ECLI:NL:RBROT:2023:1355

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
16 februari 2023
Publicatiedatum
22 februari 2023
Zaaknummer
KTN_10275644 -22-2-2023
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot ouderschapsverlof aansluitend op bevallingsverlof in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 16 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen [eiseres01] en [gedaagde01]. [eiseres01] heeft een vordering ingesteld om ouderschapsverlof op te nemen aansluitend op haar bevallingsverlof, dat op 15 maart 2023 zou ingaan. De werkgever, [gedaagde01], heeft dit verzoek geweigerd op basis van een zwaarwegend bedrijfsbelang, omdat het volgens hen niet mogelijk was om de functie van [eiseres01] op te vullen tijdens haar afwezigheid. De kantonrechter heeft de procedure besproken en vastgesteld dat er geen zwaarwegend bedrijfsbelang aanwezig was dat de weigering van het ouderschapsverlof kon rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de werkgever onvoldoende had onderbouwd dat de afwezigheid van [eiseres01] ernstige gevolgen zou hebben voor de bedrijfsvoering. De vordering van [eiseres01] werd toegewezen, en [gedaagde01] werd veroordeeld om het ouderschapsverlof toe te staan. Tevens werd [gedaagde01] veroordeeld in de proceskosten, die zijn vastgesteld op € 747,29. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10275644 VV EXPL 23-1
datum uitspraak: 16 februari 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
[eiseres01] ,
wonende te [woonplaats01] ,
eiseres,
gemachtigde: mr. S. Bakker,
tegen
[gedaagde01] ,handelend onder de naam
[gedaagde01] ,
gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
gedaagde,
gemachtigde: mr. N. Bagchus.
De partijen worden hierna ‘ [eiseres01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 23 januari 2023, met bijlagen;
  • het antwoord, met bijlagen;
  • de spreekaantekeningen van de zijde van [eiseres01] ;
  • de spreekaantekeningen van de zijde van [gedaagde01] .
1.2.
Op 2 februari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling met partijen besproken.

2.De feiten

2.1.
[eiseres01] is op 1 december 2021 voor 17,5 uur per week in dienst getreden bij [gedaagde01] in de functie van notarieel medewerker.
2.2.
[eiseres01] heeft eind augustus 2022 het verzoek bij [gedaagde01] neergelegd om aansluitend op haar bevallingsverlof, per 15 maart 2023, 9 weken ouderschapsverlof op te nemen. [gedaagde01] heeft daar op 8 september 2022 als volgt op gereageerd:
“Ik heb jou in beide gesprekken uitgelegd dat voor de periode van jouw zwangerschaps- en bevallingsverlof het niet mogelijk is om jouw functie op te vullen door iemand met notariële ervaring. Dit omdat er op het moment een krapte is op de arbeidsmarkt en notarieel personeel al helemaal niet te krijgen is. Personeel die geen ervaring heeft in het notariaat is geen optie om die die ongeveer een jaar nodig hebben om wat routine op te doen. […]
Als jouw zwangerschaps- en bevallingsverlof ook nog verlengd wordt met negen weken (aaneengesloten) betaald ouderschapsverlof, wordt het voor kantoor zeer lastig, zo niet onmogelijk om alle functies in te vullen. […]”

3.Het geschil

3.1.
[eiseres01] eist samengevat:
  • [gedaagde01] te veroordelen om [eiseres01] toe te staan ouderschapsverlof op te nemen vanaf 15 maart 2023 gedurende 9 weken voor 17,5 uur per week, op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag;
  • [gedaagde01] te veroordelen in de proceskosten;
  • het vonnis uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
[eiseres01] baseert de eis op het volgende. [gedaagde01] heeft haar verzoek tot het opnemen van ouderschapsverlof, direct na haar bevallingsverlof, voor 17,5 uur per week voor 9 weken lang ten onrechte geweigerd. [gedaagde01] heeft geen zwaarwegend bedrijfsbelang dat in de weg staat aan het opnemen van ouderschapsverlof.
3.3.
[gedaagde01] is het niet eens met de eis en voert het volgende aan. Vanwege een zwaarwegend bedrijfsbelang heeft [gedaagde01] een tegenvoorstel aan [eiseres01] gedaan om 9 weken ouderschapsverlof in delen op te nemen. De bezetting op de afdeling van [eiseres01] is te gering om haar werkzaamheden, na haar zwangerschaps- en bevallingsverlof, opnieuw door collega’s te laten overnemen.

4.De beoordeling

4.1.
Een eis in kort geding kan allen worden toegewezen als de partij daarbij een spoedeisend belang heeft. Dat spoedeisend belang is in dit geval gezien de beoogde ingangsdatum van het ouderschapsverlof, 15 maart 2023, gegeven. [eiseres01] is daarom ontvankelijk in haar vordering.
4.2.
Inhoudelijk geldt dat een vordering in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat van die partij niet kan worden gevergd de uitkomst van een gewone procedure af te wachten. Bij de beoordeling of dit in deze zaak het geval is, moet het belang dat [eiseres01] heeft bij toewijzing van haar vordering worden meegewogen, net als de gevolgen hiervan voor [gedaagde01] als deze uitspraak later zou worden teruggedraaid. Verder is van belang hoe aannemelijk het is dat de vordering van [eiseres01] in een gewone procedure zal worden toegewezen.
4.3.
Op grond van de Wet arbeid en zorg (Wazo) is het uitgangspunt dat een werknemer zijn ouderschapsverlof kan opnemen gedurende een periode en op de wijze die hij kiest. Op grond van artikel 6:5 lid 3 Wazo kan de werkgever, na overleg met de werknemer, de door hem gewenste wijze van invulling van het verlof op grond van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang wijzigen en in uitzonderlijke gevallen ook weigeren.
4.4.
Van zwaarwegende bedrijfs- of dienstbelangen zal uitsluitend sprake zijn “indien de door de werknemer gewenste spreiding van verlofuren de gang van zaken in de onderneming ernstig zou ontwrichten”. [1] In zijn algemeenheid moet bij een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang worden gedacht aan situaties waarbij de afwezigheid van de werknemer niet via de normale bedrijfsvoering en inzet van het overige personeel kan worden opgevangen en dit ernstige consequenties heeft. Of er sprake is van een zwaarwegend bedrijfs- of dienstbelang is afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden van het geval. Het is aan de werkgever om daarover voldoende te stellen en te onderbouwen.
4.5.
[gedaagde01] voert aan dat er sprake is van een zwaarwegend bedrijfsbelang vanwege bezettingsproblemen op de werkvloer. Ter zitting is door [gedaagde01] nader toegelicht dat er sinds dit jaar nog maar twee medewerkers werkzaam zijn op de afdeling ‘onroerend goed’ waar ook [eiseres01] werkzaam is en dat deze twee collega’s van [eiseres01] , naast de hoge werkdruk, extra worden belast met de werkzaamheden van [eiseres01] gedurende haar ouderschapsverlof. Dit brengt volgens [gedaagde01] risico’s met zich mee. Bovendien is het onmogelijk om voor de duur van het ouderschapsverlof een nieuwe (ervaren) medewerker te zoeken, aldus [gedaagde01] .
Hoewel de kantonrechter het aannemelijk acht dat het voor [gedaagde01] lastig is om voor een relatief kort tijdsbestek een nieuwe ervaren medewerker te vinden en dat de werkdruk bij de andere twee medewerkers, die extra belast worden, toeneemt, is de kantonrechter voorlopig van oordeel dat hierbij geen sprake is van een dusdanig zwaarwegend bedrijfsbelang dat [gedaagde01] de invulling van het ouderschapsverlof van [eiseres01] mag aanpassen. Dat de extra belasting van de andere twee collega’s zal leiden tot enorme risico’s volgt de kantonrechter niet. [eiseres01] heeft terecht opgemerkt dat haar werkzaamheden gedurende haar zwangerschap- en bevallingsverlof ook zijn overgenomen door de betreffende twee collega’s. [gedaagde01] heeft daarnaast niet, althans onvoldoende gemotiveerd, onderbouwd dat de extra belasting ten koste gaat van de klanttevredenheid of van haar omzet. Daar komt bij dat het over een relatief korte periode van 9 weken gaat en [eiseres01] ‘maar’ 17,5 uur per week werkzaam is bij [gedaagde01] .
4.6.
Naar het oordeel van de kantonrechter is er dan ook geen sprake van een zwaarwegend bedrijfsbelang, althans daarvoor zijn onvoldoende feiten of omstandigheden aangedragen. Niet worden vastgesteld dat het verlof van [eiseres01] voor [gedaagde01] in redelijkheid tot niet te aanvaarden gevolgen leidt. Het tijdelijke belang van [eiseres01] om haar ouderschapsverlof op te kunnen nemen om (langer) voor haar pasgeboren kind te zorgen, hoeft hiervoor dan ook niet te wijken.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de vordering van [eiseres01] zal worden toegewezen.
De gevorderde dwangsom zal worden afgewezen nu [gedaagde01] ter zitting heeft gezegd zich bij de uitspraak neer te leggen. Het opleggen van een dwangsom vormt in het onderhavige geval dan ook geen prikkel tot nakoming.
proceskosten
4.8.
[gedaagde01] krijgt ongelijk en moet daarom de proceskosten betalen (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de kant van [eiseres01] tot vandaag vast op € 132,29 aan dagvaardingskosten, € 86,- aan griffierecht en € 529,- aan salaris voor de gemachtigde. Dit is totaal € 747,29.
uitvoerbaarheid bij voorraad
4.9.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt [gedaagde01] om [eiseres01] toe te staan het ouderschapsverlof op te nemen voor 17,5 uur per week, gedurende 9 weken, ingaande op 15 maart 2023;
5.2.
veroordeelt [gedaagde01] in de proceskosten die aan de kant van [eiseres01] tot vandaag worden vastgesteld op € 747,29;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. van Steenderen-Koornneef en in het openbaar uitgesproken.
35789

Voetnoten

1.