveranciers van [naam supermarkt01] te betalen. [eiseres01] schoot deze kosten tijdens haar dienstverband voor. [gedaagde01] heeft in totaal € 23.605,40 terugbetaald. Ter onderbouwing verwijst [eiseres01] naar bankafschriften van die (terug)betalingen door partijen. [gedaagde01] laat, ondanks sommatie, na het restant van € 6.535,75 aan [eiseres01] terug te betalen. [eiseres01] heeft daarnaast onverschuldigde betaling ex artikel 6:203 BW aan haar vordering ten grondslag gelegd.
3.3.
[eiseres01] is eigenaar van twee voertuigen, te weten, een auto, merk BMW met kenteken [kenteken01] (hierna: ‘de Auto’) en een motor, merk Yamaha met kenteken [kenteken02] (hierna: ‘de Motor’). [gedaagde01] heeft de voertuigen onrechtmatig in haar bezit en weigert ze, ondanks verzoeken daartoe, af te geven aan [eiseres01] .
3.4.
[gedaagde01] betwist dat er sprake is van een geldleningsovereenkomst tussen partijen, althans dat er een terugbetalingsverplichting rust op [gedaagde01] .
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4..De beoordeling

4.1.
[eiseres01] heeft bij akte van 10 november 2022 haar eis vermeerderd en de grondslag van haar eis aangevuld. [gedaagde01] is na de mondelinge behandeling van 23 november 2022 in de gelegenheid gesteld om bij akte te reageren op de vermeerdering van eis. Bij akte van 5 januari 2023 heeft [gedaagde01] zich uitgelaten ten aanzien van de eisvermeerdering.
Overeenkomst van geldlening?
4.2.
Beoordeeld dient te worden of tussen partijen ten aanzien van de vordering van [eiseres01] een overeenkomst van geldlening tot stand is gekomen. Daartoe is van belang dat [eiseres01] feiten en omstandigheden dient te stellen ter onderbouwing van het bestaan van de overeenkomst van geldlening en – in geval van betwisting door [gedaagde01] – het bestaan van de overeenkomst dient te bewijzen.
4.3.
[eiseres01] heeft ter onderbouwing van haar vordering bankafschriften overgelegd. Daaruit blijkt dat [eiseres01] € 28.437,45 naar de bankrekening van [gedaagde01] heeft overgemaakt, € 875,40 naar de Western Union en € 828,30 aan het Dierenziekenhuis Rotterdam, in totaal € 30.141,15. De voornoemde betalingen zijn verricht ten behoeve van [gedaagde01] . De bedragen corresponderen met een drietal posten (genummerd 6, 7 en 17) op een door [eiseres01] als productie 1 in het geding gebracht betalingsoverzicht “AF mijn Rekening”. Vervolgens stelt zij € 23.605,40 van [gedaagde01] te hebben ontvangen. Ter onderbouwing verwijst [eiseres01] naar een bankafschrift waarop alle betalingen afkomstig van de betaalrekening van [gedaagde01] in periode 2020 t/m 2022 staan vermeld, in totaal € 10.605,40, en een bankafschrift van een betaling ter hoogte van € 13.000,00 aan [eiseres01] met de omschrijving “ONGOING FAT. 2020 – 002”. Ook die bedragen corresponderen met een tweetal posten (genummerd 5 en 6) op het als productie 2 in het geding gebrachte betalingsoverzicht “Bij mijn Rekening”. Gelet op de door [eiseres01] bijgehouden administratie in samenhang met de door partijen verrichte (terug)betalingen, valt af te leiden dat er sprake is van een geldleningsovereenkomst, aldus [eiseres01] .
4.4.
Op het hiervoor genoemde overzicht “Bij mijn Rekening” staat ook een post genaamd “Bedrag in contante betalingen, boeten etc” waarbij een bedrag is vermeld ter hoogte van € 23.560,54. Ter zitting heeft [gedaagde01] verklaard dat gehele bedrag reeds in contanten aan [eiseres01] te hebben terugbetaald. Daaruit volgt volgens [gedaagde01] dat de vordering van [eiseres01] moet worden afgewezen. Zij heeft immers al méér terugbetaald, namelijk
€ 23.560,54 in contanten, dan [eiseres01] in deze procedure vordert van [gedaagde01] . De kantonrechter is van oordeel dat daarin een erkenning van het bestaan van een overeenkomst van geldlening besloten ligt. In dat geval ligt het op de weg van [gedaagde01] om feiten en omstandigheden te stellen (en in geval van betwisting te bewijzen) die tot het oordeel kunnen leiden dat zij dat bedrag reeds heeft terugbetaald.
4.5.
[gedaagde01] heeft bewijs aangeboden. De kantonrechter zal [gedaagde01] daarom in de gelegenheid stellen bewijs te leveren van haar stelling dat zij het onder 4.4 genoemde bedrag in contanten aan of ten behoeve van [eiseres01] heeft betaald.
Vordering tot afgifte van de Auto en de Motor
4.6.
Op grond van artikel 5:2 Burgerlijk Wetboek (BW) is een eigenaar bevoegd een zaak op te eisen van een ieder die die zaak zonder recht houdt. Een tot afgifte strekkende vordering komt dus toe aan een eigenaar.
4.7.
[eiseres01] stelt dat zowel de Auto als de Motor haar eigendom zijn. De voertuigen staan op haar naam geregistreerd en zij betaalt ook de verzekering en de belasting. Daartoe heeft [eiseres01] een (kenteken)registratiebewijs en betalingsbewijzen overgelegd. Uit de door [eiseres01] overgelegde bankafschriften volgt dat zij op 3, 4 en 5 november 2021 een bedrag van in totaal € 8.900,00 heeft overgemaakt naar [bedrijf01] , onder vermelding van factuurnummer: 20210472. [eiseres01] schrijft ook in reactie op een brief d.d. 13 juni 2022 van haar (voormalig) werkgever – in verband met een vermeende opzegging van de arbeidsovereenkomst – dat zij de in haar eigendom toebehorende voertuigen, te weten de Auto en de Motor, terugeist.
4.8.
Uit het feit dat het kenteken van de Auto en de Motor op naam van [eiseres01] zijn gesteld kan niet worden afgeleid dat [eiseres01] ook eigenaar van die voertuigen is geworden. [eiseres01] heeft weliswaar op 3,4 en 5 november 2021 betalingen (van in totaal € 8.900,-) verricht aan de verkoper [bedrijf01] ter hoogte van de koopsom van de Auto. De factuur van de Auto is daarentegen op naam gesteld van [naam01] , aldus [gedaagde01] . Zij overlegt daartoe een factuur van 2 november 2021 met factuurnummer 20210472 ten behoeve van de verkoop van de Auto voor een bedrag van € 8.900,00. Als het de bedoeling was dat [eiseres01] - na betaling van de koopsom - de Auto in eigendom zou verkrijgen van de verkoper, had het voor de hand gelegen dat de factuur op naam van [eiseres01] was gesteld. [eiseres01] heeft echter geen onderbouwing van het tegendeel gegeven. [gedaagde01] voert voorts aan dat [eiseres01] in een verzoekschriftprocedure tussen haar en [naam01] / [naam supermarkt01] (9981675 VZ VERZ 22-9195) een tegenstrijdig standpunt heeft ingenomen. Daartoe overlegt [gedaagde01] het verweerschrift van [eiseres01] , waarin [eiseres01] heeft gesteld dat de Auto feitelijk een onderpand is voor een geldlening aan - vermoedelijk - [naam02] of [naam01] . [naam01] had namelijk een (andere) BMW die eveneens op naam stond van [eiseres01] . [gedaagde01] heeft die BMW total loss gereden. Omdat de BMW op naam van [eiseres01] stond heeft de verzekeraar het schadebedrag aan [eiseres01] uitgekeerd. Met dat geld is de (onderhavige) Auto gekocht.
4.9.
Ten aanzien van de Motor heeft [eiseres01] enkel het kentekenregistratie bewijs ter onderbouwing overgelegd. Zij heeft geen andere feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat zij de eigenaar is van de Motor. Er is geen aankoopbewijs of een schriftelijke verklaring van de verkoper overgelegd. Evenmin is aangevoerd dat [eiseres01] op andere wijze dan koop eigenaar van de Motor is geworden. Daarentegen heeft [gedaagde01] aangevoerd de Motor voor een bedrag van € 400,- te hebben gekocht van [naam03] (hierna: ‘ [naam03] ’). Die stelling heeft zij onderbouwd met een schriftelijke verklaring van [naam03] . Daarnaast heeft zij een afschrift van een bankoverschrijving van 5 mei 2021, afkomstig van [bedrijf02] (een van de handelsnamen van [naam01] ) aan [naam03] , ter hoogte van € 400,- overgelegd. Daar komt bij dat [eiseres01] in de hiervoor onder 4.11 genoemde procedure tussen [eiseres01] en [naam01] / [naam supermarkt01] wederom een tegenstrijdig standpunt heeft ingenomen. In het verweerschrift heeft [eiseres01] gesteld dat zij geld heeft geleend aan [gedaagde01] om de Motor te kopen als verjaardagscadeau voor [naam01] . [gedaagde01] betwist dit en voegt daaraan toe dat áls [eiseres01] dat geld zou hebben geleend aan [gedaagde01] , dat nog niet betekent dat het eigendom van de motor dan ook toebehoort aan [eiseres01] .
4.10.
Daargelaten of [eiseres01] eigenaar is van de Auto en de Motor, kan de kantonrechter evenmin vaststellen dat [gedaagde01] de voertuigen feitelijk in bezit heeft, mede gelet op de gemotiveerde betwisting van de zijde van [gedaagde01] . [eiseres01] heeft niet verklaard op welke wijze of op welk moment [gedaagde01] het feitelijk bezit van de voertuigen van [eiseres01] heeft afgenomen. De door [eiseres01] in het geding gebrachte foto waaruit blijkt dat de Auto geparkeerd staat in de buurt van het woonadres van [gedaagde01] is in elk geval niet toereikend ter onderbouwing van haar stelling. Dat de auto op het moment van het nemen van de foto kennelijk in de buurt stond van het woonadres van [gedaagde01] , betekent immers niet dat [gedaagde01] de feitelijke beschikking heeft over de Auto. Een foto is bovendien slechts een momentopname. Daar komt bij dat De Motor niet op de foto staat, terwijl [eiseres01] niet anderszins heeft onderbouwd dat [gedaagde01] feitelijk bezitter is van de Motor. [eiseres01] heeft haar stelling dat [gedaagde01] de voertuigen onrechtmatig onder zich houdt dan ook onvoldoende onderbouwd.
4.11.
Nu [gedaagde01] niet belast kan worden met een - met dwangsom - versterkte veroordeling waarvan op voorhand onvoldoende vast staat dat zij in de positie verkeert om deze na te komen, dient de vordering van [eiseres01] reeds om die reden te worden afgewezen. Daarmee kan verder in het midden blijven of en in hoeverre eiseres een beroep op teruggave van de Auto en de Motor uit hoofde van het door haar gestelde eigendomsrecht toe komt.
4.12.
De kantonrechter houdt iedere verdere beslissing aan.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
draagt [gedaagde01] op te bewijzen dat zij het onder 4.4 genoemde bedrag aan of ten behoeve van [eiseres01] in contanten heeft betaald;
5.2.
bepaalt dat:
  • [gedaagde01] zich ter rolzitting van
  • indien zij dat wil doen door schriftelijke bewijsstukken, zij die dan dadelijk bij die akte in het geding moet brengen;
  • indien zij getuigen wenst voor te brengen, zij in die akte opgave moet doen van naam en woonplaats van de door haar voor te brengen getuigen alsook van de verhinderdata van
5.3.
wijst [gedaagde01] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
5.4.
bepaalt dat [gedaagde01] te zijner tijd zelf zorg dient te dragen voor behoorlijke oproeping van de getuigen;
5.5.
bepaalt dat het getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100, gebouw B (het rode gebouw) te Rotterdam, ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter.
5.6.
houdt iedere verdere beslissing aan;
Dit vonnis is gewezen door mr. A.J.M. van Breevoort en in het openbaar uitgesproken.
50724