ECLI:NL:RBROT:2023:12992
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek tot faillietverklaring wegens onvoldoende bewijs van vorderingsrecht
Op 28 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een faillissementsprocedure waarbij verzoeker, vertegenwoordigd door mr. A.S.J.H. van den Bronk, verzocht om de faillietverklaring van verweerder, bijgestaan door mr. R.M.T. van den Bosch. Verzoeker stelde dat hij een opeisbare vordering had op verweerder, die niet werd betaald, en dat verweerder in een toestand verkeerde van te hebben opgehouden te betalen. Verweerder betwistte de vordering en voerde aan dat er geen overeenkomst was tussen hem en verzoeker, en dat hij zich voorwaardelijk beroept op verrekening van een eigen vordering op verzoeker.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verzoeker op 21 november 2023 een verzoekschrift heeft ingediend, waarop verweerder op 15 december 2023 heeft gereageerd. Tijdens de zitting op 19 december 2023 zijn beide partijen gehoord. De rechtbank oordeelde dat verzoeker niet summierlijk heeft aangetoond dat hij een vordering op verweerder heeft, omdat er geen bewijs was van een mondelinge overeenkomst die de betaling van € 16.500,00 door verweerder aan verzoeker zou rechtvaardigen. Hierdoor kon de rechtbank niet concluderen dat verzoeker recht had op faillietverklaring van verweerder.
De rechtbank heeft het verzoek tot faillietverklaring afgewezen en verzoeker veroordeeld in de proceskosten, vastgesteld op € 1.196,-. De beschikking is gegeven door mr. B.A. Cnossen, rechter, in aanwezigheid van mr. C. Hulsegge, griffier. Tegen deze uitspraak kan binnen acht dagen hoger beroep worden ingesteld.