ECLI:NL:RBROT:2023:13029

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
5 september 2023
Publicatiedatum
16 april 2024
Zaaknummer
TUL: 10/249842-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing vordering tot tenuitvoerlegging van een ISD-maatregel in combinatie met gevangenisstraf

Op 5 september 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een zaak betreffende de vordering tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke ISD-maatregel in combinatie met een gevangenisstraf. De officier van justitie, mr. A. de Rooij, had op 19 juli 2023 een vordering ingediend, gebaseerd op een rapport van Reclassering Nederland van 18 april 2023. De rechtbank heeft vastgesteld dat aan de vereisten van artikel 6:6:1 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan, waardoor het openbaar ministerie ontvankelijk is in de vordering.

De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de combinatie van een gevangenisstraf en een voorwaardelijke ISD-maatregel niet wettelijk is toegestaan. Dit oordeel is gebaseerd op eerdere arresten van de Hoge Raad, waarin is vastgesteld dat de ISD-maatregel niet naast een gevangenisstraf kan worden opgelegd. De rechtbank concludeert dat de vordering tot tenuitvoerlegging moet worden afgewezen, omdat de rechtbank in het eerdere vonnis niet bevoegd was om een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen naast de gevangenisstraf. De rechtbank kan ook de voorwaarden niet wijzigen, zoals subsidiair door de verdediging is bepleit.

De beslissing is genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, bestaande uit mr. J.L.M. Boek als voorzitter en mrs. R.H. Kroon en S.A. van Egmond als rechters, in aanwezigheid van griffier C.A. van den Houwen. De uitspraak is openbaar gedaan op dezelfde datum als de behandeling van de vordering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer TUL: 10/249842-22
Datum uitspraak: 5 september 2023
Beslissingvan de meervoudige kamer voor strafzaken van de rechtbank Rotterdam in de zaak tegen de veroordeelde:
[veroordeelde],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
feitelijk verblijvende op het adres [verblijfadres] [postcode] [verblijfplaats] ,
uit anderen hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI] ,
raadsman mr. W.B.M. Bos, advocaat te Oud-Beijerland.

1.Vordering

Op 19 juli 2023 heeft de officier van justitie mr. A. de Rooij een vordering ingediend tot tenuitvoerlegging van de maatregel die de meervoudige kamer voor strafzaken van deze rechtbank voorwaardelijk aan de veroordeelde heeft opgelegd.
Aan de vordering ligt ten grondslag een rapport van Reclassering Nederland (hierna: de reclassering) d.d. 18 april 2023 over de veroordeelde.

2.Feiten

Bij het vonnis, dat onherroepelijk is geworden, is een ISD-maatregel van de duur van
twee jaren opgelegd. Die maatregel is voorwaardelijk opgelegd, met een proeftijd van twee jaren (hierna: ‘de voorwaardelijke maatregel’). De gestelde voorwaarden zijn:
1. de veroordeelde meldt zich binnen vijf dagen na het ingaan van de proeftijd bij
Reclassering Nederland, op het adres [adres] te [plaats] . De
veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en
zolang de reclassering dat nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de
aanwijzingen die de reclassering hem geeft. De veroordeelde werkt mee aan het
toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig
vindt;
2. de veroordeelde zal meewerken aan een persoonlijkheidsonderzoek;
3. de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag, Fivoor of een soortgelijke
zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start op aangeven
van de behandelaar en duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de
aanwijzingen die de zorgverlener geeft over de behandeling. Indien daartoe aanleiding is kan de reclassering een indicatiestelling aanvragen
voor een kortdurende klinische opname voor crisisbehandeling, detoxificatie,
stabilisatie, observatie of diagnostiek. Indien de voor indicatie verantwoordelijke
instantie een kortdurende klinische opname indiceert, laat de veroordeelde zich,
na rechterlijke goedkeuring, opnemen in een zorginstelling, te bepalen door de
justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De kortdurende
klinische opname duurt maximaal zeven weken of zoveel korter als de
reclassering nodig vindt.
De mededeling voorwaardelijke veroordeling als bedoeld in artikel 366a van het Wetboek van Strafvordering is op 14 februari 2023 aan de veroordeelde verzonden.

3.Procedure

De vordering is behandeld op de openbare terechtzitting van 5 september 2023.
De officier van justitie en de veroordeelde, bijgestaan door zijn raadsman, zijn gehoord. Tevens is degene die met het reclasseringstoezicht is belast (hierna: de reclasseringswerker) als deskundige gehoord.

4.Conclusie officier van justitie

De officier van justitie heeft geconcludeerd dat de voorwaardelijke maatregel ten uitvoer wordt gelegd.

5.Standpunt verdediging

De verdediging heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in haar vordering. Daartoe is aangevoerd dat de combinatie van een gevangenisstraf en een ISD-maatregel wettelijk niet mogelijk is. De raadsman verwijst hierbij naar het arrest van de Hoge Raad van 21 maart 2006, LJN:AV1161 en naar het arrest van de Hoge Raad van 20 april 2010, ECLI:NL:HR:2010:BK6345. Bij toewijzing van de vordering volgt een uitspraak die wettelijk niet is toegestaan.
Subsidiair stelt de verdediging zich op het standpunt dat de vordering dient te worden afgewezen, met een wijziging van de schorsingsvoorwaarden op die wijze dat alleen de algemene voorwaarde van toepassing is en dat de bijzondere voorwaarden komen te vervallen.

6.Beoordeling ontvankelijkheid

Aan de vereisten als bedoeld in artikel 6:6:1 van het Wetboek van Strafvordering is voldaan. Het openbaar ministerie is daarom ontvankelijk in de vordering.

7.Beoordeling vordering

De Hoge Raad heeft in het door de verdediging genoemde arrest van 21 maart 2006 overwogen dat aangenomen dient te worden dat de ISD-maatregel niet tezamen met een gevangenisstraf kan worden opgelegd nu dit niet expliciet in de wet is bepaald. Die conclusie wordt ondersteund door de wetsgeschiedenis, waaruit kan blijken dat de maatregel niet naast maar in plaats van een “celstraf” dient te komen. De rechtbank legt deze beslissing zo uit, dat dit ook geldt voor de voorwaardelijke oplegging van de ISD-maatregel.
De conclusie is dat het verweer van de verdediging in zoverre juist is, dat de rechtbank in het veroordelende vonnis niet bevoegd is geweest om naast de gevangenisstraf een voorwaardelijke ISD-maatregel op te leggen.
De vordering tot tenuitvoerlegging zal daarom worden afgewezen.
Nu de rechtbank in het veroordelende vonnis geen voorwaardelijke ISD-maatregel had mogen opleggen, is de rechtbank niet bevoegd om, zoals subsidiair bepleit door de verdediging, de voorwaarden te wijzigen.

8.Beslissing

De rechtbank wijst de vordering af.
Deze beslissing is genomen door mr. J.L.M. Boek, voorzitter,
en mrs. R.H. Kroon en S.A. van Egmond, rechters,
in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 5 september 2023.