In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. M.J. Goedhart, eist ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning door de huurder, die sinds 1983 in de woning verblijft. De verhuurder stelt dat de huurder zich niet als een goed huurder gedraagt en dat er al jarenlang ernstige overlast is van de huurder en haar zoon, wat door omwonenden wordt bevestigd. De huurder, vertegenwoordigd door mr. M.B. Visser, betwist de beschuldigingen en stelt dat de overlast verband houdt met een verbouwing in de nabijheid.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 november 2023 zijn verschillende getuigen gehoord, waaronder omwonenden die de overlast hebben ervaren. De kantonrechter heeft vastgesteld dat er inderdaad klachten zijn over geluidsoverlast en agressief gedrag, maar oordeelt dat de gevolgen van een ontruiming voor de huurder, een 71-jarige vrouw die al 40 jaar in de woning woont, bijzonder groot zijn. De kantonrechter concludeert dat, hoewel er voldoende bewijs is van overlast, de ontbinding van de huurovereenkomst en de ontruiming op dit moment niet gerechtvaardigd zijn, gezien de bijzondere omstandigheden van de huurder en het feit dat het na februari 2023 stil is geworden.
De kantonrechter wijst de vordering van de verhuurder af en veroordeelt deze in de proceskosten, die aan de kant van de huurder tot vandaag zijn vastgesteld op € 398,-. Het vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de verhuurder het vonnis kan laten uitvoeren, ook al is er nog geen definitieve uitspraak in hoger beroep.