ECLI:NL:RBROT:2023:12993

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
28 maart 2024
Zaaknummer
FT RK 23-664
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Faillietverklaring van BEIJEMAN WORKS B.V. na summierlijke vaststelling van baten

Op 27 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de zaak van de faillietverklaring van de besloten vennootschap BEIJEMAN WORKS B.V. Het verzoek tot faillietverklaring was ingediend door twee verzoekers, die een opeisbare loonvordering op de vennootschap hadden. De rechtbank heeft vastgesteld dat er summierlijk feiten en omstandigheden zijn die aantonen dat de vennootschap in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen. Ondanks herhaalde sommaties hebben de verzoekers geen betaling ontvangen van de vennootschap, die bovendien op 27 november 2023 is geregistreerd als ontbonden wegens turboliquidatie. De verzoekers stelden dat er nog baten aanwezig zijn, ondanks de ontbinding, en dat de vennootschap mogelijk onterecht is ontdaan van activa. De rechtbank heeft geoordeeld dat er voldoende aanwijzingen zijn dat er nog baten zijn, en heeft daarom het faillissement uitgesproken. De rechtbank benoemde mr. B.A. Cnossen tot rechter-commissaris en mr. M.L. Dost tot curator. De uitspraak is openbaar gedaan en er is een mogelijkheid tot hoger beroep binnen acht dagen na de uitspraak.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
Insolventienummer: [Insolventienummer]
Uitspraak: 27 december 2023
VONNIS op het op 24 november 2023 ingekomen verzoekschrift, met bijlage(n), van:

1.[Verzoeker 1]

wonende te [Woonplaats] ,
en
2. [Verzoeker 2]
wonende te [Woonplaats] ,
hierna: verzoekers,
advocaat: mr. M. Rooimans,
strekkende tot faillietverklaring van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
BEIJEMAN WORKS B.V.,
[Vestigingsplaats]
,
statutair gevestigd te [Vestigingsplaats] ,
verweerster.

1.De procedure

Op 24 november 2023 is binnengekomen het verzoekschrift van verzoekers tot faillietverklaring van verweerster.
De rechtbank heeft de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 12 december 2023.
De behandeling van het verzoekschrift is op verzoek van verzoekers aangehouden tot
19 december 2023.
Verzoekers hebben op 5 december 2023 per e-mail aanvullende stukken bij de rechtbank ingediend.
Ter zitting van 19 december 2023 zijn in raadkamer verschenen en gehoord:
  • [Verzoeker 1] , verzoeker genoemd onder 1.;
  • [Verzoeker 2], verzoekster genoemd onder 2.;
  • mr. M. Rooimans, advocaat van verzoekers.
Mr. M. Rooimans heeft ter zitting spreekaantekeningen voorgedragen en overgelegd.
Verweerster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op vandaag.

2.De standpunten

Standpunt verzoekers
Verzoekers hebben de rechtbank verzocht verweerster failliet te verklaren. Zij hebben daartoe – kort samengevat – het volgende gesteld.
Verzoeker en verzoekster hebben een opeisbare loonvordering op verweerster van € 3.054,00 bruto respectievelijk € 3.829,00 bruto, te vermeerderen met vakantiegeld van 8%, wettelijke rente en wettelijke verhoging. Dit vanwege niet betaald salaris over de maand oktober 2023. Ondanks herhaalde sommaties hebben verzoekers geen betaling van verweerster mogen ontvangen. Daarnaast zijn verzoekers tevens elkaars steunvordering, zodat verweerster aantoonbaar meerdere schuldeisers onbetaald heeft gelaten. Verweerster verkeert dan ook in de toestand van te hebben opgehouden te betalen.
Ter zitting hebben verzoekers hier nog het volgende aan toegevoegd. Volgens een uittreksel van de Kamer van Koophandel is op 27 november 2023 – dus na indiening van het verzoekschrift tot faillietverklaring – geregistreerd dat verweerster is opgehouden te bestaan omdat er geen baten meer zouden zijn met ingang van 3 november 2023 (de zogenoemde turboliquidatie). Er is echter nog wel sprake van (mogelijke) baten. Het heeft er alle schijn van dat de onderneming is ontdaan van haar activa en alle middelen om verzoekers via de weg van turboliquidatie te blokkeren. Op 12 november 2023 is de jaarrekening over boekjaar 2022 gedeponeerd.
Verzoekers zijn de pas afgesneden door de turboliquidatie. Deze turboliquidatie is opmerkelijk omdat verweerster in 2021 er nog goed voor stond. Uit de enkelvoudige jaarrekening 2022 blijkt dat verweerster een positief eigen vermogen had in 2021 van € 24.354,-, dat in 2022 is gedaald naar een negatief eigen vermogen van - € 329.072,-. Kortom, er is in één jaar tijd een verschil ontstaan van € 355.000,-. Volgens verzoekers is dit te verklaren vanwege het feit dat de bestuurder van verweerster verslaafd is aan cocaïne. Verweerster gaf hiervoor geen enkele verklaring en geeft geen enkel inzicht in haar financiële administratie. De ontbinding van de vennootschap blijft in nevelen gehuld.
In dit verband is er sprake van een (mogelijke) bate in de vorm van een vordering op de bestuurder uit hoofde van bestuurdersaansprakelijkheid en is de kans aanwezig dat paulianeus is gehandeld. Ter zitting is verder gesteld dat het verzoekster bekend is dat verweerster twee maanden geleden nog een bedrag van € 200.000,- heeft ontvangen.
Verzoekers hebben verder gesteld dat hun arbeidsovereenkomsten voor onbepaalde tijd nog doorlopen, zonder dat het salaris aan hen wordt uitgekeerd. Zonder dat het faillissement wordt uitgesproken kunnen verzoekers geen beroep doen op de Loongarantieregeling.
Kortom, verzoekers hebben het recht en belang bij faillissement van verweerster, eens te meer nu een curator onderzoek kan doen naar waar de baten zijn gebleven.
Standpunt verweerster
Verweerster is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen en heeft geen verweer gevoerd.

3.De beoordeling

De rechtbank is, gelet op het bepaalde in artikel 3 lid 1 Verordening (EU) 2015/848 van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie, bevoegd deze insolventieprocedure als hoofdprocedure te openen nu het centrum van voornaamste belangen van verweerster in Nederland ligt.
Ingevolge artikel 6 van de Faillissementswet wordt de faillietverklaring uitgesproken, indien summierlijk blijkt van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en, als een schuldeiser het verzoek doet, ook van het vorderingsrecht van deze. Van de hiervoor bedoelde feiten en omstandigheden blijkt in het algemeen, indien sprake is van pluraliteit van schuldeisers, terwijl tenminste één vordering opeisbaar is.
De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt vast dat verweerster meerdere opeisbare vorderingen onbetaald heeft gelaten. Summierlijk is dan ook gebleken van het vorderingsrecht van verzoekers, van pluraliteit van schuldeisers en van het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat verweerster in de toestand verkeert dat zij heeft opgehouden te betalen.
Uit het door verzoekers overgelegde uittreksel uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel blijkt dat op 27 november 2023 is geregistreerd dat verweerster is opgehouden te bestaan, omdat er met ingang van 3 november 2023 geen bekende baten meer zouden zijn (de turboliquidatie).
De vraag doet zich voor of gegeven deze omstandigheid het faillissement door de rechtbank kan worden uitgesproken.
Op grond van artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek houdt een rechtspersoon, indien deze op het tijdstip van zijn ontbinding geen baten meer heeft, op te bestaan. Indien een schuldeiser, stellende dat een rechtspersoon nog baten heeft, diens faillissement aanvraagt en vervolgens summierlijk blijkt van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn, kan, indien aan de overige vereisten voor faillietverklaring is voldaan, het faillissement worden uitgesproken en moet de rechtspersoon geacht worden ter afwikkeling van het faillissement te zijn blijven bestaan (HR 27 januari 1995, NJ 1995, 579). Aan de vereisten voor deze toets moeten niet al te hoge eisen worden gesteld (vergelijk de conclusie A-G Timmerman voor HR 19 december 2003, ECLI:NL:PHR:2003:AO0423, nr. 2.2).
Aan de hier bedoelde voorwaarden is voldaan. Hierbij wordt het volgende in aanmerking genomen.
De rechtbank is van oordeel dat summierlijk is gebleken van feiten en omstandigheden die voldoende aannemelijk maken dat er nog baten zijn. Uit de gedeponeerde jaarrekening 2022 volgt, naast de – naar verzoekers stellen – opmerkelijke afname van het eigen vermogen na het boekjaar 2021, dat er eind 2022 nog activa waren met een waarde van € 196.947,00. Niet is gebleken dat verweerster per datum van ontbinding een slotbalans heeft opgesteld en gedeponeerd. Het is dan ook onduidelijk op welke wijze deze aanwezige baten zijn weggevloeid.
Het is aan de te benoemen curator om naar deze vermoedens en andere vragen nader onderzoek te doen. Mocht dit onderzoek uitwijzen dat uiteindelijk geen zicht op de aanwezigheid van baten bestaat, dan kan het faillissement vervolgens worden opgeheven bij gebrek aan baten.
Een en ander leidt er toe dat de rechtbank het verzoek tot faillietverklaring zal toewijzen.

4.De beslissing

De rechtbank,
- verklaart BEIJEMAN WORKS B.V. voornoemd in staat van faillissement;
- benoemt tot rechter-commissaris mr. B.A. Cnossen, lid van deze rechtbank;
- stelt aan tot curator mr. M.L. Dost, advocaat te Rotterdam;
- geeft last aan de curator tot het openen van brieven en telegrammen aan de gefailleerde gericht.
Dit vonnis is gewezen door mr. B.A. Cnossen, rechter, en in aanwezigheid van
mr. C. Hulsegge, griffier, in het openbaar uitgesproken op 27 december 2023 te 10:00 uur. [1]
de griffier is buiten staat dit
vonnis mede te ondertekenen

Voetnoten

1.Tegen deze uitspraak kan degene aan wie de Faillissementswet dat recht toekent, gedurende acht dagen na de dag van deze uitspraak, hoger beroep instellen. Het hoger beroep kan uitsluitend door een advocaat worden ingesteld bij een verzoekschrift, in te dienen ter griffie van het gerechtshof dat van deze zaak kennis moet nemen.