In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023, heeft eiser [eiser01] een kort geding aangespannen tegen Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat hij onterecht beschuldigd is van kindermishandeling en eiste een immateriële schadevergoeding van € 2.500,-. De procedure begon met een dagvaarding op 29 december 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 januari 2023. Tijdens deze behandeling is vastgesteld dat Jeugdbescherming niet correct is verschenen, omdat de vertegenwoordiger geen advocaat was en er geen bestuurder aanwezig was. Hierdoor is verstek verleend tegen Jeugdbescherming.
De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat in een kort geding alleen voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen als er sprake is van een spoedeisend belang. De gevraagde verklaring voor recht werd afgewezen, omdat dit geen voorlopige maatregel is, maar een definitief oordeel. Daarnaast werd de vordering tot schadevergoeding afgewezen, omdat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van spoedeisend belang en het risico dat hij het bedrag niet kan terugbetalen als hij in een bodemprocedure ongelijk krijgt, niet was onderbouwd.
Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Jeugdbescherming op € 0,- zijn vastgesteld, aangezien zij niet correct in de procedure is verschenen.