ECLI:NL:RBROT:2023:142

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
13 januari 2023
Zaaknummer
649959 / KG ZA 22-1081
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vorderingen in kort geding met betrekking tot beschuldigingen van kindermishandeling en schadevergoeding

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023, heeft eiser [eiser01] een kort geding aangespannen tegen Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond. Eiser vorderde een verklaring voor recht dat hij onterecht beschuldigd is van kindermishandeling en eiste een immateriële schadevergoeding van € 2.500,-. De procedure begon met een dagvaarding op 29 december 2022, gevolgd door een mondelinge behandeling op 9 januari 2023. Tijdens deze behandeling is vastgesteld dat Jeugdbescherming niet correct is verschenen, omdat de vertegenwoordiger geen advocaat was en er geen bestuurder aanwezig was. Hierdoor is verstek verleend tegen Jeugdbescherming.

De rechter heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat in een kort geding alleen voorlopige maatregelen kunnen worden getroffen als er sprake is van een spoedeisend belang. De gevraagde verklaring voor recht werd afgewezen, omdat dit geen voorlopige maatregel is, maar een definitief oordeel. Daarnaast werd de vordering tot schadevergoeding afgewezen, omdat eiser niet voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van spoedeisend belang en het risico dat hij het bedrag niet kan terugbetalen als hij in een bodemprocedure ongelijk krijgt, niet was onderbouwd.

Uiteindelijk heeft de voorzieningenrechter de vorderingen van eiser afgewezen en hem veroordeeld in de proceskosten, die aan de kant van Jeugdbescherming op € 0,- zijn vastgesteld, aangezien zij niet correct in de procedure is verschenen.

Uitspraak

RECHTBANK Rotterdam

Team handel en haven
Zaaknummer: 649959 / KG ZA 22-1081
Vonnis in kort geding van 11 januari 2023
in de zaak van
[eiser01],
wonend in [woonplaats01] ,
eiser,
advocaat: mr. J.M. Bossers,
tegen
Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd in Rotterdam,
gedaagde,
die niet is verschenen.
Partijen worden hierna [eiser01] en Jeugdbescherming genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 29 december 2022, met producties;
  • de mondelinge behandeling van 9 januari 2023.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling is namens Jeugdbescherming mr. Schuijs verschenen. Zij is geen advocaat. In een kort geding kan een rechtspersoon alleen worden bijgestaan door iemand die geen advocaat is, wanneer namens de rechtspersoon ook een bestuurder of statutair vertegenwoordiger is verschenen (artikel 79 lid 2 en 255 Rv). Dat is niet het geval. Jeugdbescherming is dus niet correct in deze procedure verschenen. Tegen Jeugdbescherming is daarom verstek verleend.
1.3.
De rechter heeft bepaald dat vandaag uitspraak wordt gedaan.

2.Het geschil

2.1.
[eiser01] eist samengevat (als de rechter het goed begrijpt):
  • voor recht te verklaren dat Jeugdbescherming [eiser01] onterecht beschuldigd heeft van kindermishandeling;
  • Jeugdbescherming te veroordelen om een immateriële schadevergoeding van € 2.500,- aan hem te betalen;
  • Jeugdbescherming te veroordelen in de proceskosten.
2.2.
[eiser01] baseert zijn eisen op het volgende. [eiser01] heeft tot 2019 een relatie gehad met mevrouw [naam01] . Samen hebben zij een dochter gekregen, [dochter01] . [eiser01] en [naam01] voeren de laatste tijd verschillende juridische procedures tegen elkaar, over hun omgang met [dochter01] . Op 30 augustus 2022 heeft deze rechtbank [dochter01] onder toezicht van Jeugdbescherming gesteld. Op 24 november 2022 heeft [naam01] aan Jeugdbescherming gemeld dat [dochter01] door [eiser01] geslagen wordt. Naar aanleiding van die melding heeft mevrouw [naam03] , medewerker van Jeugdbescherming, een gesprek gevoerd met [eiser01] . [eiser01] heeft aangegeven dat de melding van [naam01] niet klopt, maar hij heeft wel meegewerkt aan een onderzoek door Enver. Enver heeft geconcludeerd dat er geen signalen van onveiligheid zijn tussen [dochter01] en [eiser01] . Op 12 januari 2023 behandelt Rechtbank Rotterdam in een bodemprocedure tussen [eiser01] en [naam01] de omgangsregeling van [dochter01] . [eiser01] vindt het belangrijk dat voor die tijd wordt rechtgezet dat hij [dochter01] zou hebben mishandeld. Hij vindt ook dat Jeugdbescherming onvoldoende aan waarheidsvinding heeft gedaan, naar aanleiding van de melding.

3.De beoordeling

Kort geding
3.1.
In een kortgedingprocedure is de rechter bevoegd om een voorlopige maatregel te treffen, als de eisende partij daarbij een spoedeisend belang heeft (art. 254 Rv). De rechter geeft in een kort geding dus alleen een voorlopig oordeel over de zaak.
Verklaring voor recht
3.2.
[eiser01] eist een verklaring voor recht. Mr. Bossers heeft tijdens de mondelinge behandeling toegelicht dat het erom gaat dat de rechtsverhouding tussen partijen wordt vastgesteld. Dat is niet mogelijk in een kort geding. Dat is namelijk geen voorlopige maatregel, maar een oordeel met een definitief karakter. De geëiste verklaring voor recht wordt daarom afgewezen.
Immateriële schadevergoeding
3.3.
[eiser01] stelt verder dat hij € 2.500,- aan immateriële schade heeft geleden, omdat Jeugdbescherming hem vals beschuldigd heeft. Hij eist betaling van dat bedrag (artikel 6:162 BW). Met een geldvordering in kort geding moet terughoudend worden omgegaan. Een geldvordering kan alleen worden toegewezen als deze voldoende aannemelijk is en er sprake is van een grote mate van spoedeisendheid. Bovendien moet er rekening worden gehouden met het risico dat [eiser01] het bedrag niet terug kan betalen als hij in een bodemprocedure alsnog ongelijk krijgt. [eiser01] heeft over dit risico en over het spoedeisende belang van deze eis niets geschreven in de dagvaarding. Bovendien heeft mr. Bossers tijdens de zitting op een vraag van de rechter bevestigd dat deze vordering zich, gelet op de bijzondere eisen die gelden voor een geldvordering in kort geding, wellicht niet goed leent voor een kort geding. Om deze reden wordt deze vordering afgewezen.
Proceskosten
3.4.
Omdat de eisen van [eiser01] worden afgewezen, moet hij de kosten van deze procedure betalen. Deze kosten worden aan de kant van Jeugdbescherming vastgesteld op € 0,-, omdat zij niet (correct) in deze procedure is verschenen.

4.De beslissing

De voorzieningenrechter:
4.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
4.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de kant van Jeugdbescherming tot dit vonnis vastgesteld op € 0,-;
Dit vonnis is gewezen door mr. Th. Veling en in het openbaar uitgesproken.
3531