ECLI:NL:RBROT:2023:13021

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
4 april 2024
Zaaknummer
C/10/669192 / KG ZA 23-1041
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van een geldsom in kort geding met betrekking tot leaseauto

In deze zaak, die op 22 december 2023 door de Rechtbank Rotterdam is behandeld, vordert eiseres, woonachtig in Ridderkerk, een geldsom van € 1.458,60 van gedaagde, woonachtig in Rotterdam, in het kader van een kort geding. De procedure is gestart met een dagvaarding op 28 november 2023, gevolgd door een mondelinge behandeling op 8 december 2023, waarbij beide partijen in persoon zijn verschenen. Eiseres heeft een leaseovereenkomst voor een auto gesloten in juni 2021, die op 14 juli 2021 is geleverd. De relatie tussen partijen is beëindigd op 26 december 2022, waarna gedaagde de auto in zijn bezit heeft gehouden. Gedaagde heeft de auto op 1 december 2023 aan eiseres afgegeven.

Eiseres vordert nu, na vermindering van eis, betaling van een bedrag van € 1.458,60, bestaande uit garagekosten en een openstaande leasetermijn. Gedaagde heeft verweer gevoerd. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat eiseres grotendeels in het gelijk wordt gesteld. De gevorderde eigen bijdrage van € 859,00 is afgewezen, omdat niet aan de vereisten voor toewijzing is voldaan. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat het niet mogelijk is om gedaagde te veroordelen tot betaling van een onzeker en toekomstig bedrag met betrekking tot de bijbetaling van te veel gereden kilometers.

De voorzieningenrechter heeft gedaagde veroordeeld tot betaling van € 599,60 aan eiseres en heeft hem in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 783,00. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en al het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Handel
zaaknummer / rolnummer: C/10/669192 / KG ZA 23-1041
Vonnis in kort geding van 22 december 2023
in de zaak van
[eiseres],
woonplaats: Ridderkerk,
eiseres,
advocaat mr. J.W. Prinsen,
tegen
[gedaagde],
woonplaats: Rotterdam,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen worden hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 28 november 2023 met 7 producties;
  • de brief van 28 november 2023 met wijziging van de eis;
  • de reactie van [gedaagde] van 5 december 2023.
1.2.
Op 8 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. [eiseres] is daarbij in persoon verschenen, bijgestaan door haar advocaat. [gedaagde] is ook in persoon verschenen.

2.De feiten

2.1.
In juni 2021 heeft [eiseres] een leaseovereenkomst gesloten voor een auto met kenteken [kentekennummer] . Op 14 juli 2021 is de auto aan [eiseres] en [gedaagde] geleverd.
2.2.
Op 26 december 2022 is de relatie tussen partijen beëindigd en sindsdien heeft [gedaagde] de leaseauto in zijn bezit gehouden.
2.3.
[gedaagde] heeft op 1 december 2023, na sommatie, de auto aan [eiseres] afgegeven.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert, na vermindering van eis, om bij vonnis in kort geding uitvoerbaar bij voorraad [gedaagde] te veroordelen aan haar te betalen een bedrag van € 1.458,60, met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
[eiseres] vordert nu alleen nog een bedrag van € 1.458,60. Bij een vordering tot betaling van een geldsom in kort geding is terughoudendheid op zijn plaats. Gelet op het feit dat [gedaagde] tijdens de mondelinge behandeling heeft toegezegd dat hij de garagekosten van € 247,60 en het openstaande leasetermijn van € 352,00 aan [eiseres] wil betalen wordt dit gedeelte van de vordering toegewezen.
4.2.
De gevorderde eigen bijdrage ter hoogte van € 859,00 wordt afgewezen omdat niet aan de vereisten voor toewijzing is voldaan.
4.3.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft [eiseres] als extra vordering nog naar voren gebracht dat zij op basis van de huidige kilometerstand van de auto, vooruitlopend op het einde van het leasecontract en de afrekening in juli 2025, van [gedaagde] een voorschot voor de bijbetaling van de ‘te veel’ gereden kilometers wil ontvangen. Zoals de voorzieningenrechter ook tijdens de mondelinge behandeling heeft toegelicht is het niet mogelijk om in deze procedure [gedaagde] te veroordelen tot betaling van een onzeker en toekomstig bedrag. Het is aan partijen om op basis van de afrekening, die [eiseres] in juli 2025 ontvangt, in gesprek te gaan over het bedrag dat [gedaagde] op basis van de door hem gereden kilometers uiteindelijk nog aan [eiseres] is verschuldigd. In deze procedure wordt over de afrekening van de ‘te veel’ gereden kilometers dan ook geen uitsluitsel gegeven.
4.4.
[eiseres] krijgt grotendeels gelijk. [gedaagde] moet daarom de proceskosten betalen. De kosten aan de kant van [eiseres] worden vastgesteld op € 86,00 griffierecht en € 697,00 aan salaris voor de advocaat. Dit is totaal € 783,00.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan [eiseres] te betalen een bedrag van € 599,60;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de kant van [eiseres] tot vandaag vastgesteld op € 783,00.
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst al het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Mendlik en in het openbaar uitgesproken.
3489/3577