ECLI:NL:RBROT:2023:137

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
11 januari 2023
Publicatiedatum
12 januari 2023
Zaaknummer
10051884 VZ VERZ 22-10758
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 11 januari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen verzoekster, een bedrijf, en verweerder, een werknemer die sinds 24 juni 2020 in dienst was. De werknemer, die als Contact Center Medewerker werkte, had op 16 mei 2022 aan verzoekster laten weten niet meer te willen werken, omdat hij vond dat de betalingen incorrect waren. Sinds die datum was hij niet meer op het werk verschenen en was hij onbereikbaar voor verzoekster. Ondanks meerdere pogingen van verzoekster om contact met hem op te nemen, waaronder uitnodigingen voor een gesprek bij de bedrijfsarts, bleef de werknemer afwezig en reageerde hij niet op de communicatie van verzoekster.

Verzoekster heeft de arbeidsovereenkomst willen ontbinden op basis van ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, zoals bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e van het Burgerlijk Wetboek. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer deugdelijk was opgeroepen voor de mondelinge behandeling, maar niet is verschenen. Hierdoor zijn de feiten en omstandigheden die door verzoekster zijn aangevoerd als onweersproken komen vast te staan. De kantonrechter oordeelde dat het ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer, door niet meer op het werk te verschijnen en zich onbereikbaar te houden, voldoende grond vormde voor ontbinding van de arbeidsovereenkomst.

De kantonrechter heeft de arbeidsovereenkomst per 11 januari 2023 ontbonden, zonder inachtneming van een opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding. Tevens is de werknemer veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan verzoekster, die zijn vastgesteld op € 710,85. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Zaaknummer: 10051884 VZ VERZ 22-10758
Uitspraak: 11 januari 2023
Beschikking van de kantonrechter, zitting houdende te Rotterdam,
in de zaak van:
[verzoekster01], t.h.o.d.n. [bedrijf01] ,
thans [bedrijf02],
vestigingsplaats: [vestigingsplaats01] ,
verzoekster,
die zelf procedeert,
tegen
[verweerder01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerder,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna [verzoekster01] en [verweerder01] worden genoemd.

1..De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift, ontvangen op 16 augustus 2022,
  • de mondelinge behandeling van 20 december 2022,
  • het exploot van oproeping van 20 december 2022,
  • de voortzetting van de mondelinge behandeling op 29 december 2022.

1..De feiten

1.1.
[verweerder01] , geboren op [geboortedatum01], is sinds 24 juni 2020 in dienst bij [verzoekster01] . De functie van [verweerder01] is Contact Center Medewerker, met een loon van € 808,80 bruto per maand, te vermeerderen met vakantietoeslag. De arbeidsovereenkomst geldt sinds 24 juni 2021 voor onbepaalde tijd.
1.2.
Op 16 mei 2022 heeft [verweerder01] aan [verzoekster01] bericht niet meer te willen werken, volgens [verweerder01] omdat betalingen incorrect zouden zijn. [verweerder01] is sinds die datum niet meer op het werk verschenen.
1.3.
[verweerder01] heeft niet gereageerd op pogingen van [verzoekster01] om hem telefonisch en schriftelijk (per gewone post en aangetekend) te bereiken, afgezien van een e-mail aan [verzoekster01] van 17 juni 2022, waarin hij verzoekt om een overleg. Daarna is [verweerder01] onbereikbaar gebleven voor [verzoekster01] . [verweerder01] heeft niet ziek gemeld, maar [verzoekster01] heeft hem wel laten uitnodigen voor een gesprek bij de bedrijfsarts. Ook daar is [verweerder01] niet verschenen.
1.4.
Op 13 juni 2022 heeft [verzoekster01] schriftelijk aan [verweerder01] aangekondigd de loonbetalingen op te schorten per 16 mei 2022. De loonbetalingen zijn sinds 16 mei 2022 inderdaad opgeschort. Op 16 juni 2022 heeft [verzoekster01] schriftelijk aan [verweerder01] laten weten dat de opschorting per 16 juni 2022 wordt omgezet in een loonstop. Deze loonstop is daadwerkelijk doorgevoerd. [verweerder01] heeft ook op deze maatregelen niet gereageerd.

2..Het verzoek

2.1.
[verzoekster01] verzoekt de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] te ontbinden op grond van – kort gezegd – ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder01] (de ‘e-grond’).
2.2.
Als ontbinding op die grond niet wordt toegewezen, wordt verzocht om ontbinding op grond van een verstoorde arbeidsverhouding (de ‘g-grond’).
2.3.
[verzoekster01] heeft daarbij het volgende naar voren gebracht. [verweerder01] heeft, door niet meer op het werk te verschijnen en zich onbereikbaar te houden voor [verzoekster01] , (ernstig) verwijtbaar gehandeld. Als geen sprake is van (ernstig) verwijtbaar handelen, dan is de arbeidsverhouding dusdanig ernstig en duurzaam verstoord dat de arbeidsovereenkomst ontbonden moet worden. De redenen voor de ontbinding van de huurovereenkomst zijn zo ernstig dat ontbinding dient plaats te vinden op de kortst mogelijke termijn zonder toekenning van een transitievergoeding.

3..De beoordeling

3.1.
De kantonrechter stelt vast dat [verweerder01] deugdelijk voor de mondelinge behandeling is opgeroepen. Nadat [verweerder01] niet was verschenen op de mondelinge behandeling van 20 december 2022, is [verweerder01] bij deurwaardersexploot van 20 december 2022 opgeroepen om te verschijnen op de mondelinge behandeling van 29 december 2022. Aan de oproeping is het verzoekschrift gehecht. [verweerder01] heeft desondanks geen verweer gevoerd en is niet op de zitting verschenen.
3.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of de arbeidsovereenkomst tussen partijen moet worden ontbonden. Een arbeidsovereenkomst kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is. In het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) is bepaald wat een redelijke grond is (artikel 7:669 lid 3 BW). Ook is voor ontbinding vereist dat herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt (artikel 7:669 lid 1 BW). [verzoekster01] heeft haar ontbindingsverzoek primair gegrond op artikel 7:669 lid 3 sub e BW. [verzoekster01] verwijt [verweerder01] dat hij zonder deugdelijke grond niet meer op het werk (en ook niet bij de bedrijfsarts) is verschenen en zich onbereikbaar heeft gehouden voor [verzoekster01] .
3.3.
[verweerder01] heeft tegen het verzoek geen verweer gevoerd. Dat betekent dat de door [verzoekster01] aangevoerde feiten en omstandigheden als onweersproken zijn komen vast te staan en dat de kantonrechter in deze procedure van die feiten en omstandigheden zal uitgaan. Uit de stellingen van [verzoekster01] blijkt dat zij vele pogingen heeft gedaan om [verweerder01] te bereiken en hem zelfs heeft uitgenodigd voor een gesprek bij de bedrijfsarts, hoewel [verweerder01] zich niet heeft ziek gemeld. [verweerder01] is voldoende gewaarschuwd en [verzoekster01] heeft bij aangetekende brieven aangekondigd tot loonopschorting en uiteindelijk een loonstop over te gaan. Als deze maatregelen hebben geen effect gehad; [verweerder01] blijft onbereikbaar voor [verzoekster01] .
3.4.
Naar het oordeel van de kantonrechter maakt het voorgaande dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerder01] als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 sub e BW. Herplaatsing ligt daarmee niet in de rede. Van [verzoekster01] kan niet worden gevergd de arbeidsovereenkomst met [verweerder01] nog te laten voortduren.
3.5.
Omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen van [verweerder01] , zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst per vandaag ontbinden, zonder inachtneming van een opzegtermijn en zonder toekenning van een transitievergoeding (artikel 7:673 lid 7 sub c BW).
3.6.
Aan de ontbinding is geen vergoeding verbonden, zodat er geen aanleiding is om [verzoekster01] in de gelegenheid te stellen het verzoek in te trekken.
3.7.
De proceskosten komen voor rekening van [verweerder01] , omdat de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden wegens ernstig verwijtbaar handelen van zijn kant. De proceskosten worden aan de kant van [verzoekster01] tot en met vandaag vastgesteld op € 84,85 aan explootkosten, € 128,- aan griffierecht en € 498,- aan gemachtigdensalaris.

4..De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 11 januari 2023;
4.2.
veroordeelt [verweerder01] tot betaling van de proceskosten aan [verzoekster01] , die de kantonrechter aan de kant van [verzoekster01] tot en met vandaag vaststelt op € 710,85;
4.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. van Kalmthout, kantonrechter, en vandaag in het openbaar uitgesproken.
51909