ECLI:NL:RBROT:2023:1371

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
10 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
10093642 / CV EXPL 22-27847
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Consumentenkoopovereenkomst en non-conformiteit van een auto met herstelverplichting

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een consumentenkoopovereenkomst tussen eiser [eiser01] en gedaagden [gedaagde01] c.s. over de aankoop van een BMW 114i. Eiser heeft de auto op 4 maart 2022 gekocht voor € 8.200,00, maar constateerde direct na de aankoop een 'drivetrain error'-melding. Na onderzoek bleek de motor defect te zijn, wat door gedaagden niet tijdig is hersteld. Eiser heeft gedaagden schriftelijk verzocht om de auto te repareren, maar dit is niet gebeurd. Eiser heeft de auto uiteindelijk door een derde laten repareren voor een bedrag van € 3.491,95 en vordert nu dit bedrag van gedaagden, evenals de wettelijke rente en proceskosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de auto non-conform was, aangezien deze niet voldeed aan de verwachtingen die eiser op basis van de overeenkomst mocht hebben. Gedaagden hebben nagelaten de auto tijdig te herstellen, wat in strijd is met de wet. De rechter heeft eiser toegestaan bewijs te leveren van de noodzaak van de herstelwerkzaamheden die door de derde zijn uitgevoerd. De zaak is aangehouden voor verdere bewijslevering en de rechter heeft een rolzitting gepland op 2 maart 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10093642 / CV EXPL 22-27847
datum uitspraak: 10 februari 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
wonende in [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. O. Albayrak te Den Haag,
tegen

1.[gedaagde01] V.O.F., die ook handelt onder de naam [bedrijf01] ,

gevestigd in [vestigingsplaats01] ,
2. [gedaagde02],
wonende in [woonplaats02] ,
3. [gedaagde03],
wonende in [woonplaats02] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. H. Mink te Oost-Souburg.
De partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] c.s.’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 september 2022, met bijlagen;
  • het antwoord, met een bijlage;
  • de brief van 31 oktober 2022, waarin een mondelinge behandeling is bepaald.
1.2.
Op 24 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij was de heer [eiser01] aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Namens [gedaagde01] c.s. was de heer [naam01] aanwezig, bijgestaan door de gemachtigde van [gedaagde01] c.s. Ter zitting is vastgesteld dat per abuis in de kop van de dagvaarding staat dat [eiser01] in Den Haag woont. Dit moet Vlaardingen zijn, zoals ook staat in punt 19 van de dagvaarding.

2.De inleiding

Waar gaat deze zaak over?
2.1.
[eiser01] heeft op 4 maart 2022 een BMW 114i met kenteken [kenteken01] (‘de auto’) van [gedaagde01] c.s. gekocht. De koopprijs bedroeg € 8.200,00. Direct na aankoop van de auto heeft [eiser01] geconstateerd dat op het dashboard een “drivetrain error”-melding verscheen. Hoewel de melding na het aan- en uitzetten van de auto verdween, verscheen in de daaropvolgende dagen meerdere malen dezelfde melding. Op 15 maart 2022 is vastgesteld dat de motor van de auto defect was, aangezien cilinder 4 geen compressie had, aldus [eiser01] . Op 23 maart 2022 heeft garagebedrijf [bedrijf02] B.V. (‘ [bedrijf02] ’) een offerte voor de reparatiekosten van de motor opgesteld, voor een bedrag van € 1.355,00. [eiser01] heeft deze offerte per Whatsapp van 23 maart 2023 naar [gedaagde01] c.s. gestuurd. [gedaagde01] c.s. heeft vervolgens aangeboden naar de auto te kijken, maar dan moest [eiser01] de auto langsbrengen. [eiser01] heeft daarop laten weten dat het niet mogelijk was om met de auto te rijden en dat [gedaagde01] c.s. zelf naar de auto kon komen kijken. [gedaagde01] c.s. heeft dat niet gedaan. Bij aangetekende brief van 6 april 2022 heeft [eiser01] het volgende aan [gedaagde01] c.s. geschreven:

Op 04–03–2022 heb bij jullie een BMW114i gekocht met kenteken [kenteken01] . Uit onderzoek blijkt dat de bougie, de injector en 4e cilinder kapot is. Daarom wil ik dat jullie het repareren of de reparatiekosten betalen. Auto kan niet mee worden gereden, daarom moet de monteur naar de autogarage in Schiedam komen. Ik wil je de gelegenheid geven tot 21-04-2022 om de auto te herstellen. Doet u dat niet, dan zal ik zelf de auto repareren en de kosten op je verhalen.”.
[gedaagde01] c.s. heeft de auto niet gerepareerd. [eiser01] heeft de auto door [bedrijf02] laten herstellen voor een bedrag van € 3.491,95 (factuur van 25 april 2022). Bij brief (ook verzonden per e-mail) van 30 mei 2022 heeft (de gemachtigde van) [eiser01] [gedaagde01] c.s. verzocht om het bedrag van € 3.491,95 binnen twee weken na ontvangst van deze brief te betalen. [gedaagde01] c.s. heeft dat niet gedaan.
Wat wil [eiser01] in deze zaak?
2.2.
[eiser01] wil dat [gedaagde01] c.s. wordt veroordeeld om de herstelkosten voor de auto ten bedrage van € 3.491,95 aan hem te betalen. [eiser01] maakt daarnaast aanspraak op de wettelijke rente over de herstelkosten. Tot slot wil [eiser01] dat [gedaagde01] c.s. de proceskosten en de nakosten, met de wettelijke rente daarover, aan hem betaalt.
Wat is het verweer van [gedaagde01] c.s.?
2.3.
In de eerste plaats stelt [gedaagde01] c.s. zich op het standpunt dat zij geen gelegenheid heeft gehad om eventuele reparaties aan de auto zelf uit te voeren. [gedaagde01] c.s. heeft aangeboden de auto te repareren. Als de auto niet meer kon rijden, had [eiser01] de auto ook op andere manieren, bijvoorbeeld door te slepen, naar [gedaagde01] c.s. kunnen brengen. Dat heeft hij niet gedaan. In plaats daarvan heeft [eiser01] de auto door een derde laten repareren en wordt [gedaagde01] c.s. met een factuur geconfronteerd die veel hoger is dan waar partijen in eerste instantie over hebben gesproken. [gedaagde01] c.s. stelt zich in de tweede plaats op het standpunt dat [eiser01] de noodzaak van de door [bedrijf02] uitgevoerde werkzaamheden niet heeft aangetoond. Uit de eerste offerte blijkt immers dat de motor voor een (veel) lager bedrag kon worden gerepareerd. [gedaagde01] c.s. heeft op basis van de door [eiser01] geuite klachten zelf twee offertes door andere garages laten opstellen en die offertes bedragen beide ongeveer € 1.000,00.

3.De beoordeling

Relatieve bevoegdheid
3.1.
In deze zaak is sprake van een consumentenkoop. Het gaat namelijk om de koop van een auto door een consument ( [eiser01] ) en een verkoper die handelt in het kader van zijn bedrijfsactiviteit ( [gedaagde01] c.s.). [eiser01] woont in Vlaardingen. Daarom is de kantonrechter in de Rechtbank Rotterdam bevoegd om van deze zaak kennis te nemen (artikel 101 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, ‘Rv’).
Wanneer is op grond van de wet sprake van non-conformiteit?
3.2.
Op grond van artikel 7:17 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (‘BW’) moet de afgeleverde zaak (in deze procedure: de auto) aan de overeenkomst beantwoorden. Een zaak beantwoordt niet aan de overeenkomst, als de zaak - ook gelet op de aard daarvan en de mededelingen die de verkoper daarover heeft gedaan - niet de eigenschappen bezit die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. De koper mag verwachten dat de zaak de eigenschappen bezit die voor een normaal gebruik daarvan nodig zijn en waarvan hij de aanwezigheid niet hoefde te betwijfelen (artikel 7:17 lid 2 BW).
De auto was non-conform.
3.3.
Tussen partijen is (nu [gedaagde01] c.s. dit onvoldoende gemotiveerd heeft betwist) niet in geschil dat op het dashboard van de auto direct na aankoop van de auto een “drivetrain error”-melding verscheen en dat de oorzaak daarvan erin was gelegen dat cilinder 4 geen compressie had. Verder staat als onvoldoende gemotiveerd betwist vast dat de auto als gevolg hiervan niet meer kon rijden. Naar het oordeel van de kantonrechter mocht [eiser01] verwachten dat de auto wel kon rijden. Omdat dit al zo kort na de aankoop niet meer mogelijk was, wordt vermoed dat de auto bij aflevering niet aan de koopovereenkomst beantwoordde. Aangezien [gedaagde01] c.s. geen feiten of omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan dit vermoeden kan worden ontkracht, staat in deze procedure vast dat de auto bij aflevering niet aan de koopovereenkomst beantwoordde (non-conform was).
[gedaagde01] c.s. heeft in strijd met de wet nagelaten de auto tijdig te herstellen.
3.4.
Als de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt, kan de koper - onder meer - herstel van de afgeleverde zaak eisen (zie artikel 7:21 lid 1 sub b BW). Dit heeft [eiser01] ook gedaan. [eiser01] heeft [gedaagde01] c.s. daarbij schriftelijk een redelijke termijn geboden om tot herstel van de auto over te gaan, maar dat heeft [gedaagde01] c.s. (in strijd met artikel 7:21 lid 3 BW) nagelaten. Het verweer van [gedaagde01] c.s. dat zij wel heeft aangeboden de auto te repareren en dat [eiser01] de auto naar haar toe had moeten (laten) brengen, kan haar niet baten. Het was aan [gedaagde01] c.s. om de auto op haar kosten terug te nemen (zie artikel 7:21 lid 7 BW). Zij mocht daarom niet van [eiser01] verlangen dat hij op eigen kosten de auto, die niet meer kon rijden, naar haar zou (laten) brengen. Bovendien kunnen de kosten van het herstel van de auto niet bij [eiser01] in rekening worden gebracht (zie artikel 7:21 lid 2 BW).
[eiser01] mag de kosten van herstel van de auto op [gedaagde01] c.s. verhalen.
3.5.
Doordat [gedaagde01] c.s. niet binnen een redelijke termijn nadat zij daartoe schriftelijk door [eiser01] was aangemaand tot herstel van de auto is overgegaan, was [eiser01] bevoegd om het herstel van de auto door een derde ( [bedrijf02] ) te laten plaatsvinden en de kosten daarvan op [gedaagde01] c.s. te verhalen (zie artikel 7:21 lid 6 BW).
[eiser01] mag bewijs van de noodzaak van de herstelwerkzaamheden leveren.
3.6.
[gedaagde01] c.s. heeft onderbouwd betwist dat de door [bedrijf02] verrichte werkzaamheden ten bedrage van € 3.491,95 noodzakelijk waren om de drivetrain error te verhelpen. Op grond van artikel 150 Rv moet [eiser01] dit bewijzen. De kantonrechter zal [eiser01] daarom toelaten tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de bij factuur van 25 april 2022 door [bedrijf02] in rekening gebrachte posten ten bedrage van in totaal € 3.491,95 noodzakelijk waren om de drivetrain error te verhelpen.
3.7.
De kantonrechter verwijst deze zaak nu naar de rolzitting van
donderdag 2 maart 2023 om 13:30 uur, op welke datum [eiser01] zich bij akte kan uitlaten over de bewijslevering.
3.8.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
laat [eiser01] toe tot het leveren van bewijs van feiten en omstandigheden waaruit kan worden afgeleid dat de bij factuur van 25 april 2022 door [bedrijf02] in rekening gebrachte posten ten bedrage van in totaal € 3.491,95 noodzakelijk waren om de drivetrain error te verhelpen;
4.2.
bepaalt dat:
- [eiser01] op de rolzitting van
donderdag 2 maart 2023 om 13:30 uurbij de te nemen akte in de gelegenheid is om mede te delen of en, zo ja, op welke wijze hij het bewijs wil leveren;
- en indien hij dit bewijs schriftelijk wil leveren hij bij die gelegenheid de op het bewijsthema betrekking hebbende stukken direct in het geding moet brengen;
- en indien hij dit bewijs wil leveren door het doen horen van getuigen hij bij akte opgave moet doen van het aantal en de personalia van de door hem voor te brengen getuigen en van de verhinderdata van alle betrokkenen voor de maanden maart, april en mei 2023, zodat vervolgens een datum voor het getuigenverhoor kan worden bepaald;
4.3.
wijst [eiser01] erop dat namen en woonplaatsen van eventueel voor te brengen getuigen tenminste zeven dagen vóór het te houden getuigenverhoor schriftelijk aan de kantonrechter en de wederpartij moeten worden aangezegd;
4.4.
bepaalt dat [eiser01] te zijner tijd zelf zorg moet dragen voor behoorlijke oproeping van de eventueel voor te brengen getuigen;
4.5.
bepaalt dat het eventuele getuigenverhoor zal worden gehouden in het gerechtsgebouw aan het Wilhelminaplein 100/125 in Rotterdam ten overstaan van de hierna genoemde kantonrechter of mr. B. Vaz, rechter in opleiding;
4.6.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.M. van Kalmthout en in het openbaar uitgesproken.
38671