ECLI:NL:RBROT:2023:1389

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 februari 2023
Publicatiedatum
23 februari 2023
Zaaknummer
10/143952-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak oplichting en medeplichtigheid, bewezenverklaring schuldwitwassen en diefstallen aanhangwagens

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 13 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979 en niet ingeschreven in de basisregistratie. De rechtbank heeft geoordeeld dat de dagvaarding voldoende duidelijk was en heeft de verdachte vrijgesproken van oplichting en medeplichtigheid aan oplichting. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan medeplegen van schuldwitwassen en aan negen diefstallen van aanhangwagens, alsook twee pogingen daartoe. De rechtbank heeft vastgesteld dat het bewijs rechtmatig was verkregen, ondanks de verdediging die stelde dat er sprake was van onrechtmatig verkregen bewijs door een onrechtmatige doorzoeking. De rechtbank oordeelde dat de verbalisanten correct hebben gehandeld volgens de wet.

De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 120 dagen, waarvan 117 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar. Daarnaast is een taakstraf van 150 uren opgelegd, te vervangen door 75 dagen vervangende hechtenis. De rechtbank heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn schuldenproblematiek en de noodzaak van begeleiding door de reclassering. De rechtbank heeft de vorderingen van benadeelde partijen gedeeltelijk toegewezen en de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan een benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de slachtoffers.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10/143952-21
Datum uitspraak: 13 februari 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01]
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1979,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
verblijvende op de [adres01] , [postcode01] te [plaats01] ,
raadsvrouw mr. C.G.Th. van de Weerd, advocaat te Dordrecht.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 30 januari 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding, zoals deze op de terechtzitting overeenkomstig de vordering van de officier van justitie is gewijzigd.
De tekst van de gewijzigde tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Spaans heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder feit 1: zaak 12, zaak 13 en zaak 20 ten laste gelegde, het onder feit 4: zaak 16 ten laste gelegde, het onder feit 5: zaak 17 ten laste gelegde en het primair onder feit 6: zaak 19 ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder feit 1: zaak 6 (met uitzondering van de ten laste gelegde braak), zaak 8 en zaak 18 (met uitzondering van de ten laste gelegde braak) ten laste gelegde, het onder feit 2: zaak 1, zaak 2, zaak 3, zaak 4, zaak 7, zaak 9 en zaak 15 ten laste gelegde, het onder feit 3: zaak 5 en zaak 10 ten laste gelegde en het subsidiair onder feit 6: zaak 19 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 120 dagen met aftrek van voorarrest, waarvan 117 dagen voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en als bijzondere voorwaarden dat de verdachte zich zal melden bij de reclassering en zal meewerken aan schuldhulpverlening, alsmede oplegging van een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen vervangende hechtenis.

4.Geldigheid van de dagvaarding

4.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de dagvaarding met betrekking tot feit 2: zaak 2 nietig is omdat de verkeerde straat in de tenlastelegging is opgenomen.
4.2.
Beoordeling
Artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) schrijft voor dat de dagvaarding een opgave behelst van het feit dat ten laste wordt gelegd, teneinde de inzet van het geding en de te volgen beslissingsstructuur met de vereiste duidelijkheid vast te leggen. De rechtbank is van oordeel dat uit de tenlastelegging, bezien tegen de achtergrond van het dossier, voldoende duidelijk het verwijt volgt dat de verdachte gemaakt wordt. Dat dit ook voor de verdachte duidelijk is geweest volgt uit de bekennende verklaring die hij over het betreffende feit heeft afgelegd.
4.3
Conclusie
De dagvaarding is geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Onrechtmatig verkregen bewijs?
5.1.1.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs als gevolg van een onrechtmatige doorzoeking. De raadsvrouw heeft daartoe aangevoerd dat uit het proces-verbaal van bevindingen met nummer [nummer proces-verbaal01] volgt dat het bedrijfspand aan de [straatnaam01] te Oosterhout is doorzocht op grond van artikel 96 Sv, terwijl dit artikel slechts de bevoegdheid tot zoekend rondkijken geeft. Nu de verdachte hierdoor in zijn belangen is geschaad, is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim in de zin van artikel 359a Sv. Dit onherstelbare vormverzuim zou moeten leiden tot bewijsuitsluiting, aldus de raadvrouw. Zij heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de verdachte op grond hiervan integraal moet worden vrijgesproken van de feiten 1, 2 en 3. Subsidiair dient per bewijsmiddel te worden bekeken of dit het resultaat is van de onrechtmatige doorzoeking.
5.1.2.
Beoordeling
De rechtbank verwerpt het verweer van de verdediging dat sprake is van onrechtmatig verkregen bewijs als gevolg van een onrechtmatige doorzoeking. Hoewel de rechtbank constateert dat in het proces-verbaal van bevindingen artikel 96 Sv als bevoegdheid voor de doorzoeking van het bedrijfspand is vermeld, blijkt uit de inhoud van dit proces-verbaal dat de handelwijze van de verbalisanten overeenkomt met de doorzoekingsbevoegdheid zoals deze in artikel 96c Sv wordt erkend. Dit maakt dat de verbalisanten conform de wet hebben gehandeld en de doorzoeking van het bedrijfspand rechtmatig was. De bewijsmiddelen zijn derhalve op een rechtmatige wijze verkregen en kunnen dus worden gebruikt voor het bewijs.
5.1.3.
Conclusie
De rechtbank verwerpt het verweer.
5.2.
Vrijspraak zonder nadere motivering
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de volgende ten laste gelegde feiten niet wettig en overtuigend kunnen worden bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken:
  • Feit 1: zaak 12, zaak 13 en zaak 20;
  • Feit 4: zaak 16;
  • Feit 5: zaak 17;
  • Feit 6: zaak 19 primair.
5.3.
Vrijspraak feit 2: zaak 3
5.3.1.
Standpunt officier van justitie
Aangevoerd is dat het ten laste gelegde feit wettig en overtuigend kan worden bewezen. Hoewel de verdachte ter terechtzitting zijn verklaring heeft genuanceerd, blijkt uit het politieverhoor dat hij zijn auto op de beelden heeft herkend. Nu deze verklaring wordt ondersteund door de overige bewijsmiddelen en de modus operandi in het dossier, bestaat er geen twijfel dat het de verdachte is geweest die het strafbare feit heeft gepleegd.
5.3.2.
Beoordeling
De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden zoals die blijken uit het strafdossier.
Op 13 mei 2021 is de aanhangwagen van [slachtoffer 1] weggenomen op het [straatnaam02] te Papendrecht. Uit screenshots van de camerabeelden blijkt dat de aanhangwagen mogelijk is weggenomen door een donkerkleurige personenauto. De verdachte heeft in het eerste politieverhoor enige betrokkenheid ontkend. In het tweede politieverhoor heeft de verdachte verklaard dat hij zijn auto op de beelden heeft herkend. Hij moet ook deze aanhangwagen hebben gestolen, omdat niemand anders met zijn auto aanhangwagens heeft weggenomen. Ter terechtzitting heeft de verdachte deze verklaring genuanceerd. Volgens hem heeft hij dit verklaard, omdat de verbalisanten hem vertelde dat het zijn auto was.
Nu de verdachte zijn verklaring ter terechtzitting heeft genuanceerd, de screenshots van de camerabeelden niet voldoende duidelijk zijn en de aangifte verder op geen enkele manier ondersteuning vindt in het dossier, is de rechtbank van oordeel dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is voor de betrokkenheid van de verdachte bij de diefstal van deze aanhangwagen.
5.3.3.
Conclusie
Het onder feit 2: zaak 3 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
5.4.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De volgende feiten zijn door de verdachte bekend:
  • Feit 1: zaak 6 (met uitzondering van de ten laste gelegde braak), zaak 8 en zaak 18 (met uitzondering van de ten laste gelegde braak);
  • Feit 2: zaak 1, zaak 2, zaak 4, zaak 7, zaak 9 en zaak 15;
  • Feit 3: zaak 5 en zaak 10.
Nu de verdachte de hiervoor genoemde feiten heeft bekend en de raadsvrouw zich met betrekking tot deze feiten heeft gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank, zullen de hiervoor genoemde feiten zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat er bij de onder feit 1: zaak 6 en zaak 18 ten laste gelegde feiten geen sprake is van braak, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering partieel zal worden vrijgesproken.
5.5.
Bewijswaardering feit 6: zaak 19
5.5.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het subsidiair ten laste gelegde, te weten: medeplichtigheid aan oplichting, wettig en overtuigend kan worden bewezen. Uit de verklaringen van [getuige01] en [getuige02] blijkt dat er vooraf is gesproken over een crimineel plan. De verdachte heeft vervolgens zijn bankpas en inloggegevens afgegeven aan [getuige03] en zijn rekening ter beschikking gesteld. Kort na de overboeking van het geldbedrag heeft de verdachte telefonisch contact gehad met [getuige03] en ingelogd op zijn eigen bankrekening. Ook heeft hij de naam “ [naam01] ” genoemd in een gesprek met de ING-helpdesk. Dezelfde naam moesten de aangevers bij de overboeking vermelden. Hieruit blijkt dat de verdachte wist, althans had moeten vermoeden, dat er criminele handelingen met zijn bankpas zouden worden gepleegd. De verdachte is een spil geweest in het geheel.
5.5.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. Er was geen sprake van een vooropgezet crimineel plan en de verdachte heeft geen opzet gehad op het plegen van het gronddelict. Het meer subsidiair ten laste gelegde, te weten: medeplegen van schuldwitwassen, kan wel wettig en overtuigend worden bewezen.
5.5.3.
Beoordeling
Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het subsidiair ten laste gelegde. De rechtbank overweegt hiertoe als volgt.
Uit de gevorderde gegevens van ING blijkt dat het geldbedrag van € 10.003,92 door de aangevers op 8 april 2020 om 15:33 uur is gestort op de rekening van de verdachte. Omstreeks 15:49 uur heeft de verdachte ingelogd op zijn bankrekening. Vervolgens is er om 15:57 uur en 15:58 uur een bedrag van in totaal € 3.000,00 gepind. De verdachte heeft verklaard dat hij zijn bankpas en inloggegevens aan [getuige03] heeft gegeven zodat [getuige03] een bedrag op de rekening van de verdachte kon storten. In ruil daarvoor zou hij in totaal een bedrag van € 500,00 krijgen. Nadat het geldbedrag was overgemaakt, heeft de verdachte ingelogd op zijn rekening. Op enig moment is de verdachte gebeld door [getuige03] en heeft hij nogmaals ingelogd op zijn rekening. De verdachte wist pas dat er fraude was gepleegd met zijn bankrekening toen hij belde met de ING-helpdesk.
Uitgaande van de verklaring van de verdachte, zoals hiervoor weergegeven, kan worden vastgesteld dat hij hulp heeft geboden bij het plegen van enig strafbaar feit. Niet bewezen kan echter worden dat de verdachte wetenschap had van en opzet, al dan niet in voorwaardelijke vorm, had op het plegen van het gronddelict. Dat betekent dat de medeplichtigheid aan de oplichting niet bewezen kan worden.
Het meer subsidiair ten laste gelegde, het medeplegen van schuldwitwassen, kan wel bewezen worden. De verdachte had immers moeten weten dat er door het afgeven van zijn bankpas en gegevens mogelijk gelden op zijn bankrekening zouden worden gestort die van enig misdrijf afkomstig zijn.
5.5.4.
Conclusie
Het onder feit 6: zaak 19 subsidiair ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken. Het onder feit 6: zaak 19 meer subsidiair ten laste gelegde is wel wettig en overtuigend bewezen.
5.6.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 6: zaak 19 meer subsidiair ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder feit 1: zaak 6, zaak 8, zaak 18 en de onder feit 2: zaak 1, zaak 2, zaak 4, zaak 7, zaak 9, zaak 15 en de onder feit 3: zaak 5 en zaak 10 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
1.
hij in de periode van 2 april 2021 tot en met 30 juni 2021, te Alblasserdam en/of Zwijndrecht
en/of Dordrecht, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere aanhangwagens, geheel toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden, al dan niet door middel van braak , de weg te nemen aanhangwagens onder zijn bereik heeft gebracht en wel onder meer:
- ( Zaak 6) op 5 juni 2021 op de [straatnaam03] te Alblasserdam, een aanhangwagen geheel toebehorende aan [slachtoffer 2] , en- (Zaak 8) op 6 juni 2021 op/aan de [straatnaam04] te Zwijndrecht, een aanhangwagen, geheel toebehorende aan [slachtoffer09] , en- (Zaak 18) op 21 juni 2021 in/aan de [straatnaam05] te Dordrecht, een aanhangwagen geheel toebehorende aan [slachtoffer02] ;
2.
hij in de periode van 15 maart 2021 tot en met 19 juni 2021 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Sliedrecht, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen meerdere aanhangwagens, geheel toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbenden,
- ( Zaak 1) op 16 mei 2021 op de [straatnaam06] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen geheel toebehorende aan [slachtoffer15] , en
- ( Zaak 2) op of omstreeks 9 mei 2021 te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen geheel toebehorende aan [slachtoffer17] , en
- ( Zaak 4) op 15 maart 2021 op/aan het [straatnaam07] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen (merk Loady) geheel toebehorende aan [slachtoffer18] , en
- ( Zaak 7) op of omstreeks 7 juni 2021 op/aan [straatnaam08] te Sliedrecht, een aanhangwagen, geheel toebehorende aan [slachtoffer03] , en
- ( Zaak 9) op 14 juni 2021 op/aan de [straatnaam09] te Sliedrecht, een aanhangwagen (beladen met onder andere lp’s en gereedschap en een platenspeler en kleding, ), geheel toebehorende aan [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] , en
- ( Zaak 15) op 19 juni 2021 op/aan [straatnaam10] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen, geheel toebehorende aan [slachtoffer06] , ;
3.
hij in de periode van 27 januari 2021 tot en met 16 juni 2021 te Dordrecht en/of te Sliedrecht, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aanhangwagens, die geheel toebehoorden aan de hierna te noemen rechthebbenden, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en/die weg te nemen aanhangwagens onder zijn bereik te brengen door middel van braak te weten
- ( Zaak 5) op 27 januari 2021 op/aan de [straatnaam11] te Dordrecht, een aanhangwagen, geheel toebehorende aan [slachtoffer07] , met een slijptol het slot van die aanhangwagen heeft geforceerd en
- ( Zaak 10) op 16 juni 2021 op/aan het [straatnaam12] te Sliedrecht, een aanhangwagen, geheel toebehorende aan [slachtoffer08] , met een boor, de cilinder uit het discus hangslot heeft geboord, terwijl telkens de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
6.
(Zaak 19)
hij in de periode van 8 april 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam en te Papendrecht, tezamen en in vereniging met anderen, één geldbedrag van in totaal 10.003,92 euro , voorhanden heeft gehad, terwijl hij en zijn mededaders, redelijkerwijs hadden moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1. (zaak 8):
Diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meerdere malen gepleegd;
(zaak 6 en zaak 18):
Diefstal, meermalen malen gepleegd;
2.
Diefstal, meermalen gepleegd;
3.
Poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak, meermalen gepleegd;
6.
Medeplegen van schuldwitwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straffen

8.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straffen zijn gebaseerd
De verdachte heeft zich allereerst schuldig gemaakt aan negen diefstallen van aanhangwagens en twee pogingen daartoe. Dit zijn zeer vervelende feiten die zowel praktische overlast als financiële schade voor de slachtoffers hebben veroorzaakt. De verdachte heeft zich aan die overlast en schade niets gelegen laten liggen en heeft geen respect getoond voor anderen en andermans eigendommen. Hoewel hij heeft verklaard de diefstallen te hebben gepleegd om eten voor zijn dochter te kunnen kopen, heeft hij hiermee uitsluitend zijn persoonlijk gewin op het oog gehad.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van schuldwitwassen. De verdachte heeft zijn rekening, bankpas en inloggegevens ter beschikking gesteld, zodat anderen op deze rekening een geldbedrag konden storten. De verdachte heeft er door zijn handelen aan bijgedragen dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Dit vormt een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit van het financiële en economische verkeer. Ook brengen dit soort feiten maatschappelijke verontwaardiging teweeg. Dit wordt de verdachte aangerekend.
8.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
8.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 12 januari 2023, waaruit blijkt dat de verdachte in de vijf jaar voorafgaand aan de bewezenverklaarde feiten is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
8.3.2.
Rapportages
Reclasseringsinstelling Leger des Heils heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 26 augustus 2021. Dit rapport houdt onder meer het volgende in.
Er zijn aanwijzingen voor hoge schulden bij de verdachte. Daarnaast bestaat er een financieel risico, omdat de verdachte geen zorgverzekering heeft en kampt met een hernia. Naast een financieel motief wordt als delictgerelateerde factor benoemd dat de verdachte reeds bekend is met het plegen van vermogensdelicten. Mogelijk werkt dit drempelverlagend bij het maken van adequate keuzes in de toekomst. De reclassering ziet daarnaast aanwijzingen van impulsief gedrag. Er zijn geen aanwijzingen voor problemen op het gebied van middelengebruik. De verdachte staat vanaf begin juli 2021 onder toezicht bij het Leger des Heils. Volgens zijn toezichthouder is de verdachte gemotiveerd en meewerkend. Er zijn inmiddels stappen ondernomen voor ambulante begeleiding. Bij de voorwaarden die bij de schorsing van de voorlopige hechtenis zijn opgelegd, wordt vooral ingezet op praktische begeleiding en ondersteuning. Deelname aan een gedragsinterventie wordt op dit moment niet van meerwaarde geacht. Bij een veroordeling adviseert de reclassering het opleggen van de volgende bijzondere voorwaarden: melden bij de reclassering, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan een inspanningsverplichting.
Uit een voortgangsverslag van het Leger des Heils, gedateerd 19 januari 2023, blijkt dat de verdachte fulltime werkt, maar dat er nog geen vermindering is van zijn schuldenlast. De verdachte wil zijn schuldenproblematiek op zijn eigen manier aanpakken.
Ter zitting is de heer [naam02] , reclasseringswerker bij het Leger des Heils, gehoord. Hij heeft benadrukt dat het met name van belang is dat de verdachte meewerkt aan schuldhulpverlening, al dan niet in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De rechtbank zal afzien van het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor langere duur dan het reeds ondergane voorarrest, omdat de verdachte vanaf de schorsing van zijn voorlopige hechtenis in juni 2021 positieve stappen heeft gezet die met het opleggen van een langere onvoorwaardelijke gevangenisstraf mogelijk teniet worden gedaan. In plaats daarvan wordt een taakstraf en een grotendeels voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd. De rechtbank acht een lagere dan door de officier van justitie geëiste taakstraf passend, omdat zij minder feiten bewezen acht.
Nu de reclassering begeleiding en bijzondere voorwaarden noodzakelijk acht, zullen aan het voorwaardelijk deel van de straf de na te noemen voorwaarden worden gekoppeld. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

9.Vorderingen benadeelde partijen / schadevergoedingsmaatregelen

Als benadeelde partijen hebben zich in het geding gevoegd:
  • [benadeelde02] ter zake van het onder feit 1: zaak 8 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.202,14 aan materiële schade;
  • [benadeelde05] ter zake van het onder feit 1: zaak 12 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 4.617,10 aan materiële schade;
  • [benadeelde06] ter zake van het onder feit 1: zaak 13 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 475,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde07] . ter zake van het onder feit 1: zaak 20 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.042,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde03] ter zake van het onder feit 2: zaak 1 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 800,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde08] . ter zake van het onder feit 2: zaak 2 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 1.150,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde01] ter zake van het onder feit 2: zaak 3 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 650,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde04] ter zake van het onder feit 2: zaak 4 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 480,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde09] ter zake van het onder feit 2: zaak 9 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 19.350,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde10] ter zake van het onder feit 2: zaak 15 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 300,00 aan materiële schade;
  • [benadeelde11] . ter zake van het onder feit 4: zaak 16 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 3.706,50 aan materiële schade;
  • [benadeelde12] ter zake van het onder feit 6: zaak 19 ten laste gelegde feit. De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 10.000,00 aan immateriële schade.
9.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde partij01] ., [benadeelde06] , [benadeelde11] . en [benadeelde07] . niet-ontvankelijk te verklaren, gelet op de gerekwireerde vrijspraak.
Verder heeft hij verzocht de vorderingen van de volgende benadeelde partijen gedeeltelijk toe te wijzen: [benadeelde02] (tot een bedrag van € 675,00), [benadeelde09] (tot een bedrag van € 10.000,00) en [benadeelde12] (tot een bedrag van € 5.000,00). Het resterende gedeelte van deze vorderingen dient niet-ontvankelijk te worden verklaard. De officier van justitie is van mening dat alle overige ingediende vorderingen geheel dienen te worden toegewezen. Ten aanzien van alle toegewezen bedragen dienen deze te worden vermeerderd met de wettelijke rente. Daarnaast heeft de officier van justitie verzocht om de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde11] ., [benadeelde06] , [benadeelde07] ., [benadeelde01] en [benadeelde11] . niet-ontvankelijk dienen te worden verklaard, gelet op de bepleite vrijspraak.
De vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde02] , [benadeelde03] , [benadeelde08] ,
[benadeelde04] , [benadeelde09] en [benadeelde12] dienen niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat deze niet (voldoende) zijn onderbouwd. In de vordering van de benadeelde partij [benadeelde08] . ontbreekt bovendien een machtiging of een uittreksel van de Kamer van Koophandel.
De verdediging heeft zich gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van de vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij02] .
9.3.
Beoordeling
[benadeelde11] ., [benadeelde06] , [benadeelde07] ., [benadeelde01] en [benadeelde11] .
De benadeelde partijen zullen niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen, omdat de verdachte wordt vrijgesproken van de ten laste gelegde feiten. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard in hun vorderingen, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
[benadeelde02] , [benadeelde08] ., [benadeelde03] , [benadeelde04] en [benadeelde09]
Deze benadeelde partijen zullen ook niet-ontvankelijk worden verklaard in hun vorderingen. De vorderingen zijn onvoldoende onderbouwd. Het levert een onevenredige belasting van het strafgeding op om de strafzaak aan te houden en de benadeelde partijen in de gelegenheid te stellen hun vorderingen nader toe te lichten. De vorderingen kunnen bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zullen worden verklaard, zullen de benadeelde partijen worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vorderingen gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil.
[benadeelde12]
Voor de vergoeding van immateriële schade op grond van artikel 6:106 BW heeft volgens de Hoge Raad (ECLI:NL:HR:2012:BW1519) als uitgangspunt te gelden dat de benadeelde geestelijk letsel heeft opgelopen. Hierbij dient het te gaan om een aan de hand van objectieve maatstaven vast te stellen psychische beschadiging. Dit zal in de regel betekenen dat een rapportage door een deskundige onontbeerlijk is. In het onderhavige geval ontbreekt een deskundigenrapport. Onderzoek naar het opgelopen geestelijk letsel zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen en zou dan ook een onevenredige belasting van het strafproces opleveren. De vordering kan derhalve bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Omdat de vordering van de benadeelde partij niet-ontvankelijk zal worden verklaard, zal de benadeelde partij worden veroordeeld in de kosten door de verdachte ter verdediging van de vordering gemaakt, welke kosten tot op heden worden begroot op nihil
[benadeelde partij02]
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door het onder feit 2: zaak 15 bewezen verklaarde strafbare feit, rechtstreeks materiële schade is toegebracht en de vordering genoegzaam is onderbouwd, zal deze, ondanks de betwisting door de verdediging, worden toegewezen.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 19 juni 2021.
Nu de vordering van de benadeelde partij zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil.
9.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij [benadeelde partij02] een schadevergoeding betalen van € 300,00, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld. Tevens wordt oplegging van de maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht. Over het overige deel van de gevorderde schadevergoedingen wordt in deze procedure geen inhoudelijke beslissing genomen.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 47, 57, 310, 311 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder feit 1: zaak 12, zaak 13 en zaak 20, de onder feit 2: zaak 3, de onder feit 4: zaak 16, de onder feit 5: zaak 17 en de onder feit 6: zaak 19 primair en subsidiair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder feit 1: zaak 6, zaak 8 en zaak 18, de onder feit 2: zaak 1, zaak 2, zaak 4, zaak 7, zaak 9 en zaak 15, de onder feit 3: zaak 5 en zaak 10 en de onder feit 6: zaak 19 meer subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) dagen;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 117 (honderdzeventien) dagen niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:
zich meldt op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt. De reclassering zal contact met de veroordeelde opnemen voor de eerste afspraak;
meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening, al dan niet in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen indien de reclassering dit noodzakelijk acht. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
60 (zestig) dagen;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte, die bij eerdere beslissing is geschorst;
verklaart de benadeelde partijen [benadeelde03] , [benadeelde08] ., [benadeelde04] , [benadeelde02] , [benadeelde09] , [benadeelde01] , [benadeelde11] ., [benadeelde06] , [benadeelde11] ., [benadeelde07] . en [benadeelde12] niet-ontvankelijk in de vordering;
bepaalt dat deze vorderingen slechts kunnen worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt deze benadeelde partijen in de kosten door de verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakt, en begroot deze kosten op nihil;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij [benadeelde partij02] , te betalen een bedrag van
€ 300,00 (zegge: driehonderd euro),bestaande uit materiële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 19 juni 2021 tot aan de dag der algehele voldoening;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil, aan salaris voor de advocaat en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [benadeelde partij02] te betalen
€ 300,00(hoofdsom,
zegge: driehonderd euro), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 juni 2021 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 300,00 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
6 (zes) dagen;
de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.F. Smulders, voorzitter,
en mrs. J. Montijn en G.A.J.M. van Vugt, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J.R. de Graaf, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 13 februari 2023.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst gewijzigde tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 2 april 2021 tot en met 30 juni 2021, te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Sliedrecht en/of Alblasserdam en/of Zwijndrecht
en/of Papendrecht en/of Dordrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (of meerdere) aanhangwagen(s), geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n), al dan niet door middel van braak en/of verbreking, de weg te nemen aanhangwagens onder zijn bereik heeft gebracht en wel onder meer:
- ( Zaak 6) op 5 juni 2021 op de [straatnaam03] te Alblasserdam, een aanhangwagen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 8) op 6 juni 2021 op/aan de [straatnaam04] te Zwijndrecht, een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer09] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 12) op of omstreeks 2 april 2021 op/aan [straatnaam13] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen (beladen met steigermateriaal van het merk Altrex), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer10] en/of [slachtoffer11] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 13) op 12 juni 2021 op/aan de [straatnaam14] te Papendrecht, een aanhangwagen (merk Humbaur), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer12] en/of
- ( Zaak 18) op 21 juni 2021 in/aan de [straatnaam05] te Dordrecht, een aanhangwagen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer02] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 20) in of omstreeks de periode 1 juni 2021 tot en met 30 juni 2021 (vanaf een bouwterrein gelegen aan de [straatnaam15] te Sliedrecht, een aanhangwagen (beladen met steigermateriaal), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer13] . en/of [slachtoffer14] ., althans aan een ander of anderen dan aan verdachte;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht )
2.
hij in of omstreeks de periode 15 maart 2021 tot en met 19 juni 2021 te Hendrik-Ido-Ambacht en/of Sliedrecht, althans in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een (of meerdere) aanhangwagen(s), geheel of ten dele toebehorende aan de hierna te noemen rechthebbende(n),
- ( Zaak 1) op 16 mei 2021 op de Van [straatnaam06] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer15] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 2) op of omstreeks 9 mei 2021 op de [straatnaam03] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer16] en/of [slachtoffer17] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 3) op of omstreeks 13 mei 2021 op/aan het [straatnaam02] te Papendrecht, een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [zwaan01] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 4) op 15 maart 2021 op/aan het [straatnaam07] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen (merk Loady) geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer18] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 7) op of omstreeks 7 juni 2021 op/aan [straatnaam08] te Sliedrecht, een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer03] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 9) op 14 juni 2021 op/aan de [straatnaam09] te Sliedrecht, een aanhangwagen (beladen met onder andere lp's en/of gereedschap en/of (een) platenspeler(s) en/of kleding, althans met enig(e) goed(eren)), geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer04] en/of [slachtoffer05] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
- ( Zaak 15) op 19 juni 2021 op/aan [straatnaam10] te Hendrik-Ido-Ambacht, een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer06] , althans aan een ander of anderen dan aan verdachte;
( art 310 Wetboek van Strafrecht )
3.
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 27 januari 2021 tot en met 16 juni 2021 te Dordrecht en/of te Sliedrecht, althans in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een) aanhangwagen(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele toebehoorden aan de hierna te noemen rechthebbenden, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen aanhangwagens onder zijn bereik te brengen door middel van braak en/of verbreking te weten
- ( Zaak 5) op 27 januari 2021 op/aan de [straatnaam11] te Dordrecht, een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer07] , met een slijptol het slot van die aanhangwagen heeft geforceerd en/of
- ( Zaak 10) op 16 juni 2021 op/aan het [straatnaam12] te Sliedrecht, een aanhangwagen, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer08] , met een boor, althans met gereedschap de cilinder uit het discus hangslot heeft geboord, terwijl (telkens) de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
( art 310 Wetboek van Strafrecht, art 311 lid 1 ahf/sub 5 Wetboek van Strafrecht, art
45 lid 1 Wetboek van Strafrecht )
4.
(Zaak 16)
hij in of omstreeks de periode 11 februari 2021 tot en met 16 februari 2021 te Arkel, gemeente Molenlanden, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) aanhangwagen(s) en/of steigermateriaal en/of gereedschap, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer19] ., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich hadden, te weten door het aangaan van een huurcontract voor die
goederen voor de periode van 11 februari 2021 tot en met 12 februari 2021, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
5.
(Zaak 17)
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode 10 februari 2021 tot en met 20 mei 2021, te Etten-Leur, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk (een) aanhangwagen(s) en/of steigermateriaal en/of een lasapparaat en/of een laskap en/of laselektroden, in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [slachtoffer20] ., in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), en welk(e) goed(eren) verdachte en/of zijn mededader(s) anders dan door misdrijf onder zich hadden, te wetendoorhet aangaan van een huurcontract voor die goederen, wederrechtelijk zich heeft/hebben toegeëigend;
( art 321 Wetboek van Strafrecht, art 47 lid 1 ahf/sub 1 Wetboek van Strafrecht )
6.
(Zaak 19)
hij op 8 april 2020 te Papendrecht, Rotterdam en Usquert, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsels van verdichtsels, [slachtoffer21] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een giraal geldbedrag van 10.003,92 euro, door die [slachtoffer21] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank en te melden dat er een verdachte transactie van 5000 euro op haar rekening klaarstond en dat ter voorkoming van die overboeking van 5000 euro naar Bulgarije, tegoeden van rekeningen naar een veilige tussenrekening, te weten rekeningnummer [iban_nummer01] o.n.v. [verdachte01] , overgeboekt moesten worden;
subsidiair, voor zover vorenstaande niet tot een veroordeling en strafoplegging zou leiden:
een of meer anderen op 8 april 2020 te Papendrecht, Rotterdam en Usquert, althans in Nederland, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsels van verdichtsels, [slachtoffer21] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, te weten een giraal geldbedrag van 10.003,92 euro, door die [slachtoffer21] telefonisch te benaderen en zich voor te doen als medewerker van de Rabobank en te melden dat er een verdachte transactie van 5000 euro op haar rekening klaarstond en dat ter voorkoming van die overboeking van 5000 euro naar Bulgarije, tegoeden van rekeningen naar een veilige tussenrekening, te weten rekeningnummer [iban_nummer01] o.n.v. [verdachte01] , overgeboekt moesten worden,
tot en/of bij het plegen van welk misdrijf verdachte in de periode van 1 januari 2020 tot en met 8 april 2020 te Dordrecht, althans in Nederland, opzettelijk gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of opzettelijk behulpzaam is geweest door zijn bankpas en inloggegevens ter beschikking te stellen;
meer subsidiair, voor zover vorenstaande niet tot een veroordeling en strafoplegging zou leiden:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode 8 april 2020 tot en met 15 april 2020 te Rotterdam en/of te Papendrecht,in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, één of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 10.003,92 euro heeft/hebben verworven, voorhanden heeft/hebben gehad, heeft/hebben overgedragen en/of omgezet, althans van één of meer voorwerp(en), te weten één of meer geldbedragen van in totaal (ongeveer) 10.003,92 euro, gebruik heeft/hebben gemaakt, terwijl hij en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovenomschreven voorwerp(en)
-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf.
( art 420quatr lid 1 ahf/ond b Wetboek van Strafrecht )