ECLI:NL:RBROT:2023:12978

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
83-026341-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van onjuiste/onvolledige belastingaangiften en valsheid in geschrift door een rechtspersoon

Op 27 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een rechtspersoon, hierna aangeduid als [verdachte rechtspersoon01]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan meermalen het indienen van onjuiste en onvolledige belastingaangiften, alsook aan valsheid in geschrift. De feiten hebben zich voorgedaan in de periode van 2018 tot en met 2020, waarbij de verdachte opzettelijk lagere bedragen aan loonheffingen en omzetbelasting heeft opgegeven dan daadwerkelijk verschuldigd was. Dit heeft geleid tot een benadeling van de overheid voor een bedrag van ongeveer € 529.776,-. De officier van justitie, mr. J. Bezem, heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een voorwaardelijke geldboete van € 50.000,- met een proeftijd van drie jaar. De rechtbank heeft de eis van de officier van justitie gevolgd en geoordeeld dat de verdachte ernstig inbreuk heeft gemaakt op het vertrouwen dat de overheid moet kunnen stellen in de juistheid van belastingaangiften. De rechtbank heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd. De verdachte is niet eerder veroordeeld voor strafbare feiten, wat in haar voordeel heeft meegewogen. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten en heeft de geldboete voorwaardelijk opgelegd, met de voorwaarde dat de verdachte zich gedurende de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maakt.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83-026341-23
Datum uitspraak: 27 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte rechtspersoon:
[verdachte rechtspersoon01],
gevestigd aan de [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
op de terechtzitting vertegenwoordigd door:
[medeverdachte01] , geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01].

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 en 15 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte rechtspersoon (hierna: [verdachte rechtspersoon01] ) is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Bezem heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde;
  • veroordeling van [verdachte rechtspersoon01] tot een geldboete van € 50.000,- voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar.

4.Bewezenverklaring

In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu namens [verdachte rechtspersoon01] het bewezen verklaarde is bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat [verdachte rechtspersoon01] de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat:
1
Zij,
op 27 juli 2018, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn,
opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte omzetbelasting ten name van [verdachte rechtspersoon01] betreffende het aangiftetijdvak voor het eerste kwartaal 2018 (DOC-83), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan , immers heeft zij opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljet
omzetbelasting over het tijdvak van het eerste kwartaal 2018 een te laag bedrag aan omzet opgegeven en/of vermeld, terwijl dat feit er toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2
Zij,
in de periode van 27 juli 2018
tot en met 16 april 2019, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn ,
meermalen, telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte
loonheffingen:
- ten name van [verdachte rechtspersoon01] , betreffende het eerste tot en met zesde aangiftetijdvak, achtste aangiftetijdvak en het dertiende aangiftetijdvak van 2018 (DOC-84), onjuist en/of onvolledig heeft gedaan immers heeft zij telkens opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde, aangiftebiljet loonheffingen over het eerste tot en met zesde aangiftetijdvak(, achtste aangiftetijdvak en het dertiende aangiftetijdvak van 2018 telkens
eente laag bedrag aan loonheffingen opgegeven en/of vermeld, terwijl
dat feit er telkens toe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
3
Zij,
in de periode van 13 februari
2020 tot en met 1 maart 2020, te ’s-Gravenhage en Apeldoorn meermalen opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- aangiften omzetbelasting ten name van [verdachte rechtspersoon01] over het tweede tot en met het vierde kwartaal 2018, niet heeft gedaan, terwijl
die feitenertoe strekte
ndat te weinig belasting werd geheven;
4
Zij,
op 22 december 2020, te ’s-Gravenhage een geschrift
datbestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een elektronische aanvraag (DOC-32), voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 december 2020, valselijk heeft opgemaakt ,
bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvraag valselijk in strijd met de waarheid was vermeld dat:
- de omzet van het vierde kwartaal 2019 € 4.600.000,00 was, en
- de verwachte omzet van het vierde kwartaal 2020 € 850.000,00 is, ten gevolge waarvan in 2020 omzetverlies zal worden geleden van € 3.750.000,00,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken ;
en
zij,
Op 22 december 2020, ‘s-Gravenhage gebruik heeft gemaakt van genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvraag als ware deze echt en onvervalst, door deze te verzenden aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, zulks terwijl zij wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
2.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
3.
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, meermalen gepleegd;
4.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid [verdachte rechtspersoon01]

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van [verdachte rechtspersoon01] uitsluit. [verdachte rechtspersoon01] is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan [verdachte rechtspersoon01] wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de omstandigheden en de draagkracht van [verdachte rechtspersoon01] Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
[verdachte rechtspersoon01] heeft zich meermalen schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Zij heeft een aanvraag ‘Tegemoetkoming Vaste Lasten’ opzettelijk vals opgemaakt en ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland door daarop hogere omzetverliezen in te vullen dan daadwerkelijk zouden worden geleden. Zij heeft daarmee misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld dat was bedoeld als noodmaatregel voor gedupeerde ondernemers in tijden van grote maatschappelijke onzekerheid en onrust. [verdachte rechtspersoon01] heeft het vertrouwen dat de overheid dient te kunnen stellen in de juistheid van gegevens en documenten ernstig beschaamd. Daarbij heeft zij slechts haar eigen financiële belangen voor ogen gehouden, zonder zich rekenschap te geven van de maatschappelijke gevolgen van haar handelen. De rechtbank rekent dit [verdachte rechtspersoon01] ernstig aan.
Ook heeft [verdachte rechtspersoon01] gedurende een periode van drie jaar belastingfraude gepleegd door meermalen onjuiste aangiften omzet- en loonbelasting in te dienen bij de belastingdienst of in het geheel geen aangifte te doen, waardoor te weinig omzet- en loonbelasting geheven werd. [verdachte rechtspersoon01] heeft met haar handelen een grove inbreuk gemaakt op het door de belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften moet kunnen worden vertrouwd. Slechts doordat en nadat haar strafbaar handelen was opgemerkt, is aan deze gedragingen een einde gekomen.
Door het handelen van de verdachte is de overheid, en daarmee de gehele samenleving, benadeeld voor een bedrag van ongeveer € 529.776,-.
De rechtbank heeft acht geslagen op het uittreksel uit het justitieel documentatieregister waaruit blijkt dat [verdachte rechtspersoon01] in het verleden niet is veroordeeld voor strafbare feiten.
7.2.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op de ernst van de feiten en op de Oriëntatiepunten van de LOVS bij fraude dient hierop in beginsel te worden gereageerd met het opleggen van een forse geldboete.
Alles afwegend zal de rechtbank, overeenkomstig de eis van de officier van justitie, volstaan met het voorwaardelijk opleggen van een geldboete van na te noemen hoogte. Daarbij heeft de rechtbank betrokken dat de onderneming thans nog wel bestaat maar geen werkzaamheden meer verricht. Deze voorwaardelijke straf strekt er mede toe om [verdachte rechtspersoon01] ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 28 september 2021 en is met drie maanden overschreden. De rechtbank ziet gelet op de beperkte overschrijding van deze termijn en de op te leggen geheel voorwaardelijke sanctie geen aanleiding om wegens overschrijding van de redelijke termijn enige strafkorting toe te passen en volstaat met de constatering dat die termijn is overschreden.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen:
  • 23, 51, 56, 57 en 225 van het Wetboek van Strafrecht;
  • 68 en 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte rechtspersoon de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte rechtspersoon meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte rechtspersoon daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte rechtspersoon strafbaar;
veroordeelt de verdachte rechtspersoon tot een
geldboete van € 50.000, 00 (vijftigduizend euro);
bepaalt dat deze geldboete niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee (2) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde rechtspersoon zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken.
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 27 december 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte rechtspersoon wordt ten laste gelegd dat
1
Zij,
op of omstreeks 27 juli 2018, te ‘s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n) omzetbelasting ten name van [verdachte rechtspersoon01] betreffende de/het aangiftetijdvak(ken) voor het eerste kwartaal 2018 (DOC-83), (gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben laten doen, immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage, Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde/gezonden, aangiftebiljet(ten)
omzetbelasting over het tijdvak van het eerste kwartaal 2018 een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan omzetbelasting en/of een te laag bedrag aan “Totaal omzetbelasting” en/of een te laag belastbaar bedrag, althans een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven en/of vermelden, terwijl dat feit/die feit(en) er toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
2
Zij,
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 27 juli 2018
tot en met 16 april 2019, te ‘s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n)
loonheffingen:
- ten name van [verdachte rechtspersoon01] , betreffende de/het eerste tot en met zesde aangiftetijdvak(ken), achtste aangiftetijdvak(ken) en/of het dertiende aangiftetijdvak(ken) van 2018 (DOC-84), (gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben laten doen, immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage, Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde/gezonden, aangiftebiljet(ten) loonheffingen over de de/het eerste tot en met zesde aangiftetijdvak(ken), achtste aangiftetijdvak(ken) en/of het dertiende aangiftetijdvak(ken) van 2018 (telkens) te laag bedrag aan loonheffingen en/of een te laag bedrag aan “Totaal loonheffingen” en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven, en/of vermelden, terwijl
dat feit/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven;
3
Zij,
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 13 februari
2020 tot en met 1 maart 2020, te ‘s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- één of meerdere aangiften omzetbelasting ten name van [verdachte rechtspersoon01] over het tweede tot en met het vierde kwartaal 2018, niet en/of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan, althans laten doen, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
4
Zij,
op of omstreeks 22 december 2020, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, een geschrift die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een (elektronische) aanvraag (DOC-32), voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 december 2020, althans een aanvraag uit naam van [verdachte rechtspersoon01] , valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en),
bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvraag valselijk in strijd met de waarheid was vermeld dat:
- de omzet van het vierde kwartaal 2019 € 4.600.000,00 was, en/of
- de verwachte omzet van het vierde kwartaal 2020 € 850.000,00 is, ten gevolge waarvan in 2020 omzetverlies zal worden geleden van € 3.750.000,00, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of
zij,
op of omstreeks 22 december 2020, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, gebruik heeft gemaakt van het gedachtestreepje genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvraag als ware deze echt en onvervalst, door deze te (laten/doen) verzenden en/of te laten/doen toekomen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland., zulks terwijl zij en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik.