ECLI:NL:RBROT:2023:13048

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 januari 2023
Publicatiedatum
7 mei 2024
Zaaknummer
9958730 CV EXPL 22-19532
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en geschil over schilderwerkzaamheden tussen Entjes Schilderwerk B.V. en gedaagde

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, heeft Entjes Schilderwerk B.V. (hierna: 'Entjes') een vordering ingesteld tegen een gedaagde partij, woonachtig in België, met betrekking tot schilderwerkzaamheden die door Entjes zijn uitgevoerd. De procedure betreft zowel een conventionele eis als een reconventionele eis. Entjes vordert betaling van een bedrag van € 19.583,50, inclusief wettelijke handelsrente en kosten, terwijl de gedaagde partij in reconventie nakoming van de aannemingsovereenkomst eist, alsook een schadevergoeding. De kantonrechter heeft op 20 januari 2023 uitspraak gedaan in deze zaak.

De kern van het geschil draait om de vraag of de schilderwerkzaamheden zijn uitgevoerd conform een verftechnisch advies dat door de gedaagde partij is ingediend. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde partij niet kan bewijzen dat de werkzaamheden niet conform de geaccepteerde offerte zijn uitgevoerd. De rechter heeft vastgesteld dat het werk voor 95% is afgerond, maar dat er nog enkele opleverpunten zijn. De kantonrechter heeft de vordering van Entjes gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van € 7.112,25, wat 50% van de hoofdsom betreft.

Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk, waarbij Entjes binnen vier maanden de resterende werkzaamheden moet afronden. De proceskosten zijn gecompenseerd, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De rechter heeft ook aangegeven dat partijen in de toekomst samen moeten werken om het project af te ronden, en dat er ruimte is voor verdere geschillen na de oplevering.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9958730 CV EXPL 22-19532
datum uitspraak: 20 januari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
Entjes Schilderwerk B.V.,
vestigingsplaats: Vlaardingen,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
gemachtigde: [naam 1],
tegen
[gedaagde],
woonplaats: België,
gedaagde in conventie,
eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. S. Velthuizen en mr. A. van der Pol.
De partijen worden ‘Entjes’ en ‘[gedaagde]’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding;
  • het antwoord, tevens eis in reconventie;
  • de conclusie van antwoord in reconventie, die – voor wat betreft de stellingen in conventie – ook gekwalificeerd is als spreekaantekeningen tijdens de mondelinge behandeling;
  • de spreekaantekeningen van [gedaagde];
  • de aantekeningen van de mondelinge behandeling op 27 oktober 2022;
  • de akte van [gedaagde].

2.Het geschil in conventie en in reconventie

2.1.
Entjes eist in conventie (samengevat) [gedaagde] te veroordelen om aan Entjes tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen € 19.583,50 te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over een bedrag van € 15.859,50 vanaf heden tot de dag van algehele voldoening en met veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding. Het gevorderde bedrag bestaat uit een hoofdsom van € 15.859,50, € 500,00 aan meerwerk, buitengerechtelijke incassokosten van € 2.378,93 en vertragingsrente van € 844,68.
2.2.
[gedaagde] eist in reconventie (samengevat), Entjes te veroordelen:
Primair
I. tot nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk, daaronder in elk geval begrepen Entjes te veroordelen tot het verrichten van (herstel)werkzaamheden ter afronding van het werk, conform het InRapport, binnen een maand na het wijzen van vonnis in deze kwestie, een en ander op straffe van een dwangsom;
II. tot het op dien wijze nakomen van de overeenkomst van aanneming van werk en/of oplevering van het werk, dat de in het lichaam bedoelde garantie van [naam 2] ([naam bedrijf]) wel wordt afgegeven over het gehele project (Schaarwei/Sikkelwei);
III. alles in het werk te stellen dat deze garantie wordt afgegeven binnen een door de kantonrechter te bepalen termijn;
Subsidiair
IV. de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst geheel of gedeeltelijk te ontbinden, met evenredige vermindering van de wederzijdse prestaties tot gevolg, aldus door
vermindering van de aanneemsom, althans op andere gronden de aanneemsom te verlagen en te bepalen welk bedrag [gedaagde] is verschuldigd aan Entjes voor de -niet
afgemaakte en niet opgeleverde- werkzaamheden en/of vice versa;
Primair en subsidiair:
V. Entjes te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 4.000,-, te vermeerderen met BTW en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot aan
de dag van volledige betaling.
2.3.
Het geschil laat zich als volgt samenvatten.
Entjes heeft schilderwerkzaamheden verricht in opdracht van [gedaagde]. Entjes stelt zich op het standpunt dat het werk conform de door [gedaagde] geaccepteerde offerte is verricht. Het werk is - door de discussie die partijen hebben gehad - nog niet helemaal afgerond, maar wel voor 95%. Dat het werk nog niet af is, is aan [gedaagde] te wijten, aldus Entjes. Entjes vordert daarom betaling van het overeengekomen bedrag. [gedaagde] stelt zich op het standpunt dat partijen hebben afgesproken dat het werk conform een verftechnisch advies van [naam 2] zou worden verricht. Dat is niet gebeurd. Mede op basis daarvan stelt [gedaagde] zich op het standpunt dat het werk van Entjes ondeugdelijk is. Entjes is inmiddels gestopt met haar werkzaamheden en [gedaagde] betaalt niet.
2.4.
Hetgeen partijen verder hebben aangevoerd komt – voor zover van belang – onder de beoordeling aan de orde.

3.De beoordeling

3.1.
De kern van het geschil wordt gevormd door de vraag of partijen zijn overeengekomen dat het schilderwerk verricht zou worden conform het verftechnisch advies van [naam 2]. De kantonrechter beantwoordt die vraag ontkennend en overweegt daartoe als volgt. [gedaagde] heeft op basis van het verftechnisch advies van [naam 2] een offerteaanvraag gedaan bij Entjes. Entjes heeft vervolgens een gedetailleerde offerte uitgebracht waarin staat welke werkzaamheden zij kan verrichten, tegen welke prijs en andere voorwaarden (zoals garantie). Die offerte is door [gedaagde] geaccepteerd. In die offerte wordt niet verwezen naar het advies en dat advies maakt dus ook geen onderdeel uit van de afspraken. Als het voor [gedaagde] belangrijk was dat alles conform dat advies zou gebeuren, dan had hij dat in de afspraken expliciet moeten laten terugkomen. Nu is sprake van een door Entjes gedaan aanbod, dat door [gedaagde] is geaccepteerd.
3.2.
Vervolgens is de vraag of (daarmee) de vordering van Entjes volledig toewijsbaar is. Partijen hebben afgesproken dat het geoffreerde bedrag in twee gelijke termijnen van 50% wordt betaald. Niet afgesproken is wanneer welke betaling verricht moet worden. Een redelijke uitleg van de overeenkomst brengt met zich dat de eerste termijn verschuldigd is na afronding van 50% van het werk en dat de tweede en laatste termijn bij afronding van de werkzaamheden verschuldigd is. Vast staat dat het werk nog niet is afgerond; ook [gedaagde] erkent dat er nog afrondende werkzaamheden zijn. Uit de stukken is ook gebleken dat het werk voor minimaal 50% afgerond is. De eerste termijn is daarom verschuldigd; de tweede termijn nog niet.
3.3.
Voor de over en weer ingestelde vorderingen betekent dit het volgende. De in conventie gevorderde hoofdsom (minus de stelpost die hieronder nog aan de orde komt) is voor de helft toewijsbaar. De primaire vordering in reconventie onder I. - (kort gezegd) inhoudende dat Entjes verplicht wordt de werkzaamheden af te ronden - wordt toegewezen, met dien verstande dat een en ander conform de offerte dient te gebeuren en niet (zoals gevorderd) conform het overgelegde deskundigenrapport / het verftechnisch advies van [naam 2]. Vorderingen II. en III. zijn om diezelfde reden niet toewijsbaar.
3.4.
Dit betekent ook dat partijen nog enige tijd met elkaar moeten werken om het project zo goed mogelijk af te ronden. Dat zal van beide partijen een andere houding vragen dan die in deze procedure is gehanteerd. Als partijen daartoe niet in staat zijn, kunnen zij na de oplevering weer in een procedure terecht komen; de kantonrechter gaat ervan uit dat dit iets is dat geen van partijen wil. Voor het vervolg van het project geeft de kantonrechter partijen nog het volgende mee ten aanzien van een aantal geschilpunten waarop in deze fase nog niet beslist kan worden, omdat het werk nog niet is afgerond.
3.5.
Duidelijk is dat het werk niet af is en dat er opleverpunten zijn. Zo is er discussie over of bepaalde woningen nu wel of niet door Entjes al geschilderd zijn en staat vast dat sommige onderdelen van de kozijnen nog niet afgeschilderd zijn. Entjes heeft gesteld dat deze onderdelen niet geschilderd konden worden omdat de bewoners de ramen niet open deden, terwijl gebruikelijk is dat [gedaagde] ervoor zorgdraagt dat bewoners thuis zijn en medewerking verlenen. Partijen doen er goed aan om gezamenlijk het verrichte werk te bekijken om vervolgens een lijst met opleverpunten te maken. Ook doen partijen er goed aan om afspraken te maken voor het geval bewoners niet voldoende meewerken. Omdat partijen nog met elkaar in overleg moeten en omdat er inmiddels enige tijd verstreken is, wordt voor afronding van de werkzaamheden een ruimere termijn gegeven dan gevorderd. De dwangsom wordt, gelet op de omstandigheden van het geval, afgewezen.
3.6.
Het door Entjes in rekening gebrachte meerwerk is in ieder geval niet toewijsbaar. Uit de eigen voorwaarden van Entjes blijkt dat meerwerk alleen in overleg plaatsvindt. Dat dit overleg heeft plaatsgevonden is gesteld noch gebleken.
3.7.
De overeenkomst kent een onduidelijkheid ten aanzien van houtrot; enerzijds is een stelpost opgenomen ten behoeve van werkzaamheden aangaande houtrot, anderzijds is reparatie van houtrot uitgesloten. Duidelijk is in ieder geval wel dat voor het herstel van het houtrot (op sommige plekken) een timmerman nodig is. Het ligt voor de hand dat de stelpost door Entjes niet in rekening wordt gebracht, en dat de timmerman van [gedaagde] het houtrot herstelt voordat Entjes het schilderwerk afrondt. In ieder geval geldt voor toewijzing van de (helft van de) hoofdsom in deze procedure dat het bedrag van € 1.500,- in mindering dient te strekken op de hoofdsom. Entjes heeft immers gesteld het houtrot niet te hebben hersteld, zodat geen aanspraak bestaat op de stelpost.
3.8.
De in reconventie onder V. gevorderde schadevergoeding wordt afgewezen. Voor het deel dat bestaat uit juridische kosten geldt dat geen aanleiding is gesteld om af te wijken van de gebruikelijke staffels voor proceskosten. Het deel van de schade dat bestaat uit kosten van het deskundigenrapport wordt afgewezen, omdat het in deze procedure onvoldoende waarde heeft. Het rapport hanteert immers twee verkeerde uitgangspunten; het verftechnisch advies en dat sprake is van een afgerond project.
3.9.
Entjes heeft voor een verkeerd bedrag aan hoofdsom aangemaand, zodat de in conventie buitengerechtelijke kosten niet toewijsbaar zijn. De in conventie gevorderde rente is over een verkeerd bedrag berekend en wordt daarom toegewezen als hierna vermeld.
3.10.
Partijen krijgen over en weer (on)gelijk, zodat de proceskosten zullen worden gecompenseerd.
3.11.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

4.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
4.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan Entjes te betalen € 7.112,25 (50% van € 14.224,50) inclusief BTW, met de wettelijke handelsrente zoals bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf de dag der dagvaarding tot de dag van volledige betaling;
in reconventie
4.2.
veroordeelt Entjes tot nakoming van de overeenkomst van aanneming van werk, daaronder begrepen tot het verrichten van (herstel)werkzaamheden ter afronding van het werk, conform de geaccepteerde offerte, binnen 4 maanden na heden;
in conventie en in reconventie
4.3.
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt;
4.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst al het andere af.
Dit vonnis is gewezen door mr. I.K. Rapmund en in het openbaar uitgesproken.
527