ECLI:NL:RBROT:2023:12990

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
9 februari 2023
Publicatiedatum
26 maart 2024
Zaaknummer
ROT 22/2180
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering op basis van arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 9 februari 2023 uitspraak gedaan over de toekenning van een loongerelateerde WGA-uitkering aan eiser, die sinds 29 januari 2018 arbeidsongeschikt is. Eiser, die als servicemonteur werkte, heeft een aanvraag ingediend voor een Wet WIA-uitkering na een ongeval waarbij hij zijn hoofd stootte. Het UWV kende hem aanvankelijk een WGA-uitkering toe op basis van 36,29% arbeidsongeschiktheid, maar na bezwaar werd dit percentage verhoogd naar 53,39%. Eiser ging in beroep tegen deze beslissing, stellende dat hij volledig arbeidsongeschikt is en dat het UWV onvoldoende rekening heeft gehouden met zijn medische situatie, waaronder het gebruik van medicinale wiet.

De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische rapporten van verzekeringsartsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank concludeert dat het UWV de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser correct heeft vastgesteld op 53,93% per 25 januari 2021. De rechtbank oordeelt dat het UWV zorgvuldig heeft gehandeld en dat de rapporten geen tegenstrijdigheden bevatten. Eiser heeft onvoldoende bewijs geleverd om aan te tonen dat zijn functionele mogelijkheden minder zijn dan door het UWV vastgesteld. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.

De uitspraak benadrukt het belang van objectieve medische vaststellingen in het kader van arbeidsongeschiktheid en de rol van het UWV bij het beoordelen van aanvragen voor WIA-uitkeringen. De rechtbank bevestigt dat de door het UWV genomen besluiten zijn gebaseerd op zorgvuldige en begrijpelijke rapporten van medische professionals.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 22/2180

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 9 februari 2023 in de zaak tussen

[naam eiser], te [plaatsnaam], eiser,

gemachtigde: mr. F. Ergec,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, het UWV,

gemachtigde: [naam].

Procesverloop

Deze zaak gaat over de Wet WIA-uitkering [1] van eiser. Met het besluit van 3 mei 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV eiser met ingang van 25 januari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering [2] toegekend, naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 36,29%. Eiser heeft hiertegen bezwaar gemaakt.
Met het besluit van 28 maart 2022 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser tegen het primaire besluit gegrond verklaard. Het UWV heeft daarbij het primaire besluit (deels) herroepen en eiser met ingang van 25 januari 2021 een WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 53,39%.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend. Eiser heeft daarna nog nadere stukken ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 5 december 2022 op zitting behandeld. Hieraan hebben de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Beoordeling door de rechtbank

Wat vooraf ging aan het bestreden besluit
1. Eiser is op 29 januari 2018 uitgevallen voor zijn werk als servicemonteur vanwege pijnklachten nadat hij zijn hoofd had gestoten tegen een shredder. Bij eiser is daarna de diagnose dunnevezelneuropathie gesteld. Eiser heeft het UWV verzocht om hem in aansluiting op de wettelijke wachttijd een Wet WIA-uitkering toe te kennen.
2.1.
In verband met zijn aanvraag heeft een arts van het UWV eiser op 24 november 2020 via de telefoon gesproken. In het rapport van 22 april 2021 heeft de arts overwogen dat eiser arbeidsbeperkingen heeft als gevolg van pijnklachten overal, met name van zijn gewrichten, rug en voeten. Daarom acht de arts eiser beperkt voor fysiek zware arbeid. Eiser gebruikt medicatie en is voor zijn pijnklachten en het leren omgaan daarmee nog aangewezen op verdere behandeling. De arts acht het in verband daarmee aannemelijk dat eiser beperkingen heeft op persoonlijk vlak. Op grond van de bevindingen bij onderzoek en de opgevraagde en beschikbare medische informatie is er volgens de arts geen sprake van volledige arbeidsongeschiktheid op medische gronden en is er geen urenbeperking aan de orde. In verband met het bioritme is eiser wel beperkt ten aanzien van 's nachts werken, ploegendiensten en wisseldiensten. Om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen, heeft de arts op 22 april 2021 eisers beperkingen (en mogelijkheden) in een FML [3] vastgelegd, die geldt vanaf 24 november 2020.
2.2.
De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen van eiser een aantal gangbare functies geselecteerd. Het loon dat met de mediaanfunctie (de middelste van de eerste drie geselecteerde functies) verdiend kan worden, ligt volgens de arbeidsdeskundige 36,29% lager dan het loon dat eiser zou kunnen verdienen als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden, zodat eiser in de arbeidsongeschiktheidsklasse 35 tot 80% valt.
2.3.
Vervolgens heeft het UWV het primaire besluit genomen en eiser met ingang van 25 januari 2021 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 36,29%.
Het bestreden besluit
3.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep op 17 maart 2022 een rapport uitgebracht. Zij heeft daarin geconcludeerd dat eisers bezwaar dat hij in het geheel niet in staat is te werken op medische gronden niet is te volgen. Eiser behoort namelijk niet tot één van de uitzonderingscategorieën die staan vermeld in het Schattingsbesluit [4] : er is geen sprake van bedlegerigheid, ADL-afhankelijkheid [5] , opname in een (AWBZ-)erkende zorginstelling, een terminale situatie, wisselende mogelijkheden waarbij dan periodiek langere tijd sprake is van een situatie waarin eiser niet of nauwelijks zelfredzaam is, of verlies aan mogelijkheden waardoor eiser binnen drie maanden de zelfredzaamheid zal verliezen of een ernstige psychische stoornis met beperkingen op micro-, meso en macroniveau. De verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt ook eisers standpunt dat hij is aangewezen op een urenbeperking niet. Er is uitgaande van de verzekeringsgeneeskundige standaard ‘Duurbelastbaarheid in Arbeid’ geen medische indicatie om een urenbeperking aan te nemen bij passende arbeid rekening houdend met eisers beperkingen. Zo is er geen sprake van een stoornis in de energiehuishouding die hier aanleiding toe geeft (bijvoorbeeld op basis van een middels fietsproef aangetoonde sterk verminderde hart- of longfunctie). Er is bij eiser geen onderliggende oorzaak geobjectiveerd die ten grondslag ligt aan de vastgestelde dunnevezelneuropathie. De afwijkende huidbiopt en de variant in het SCN4B-gen kan geen stoornis in de energiehuishouding verklaren. Verder is er op basis van het dagverhaal van eiser onvoldoende grond om te stellen dat de slaapbehoefte overdag een gevolg is van de dunnevezelneuropathie. Deze kan eerder toegeschreven worden aan een slechte slaaphygiëne of gewoonte, waarbij geen duidelijk dag-nachtritme wordt aangehouden. Er is tevens geen sprake van structureel verminderde beschikbaarheid door het moeten ondergaan van een voorgeschreven behandeling (bijvoorbeeld dagbehandeling). Ook is er vanuit preventief oogpunt geen noodzaak tot het aannemen van een urenbeperking (bijvoorbeeld om recidief psychose als gevolg van overbelasting te voorkomen).
Eiser heeft geen andere psychische klachten dan dat hij moeite heeft met het accepteren van de aandoening en de gevolgen hiervan. Er zijn per de te beoordelen datum, 25 januari 2021 [6] , geen aanwijzingen voor evidente psychopathologie. Bij psychisch onderzoek werden geen afwijkingen geobjectiveerd, zodat er onvoldoende grond is om (verdergaande) psychische beperkingen in de FML op te nemen.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft (mede) in enkele verschillen tussen de door de primaire arts opgestelde FML en de door de verzekeringsarts van Ergatis tijdens een eerder onderzoek opgestelde FML aanleiding gezien om wijzigingen aan te nemen voor tillen, dragen, duwen en trekken in de FML. Op grond van de observaties tijdens haar onderzoek, waarbij eiser in staat was om 90 graden te buigen, en het onderzoek van de reumatoloog opgenomen in het rapport van Ergatis, waarin de reumatoloog geen bewegingsbeperking van de lumbale wervelkolom constateerde, heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aanleiding gezien de door de primaire arts aangenomen beperking ten aanzien van buigen uit de FML te verwijderen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft deze wijzigingen vastgelegd in een FML van 17 maart 2022.
3.2.
De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft hierna in het rapport van 23 maart 2022, na overleg met de verzekeringsarts bezwaar en beroep, geconcludeerd dat twee van de eerder geselecteerde functies dienen te vervallen. Zij heeft in plaats daarvan een nieuwe functie (bij)geselecteerd (binnen dezelfde SBC-code als één van de vervallen functies) en geconstateerd dat er voldoende functies resteren om de schatting op te baseren. Zij is tevens puntsgewijs ingegaan op de door eiser in bezwaar naar voren gebrachte arbeidskundige gronden en heeft gemotiveerd uiteengezet dat de belasting van de in bezwaar nieuw geselecteerde functies de belastbaarheid van eiser niet overschrijdt. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft - na correctie van het maatmaninkomen en de beoordelingsdatum - geconcludeerd dat het loon dat met de (nieuwe) mediaanfunctie verdiend kan worden 53,93% lager ligt dan het loon dat eiser zou kunnen verdienen als hij niet arbeidsongeschikt zou zijn geworden. Hij heeft de conclusie van de arbeidsdeskundige dat de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser tussen 35 en 80% ligt, dan ook onderschreven.
3.3.
Vervolgens heeft het UWV bij het bestreden besluit het bezwaar van eiser gegrond verklaard en het primaire besluit herroepen voor zover het om de vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid gaat (gewijzigd van 36,29% naar 53,93%).
Standpunten van partijen
4.1.
Eiser heeft in beroep gesteld dat hij volledig arbeidsongeschikt is. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft volgens eiser niet duidelijk gemotiveerd hoe er in de FML rekening is gehouden met het feit dat hij medicinale wiet dient in te nemen in verband met zijn dunnevezelneuropathie. Eiser meent als gevolg daarvan sterk beperkt te zijn in het aantal handelingen dat hij overdag kan verrichten wegens sufheid en een duf gevoel. Volgens eiser is het bestreden besluit daarom onzorgvuldig genomen en onvoldoende gemotiveerd. Omdat zonder toelichting een verruiming voor buigen is teruggedraaid, heeft het UWV volgens eiser gehandeld in strijd met het verbod van reformatie in peius. Ten aanzien van de functie textielproductenmaker (sbc-code 111160) heeft eiser aangegeven dat deze als gevaarlijk kan worden aangemerkt, dat er omgegaan moet worden met deadlines en dat de functie fijne motoriek vereist, zodat deze functie niet in overeenstemming is met eisers beperkingen. Ook in de functie productiemedewerker industrie (sbc-code 111180) moet zeer zorgvuldig gehandeld worden en secuur te werk worden gaan. Eiser is van mening dat hij deze functie niet kan verrichten, omdat hij gedurende de gehele dag medicinale wiet inneemt. Eiser heeft verder gesteld dat hij niet de energie heeft om de functie telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) (sbc-code 315174) [7] , die veelal mondeling wordt uitgevoerd, te verrichten. Daarbij heeft eiser erop gewezen dat hij in bezwaar al heeft aangegeven dat er in verband met energetische beperkingen ten minste een urenbeperking moet worden aangenomen. Tot slot heeft eiser de rechtbank om een schadevergoeding verzocht.
4.2.
De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn nadere rapport van 16 juni 2022 gemotiveerd dat wat eiser in beroep heeft aangevoerd geen aanleiding geeft het eerder ingenomen standpunt te wijzigen. Hij heeft daartoe overwogen dat het gebruik van medicinale wiet een negatieve invloed op het reactievermogen kan hebben en dat daarom de beperking ten aanzien van verhoogd persoonlijk risico in de FML is opgenomen. Er is geen noodzaak om wegens het cannabisgebruik een urenbeperking op te nemen in de FML, omdat eiser bij de primaire arts aangaf overdag te slapen wegens slaapgebrek, niet wegens klachten van sufheid/dufheid. Eiser stelde tijdens de hoorzitting dat hij last heeft van sufheid, constant moe zijn, aangeschoten zijn door de cannabis en in slaap vallen. Hij gebruikte ten tijde van de hoorzitting cannabis flos bedrobinol vijf gram, waarmee hij thee zet die hij de hele dag drinkt en waarbij hij zo’n zeven tot tien gram per dag gebruikt. Per de te beoordelen datum was deze grote hoeveelheid cannabisgebruik echter nog niet aan de orde. Uit de aanwezige medische informatie van de neuroloog van 8 februari 2021 blijkt dat eiser toen geen cannabis flos bedrobinol vijf gram gebruikte, maar cannabisolie waarbij hij vijf druppels voor de nacht en één à twee druppels in de ochtend gebruikte. Uit de brief van de cardioloog van 12 februari 2021 blijkt dat hij aangaf twee maal per dag vijf druppels cannabisolie te gebruiken. Bij een 30 ml flesje CBD-olie met 5% CBD komt dit neer op 15 mg/dag als eiser hiervan zeven druppels per dag gebruikte en op 21,4 mg/dag als hij tien druppels gebruikte. Bij een hoog percentage CBD in de CBD-olie van 25% is dit vijf keer zoveel, namelijk 75-107 mg/dag. Dit betreft, volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep, een dusdanig lage dosering van cannabis dat ernstige sufheid /dufheid op basis hiervan niet te verklaren is.
Met betrekking tot de beperking ten aanzien van buigen heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd dat de reumatoloog op 22 oktober 2019 geen bewegingsbeperking van de lumbale wervelkolom heeft geconstateerd (zie het rapport van Ergatis van 12 november 2019). Bij het medisch onderzoek in bezwaar op 16 maart 2022 is vastgesteld dat eiser tot 90 graden kon buigen. In de tussenliggende periode is er geen periode geweest waarin er medisch objectief sprake was van een tijdelijk verslechterde medische situatie. Het is dus aannemelijk dat dit ook op 25 januari 2021 (de te beoordelen datum) zo was. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft er verder op gewezen dat er in beroep geen objectieve gegevens aangeleverd zijn die aanleiding geven om de FML van 17 maart 2022 te wijzigen.
Het wettelijk kader
5. Op deze zaak is een aantal wettelijke regels van toepassing die zijn opgenomen in de bijlage. De bijlage maakt onderdeel uit van deze uitspraak.
Beoordeling door de rechtbank
6. De rechtbank moet beoordelen of het UWV bij het bestreden besluit de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser terecht met ingang van 25 januari 2022 heeft vastgesteld op 53,93%. Daartoe dient de rechtbank aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of het UWV de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de voor hem geselecteerde functies te verrichten.
7. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiser 53,93% arbeidsongeschikt is. Zij oordeelt dan ook dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
8. Het UWV heeft zijn besluiten gebaseerd op rapporten van (verzekerings)artsen en arbeidsdeskundigen. De rechtbank overweegt dat het UWV besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid op dit soort rapporten mag baseren. Die rapporten moeten dan wel:
- op een zorgvuldige manier tot stand zijn gekomen;
- geen tegenstrijdigheden bevatten, en;
- voldoende begrijpelijk zijn.
Als iemand vindt dat de besluiten van het UWV over zijn arbeidsongeschiktheid niet juist zijn, moet hij aanvoeren (en zo nodig aannemelijk maken) dat de rapporten niet aan deze voorwaarden voldoen of dat de medische beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat een medische beoordeling onjuist is, is in principe informatie van een arts of medisch behandelaar noodzakelijk.
9.1.
De rechtbank vindt dat de rapporten van de primaire arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan de drie genoemde criteria voldoen. Het onderzoek van de arts is gebaseerd op onder meer dossierstudie, anamnese en van de neuroloog ontvangen brieven van 8 februari 2022 en 2 september 2020. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht, is bij de hoorzitting van 17 maart 2022 aanwezig geweest en heeft wat in bezwaar is aangevoerd en de in bezwaar ontvangen informatie van de behandelend sector meegewogen. Aansluitend op de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser lichamelijk en psychisch onderzocht. Er is geen reden om te oordelen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd. Verder bevatten de rapporten geen tegenstrijdigheden en zijn zij voldoende begrijpelijk.
9.2.
De rechtbank ziet ook geen aanleiding om het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt in twijfel te trekken. De door eiser genoemde klachten waren bekend, met name ook de pijnklachten in zijn gehele lichaam, en zijn meegewogen in het verzekeringsgeneeskundig onderzoek. Ook het feit dat eiser medicinale wiet gebruikte is meegewogen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft inzichtelijk gemotiveerd dat eiser niet volledig arbeidsongeschikt is, omdat hij niet voldoet aan de criteria van één van de uitzonderingscategorieën volgens het Schattingsbesluit. De verzekeringsarts heeft ook inzichtelijk gemotiveerd welke beperkingen eiser volgens haar wel en welke beperkingen eiser niet (meer) heeft. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft overwogen dat eiser niet zulke ernstige psychische stoornissen heeft dat voor het persoonlijk functioneren en het sociaal functioneren in de FML (verdergaande) beperkingen opgenomen moeten worden. De rechtbank acht dit een navolgbaar oordeel. De rechtbank kan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er geen argumenten zijn voor het aannemen van een urenbeperking, ook volgen. Het UWV heeft erkend dat eiser klachten heeft in verband waarmee hij beperkingen voor arbeid heeft, maar verschilt met eiser van mening over de mate waarin eiser daardoor beperkingen ondervindt. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de Wet WIA niet gaat om de medische klachten van eiser als zodanig, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiser in beroep heeft aangevoerd, legt - zoals de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar aanvullende rapport van 16 juni 2022 ook overtuigend nader heeft toegelicht - tegenover het gemotiveerde medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de (eerdere) conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft met name uitvoerig en overtuigend gemotiveerd dat eiser op de te beoordelen datum een zo lage dosering cannabis gebruikte dat op basis daarvan geen ernstige sufheid en dufheid kan worden verklaard. Eiser heeft ter zitting niet aannemelijk gemaakt dat de dosering van de cannabis anders was dan waar de verzekeringsarts bezwaar en beroep van uit is gegaan. De rechtbank betrekt bij haar oordeel verder mede dat eiser in beroep geen medische gegevens heeft overgelegd die een nieuw licht op eisers situatie in geding werpen.
10. Het UWV heeft de functionele mogelijkheden van eiser per de te beoordelen datum dan ook juist vastgesteld in de FML van 17 maart 2022. Daarvan uitgaande kan wat eiser heeft betoogd over de geschiktheid van de in bezwaar geselecteerde functies niet slagen, voor zover dit betoog is gebaseerd op de stelling dat hij minder functionele mogelijkheden heeft dan het UWV heeft aangenomen. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 23 maart 2022, in aanvulling op het rapport van de arbeidsdeskundige van 30 april 2021, de geschiktheid van de in bezwaar geselecteerde functies voldoende toegelicht aan de hand van de in het Claimbeoordelings- en Borgingssysteem gesignaleerde items die een mogelijke overschrijding van de belastbaarheid aangeven. Daarbij heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep overleg gevoerd met de verzekeringsarts bezwaar en beroep. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is ook puntsgewijs ingegaan op wat eiser in bezwaar naar voren heeft gebracht. Naar aanleiding van het door eiser in bezwaar en in beroep naar voren gebrachte punt dat er in de functies zorgvuldig moet worden gehandeld, heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep gemotiveerd dat er geen overschrijding van de belastbaarheid in de functies is, omdat eiser niet beperkt is op vasthouden van de aandacht of zelfstandig en doelmatig handelen. Naar aanleiding van eisers betoog dat de functie textielproductenmaker (sbc-code 111160) als gevaarlijk kan worden aangemerkt, dat er omgegaan moet worden met deadlines en dat de functie fijne motoriek vereist gezien de functieomschrijving, constateert de rechtbank dat deze functie geen belasting kent op de items ‘verhoogd persoonlijk risico’ en ‘deadlines en productiepieken’. Voor fijne motoriek is eiser niet beperkt geacht. De rechtbank is niet gebleken dat de belasting van de in bezwaar geselecteerde functies de mogelijkheden van eiser overschrijdt, zodat deze functies voor eiser geschikt worden geacht.
11. Vergelijking van het inkomen dat eiser in de in bezwaar geselecteerde functies zou kunnen verdienen met het inkomen dat hij in zijn eigen werk zou hebben verdiend als hij niet arbeidsongeschikt was geworden, geeft een verlies aan verdienvermogen te zien van 53,39%. Het UWV heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser per 25 januari 2022 dus terecht bepaald op meer dan 35%, maar minder dan 80%.
12. Het UWV heeft eiser bij het bestreden besluit dan ook terecht per 25 januari 2022 een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, berekend naar een mate van arbeidsongeschiktheid tussen de 35% en 80% (53,39%).
13. Eisers beroep op het verbod van reformatio in peius slaagt niet. Het verbod van reformatio in peius houdt in dat het bezwaarschrift van eiser er niet toe mag leiden dat het UWV de heroverweging gebruikt om een verslechtering van eisers positie te bereiken die zonder bezwaarschriftenprocedure niet mogelijk zou zijn. Daarvan is in dit geval geen sprake. In bezwaar heeft het UWV het arbeidsongeschiktheidspercentage per 25 januari 2021 vastgesteld op 53,39% in plaats van op 36,29%.
Conclusie en gevolgen
14. Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het UWV terecht heeft bepaald dat eiser met ingang van 25 januari 2021 recht heeft op een WGA-uitkering naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 53,39%. Eiseres krijgt daarom het griffierecht niet terug. Omdat het beroep ongegrond is, bestaat er geen grond voor schadevergoeding en evenmin voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E. Lunenberg, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 9 februari 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijk kader

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 van de Wet WIA is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, van de Wet WIA wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
In het Schattingsbesluit zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.Wet WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.
2.WGA staat voor Werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten. Dit is een van de uitkeringen die op grond van de Wet WIA verstrekt kan worden.
3.FML staat voor Functionele mogelijkhedenlijst.
4.Het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten.
5.ADL staat voor algemene dagelijkse levensverrichtingen.
6.Dit is de datum per wanneer de beoordeling moet plaatsvinden. Dit wordt ook wel ‘datum in geding’ genoemd.
7.In het beroepschrift wordt de functie ‘monteur printplaten’ genoemd, maar de rechtbank gaat ervan uit dat eiser hiermee doelt op de functie telefonist (centrale), medewerker callcenter (inbound) met sbc-code 315174.