ECLI:NL:RBROT:2023:12977

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
15 maart 2024
Zaaknummer
83.278682.21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van onjuiste belastingaangiften en valsheid in geschrift door rechtspersoon

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die feitelijk leiding heeft gegeven aan meerdere verboden gedragingen, waaronder het medeplegen van onjuiste en onvolledige belastingaangiften en valsheid in geschrift. De verdachte, verbonden aan de rechtspersonen [bedrijf01], [bedrijf02] en [medeverdachte rechtspersoon01], werd beschuldigd van het opzettelijk indienen van onjuiste aangiften omzetbelasting en loonheffingen, waardoor te weinig belasting werd geheven. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 27 juli 2018 tot en met 17 maart 2020, samen met anderen, meermalen opzettelijk onjuiste aangiften heeft gedaan, wat resulteerde in een aanzienlijk financieel nadeel voor de belastingdienst en de samenleving. De verdachte heeft ook valse aanvragen ingediend voor subsidies, waarbij hij hogere omzetverliezen heeft opgegeven dan daadwerkelijk het geval was. De rechtbank heeft de verdachte schuldig bevonden aan de ten laste gelegde feiten en hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de maatschappelijke gevolgen van het handelen van de verdachte zwaar laten meewegen in de strafmaat.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 83.278682.21
Datum uitspraak: 27 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] ( [geboorteland01] ) op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
raadsman mr. T. Yilmaz, advocaat te 's-Gravenhage.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 12 en 15 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J. Bezem heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 tot en met 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar.

4.Geldigheid dagvaarding

Standpunt verdediging
Het onder 6 ten laste gelegde voldoet niet aan het vereiste van artikel 261, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering aangezien een feitelijke omschrijving ontbreekt van de doel(einden) waarvoor de verdachte de van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland ontvangen geldbedragen zou hebben aangewend. De dagvaarding is wat betreft het onder 6 ten gelaste gelegde nietig.
Oordeel van de rechtbank
Het verweer wordt verworpen. Hetgeen de verdediging heeft aangevoerd veronderstelt een eis die de wet niet stelt. De dagvaarding is met betrekking tot het onder 6 ten laste gelegde geldig.

5.Waardering van het bewijs

5.1.
Bewezenverklaring zonder nadere motivering
De ten laste gelegde feiten zijn door de verdachte bekend. Deze feiten zullen zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
5.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
[bedrijf01] en [bedrijf02] en [medeverdachte rechtspersoon01]
,
in de periode van 27 juli 2018
tot en met 17 maart 2020, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn ,
tezamen en in vereniging met
elkandermeermalen,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte
omzetbelasting:
- ten name van [bedrijf01], betreffende de aangiftetijdvakken voor het derde en vierde kwartaal 2019 (DOC-85, DOC-041, DOC-043); en
- ten name van [bedrijf02], betreffende het aangiftetijdvak voor het tweede kwartaal 2018 (DOC-81); en
- ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] betreffende het aangiftetijdvak voor het eerste kwartaal 2018 (DOC-83),
(gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig hebben gedaan
immers hebben zij telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljettenomzetbelasting over het derde en vierde kwartaal 2019 en eerste en tweede kwartaal 2018 telkens een te laag bedrag aan omzet opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten er telkens toe strektendat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[bedrijf02] en [medeverdachte rechtspersoon01] ,
in de periode van 22 mei 2018
tot en met 16 april 2019, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn ,
tezamen en in vereniging met elkander meermalen,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte
loonheffingen:
- ten name van [bedrijf02], betreffende het vierde tot en met
twaalfde aangiftetijdvak van 2018 (DOC-082) (met uitzondering van het tiende
tijdvak); en- ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] , betreffende het eerste tot en met zesde aangiftetijdvak, achtste aangiftetijdvak en het dertiende aangiftetijdvak van 2018 (DOC-84), (gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig hebben gedaan , immers hebben zij telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst in Nederland ingeleverde aangiftebiljettenloonheffingen over het eerste tot en met dertiende aangiftetijdvak van 2018 (met uitzondering van het zevende en het tiende tijdvak) telkens
eente laag bedrag aan loonheffingen opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven, aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[bedrijf02] en [medeverdachte rechtspersoon01] ,
in de periode van 7 november 2018 tot en met 1 maart 2020, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn ,
tezamen en in vereniging met elkander meermalen
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- een aangifte loonheffingen ten name van [bedrijf02] over het tiende aangiftetijdvak 2018; en
- aangiften omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] over het tweede tot en met het vierde kwartaal 2018, niet hebben gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke voren omschreven verboden gedragingenverdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
4
[bedrijf01] in de periode van 22
september 2020 tot en met 27 november 2020, te ’s-Gravenhage , , geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- elektronische aanvragen (DOC-63 en DOC-68) voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 september 2020 resp. d.d. 27 november 2020, B.V., valselijk heeft opgemaakt bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvragen valselijk in strijd met de waarheid was vermeld dat:
1. in de aanvraag d.d. 22 september 2020 dat de omzet van [bedrijf01] over het
tweede en derde kwartaal 2019 € 1.850.000,00 resp. € 2.250.000,00 was, en dat
dete
verwachten omzet van het tweede en derde kwartaal 2020 € 0,00 is, ten gevolge waarvan omzetverlies zal worden geleden van € 4.100.000,00 in 2020 en2. in de aanvraag d.d. 27 november 2020 dat de omzet van [bedrijf01] voor het
vierde kwartaal 2019 € 2.550.000,00 was, , ,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
en
[bedrijf01], in de periode van 22
september 2020 tot en met 27 november 2020,te ’s-Gravenhage ,
meermalen, gebruik heeft gemaakt van (onder 1 en 2) genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvragen als ware
ndie echt en onvervalst, door deze te
verzenden aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland., zulks terwijl [bedrijf01] wist dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, aan welke bovengenoemde verboden
gedragingen verdachte feitelijk
eleiding heeft gegeven;
5
[medeverdachte rechtspersoon01] ,
op 22 december 2020, te ’s-Gravenhage, een geschrift d
atbestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een elektronische aanvraag (DOC-32), voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 december 2020, valselijk heeft opgemaakt
bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvraag valselijk in strijd met de waarheid was vermeld:
- de omzet van het vierde kwartaal 2019 € 4.600.000,00 was, en- de verwachte omzet van het vierde kwartaal 2020 € 850.000,00 is, ten gevolge waarvan in 2020 omzetverlies zal worden geleden van € 3.750.000,00,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
aan welke voren omschreven verboden gedraging verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
en
[medeverdachte rechtspersoon01] ,
op 22 december 2020,
te ’s-Gravenhage , gebruik heeft gemaakt van genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvraag als ware deze echt en onvervalst, door deze te verzenden aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.,
zulks terwijl [medeverdachte rechtspersoon01] wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, aan welke bovengenoemde verboden gedragingverdachte feitelijk
eleiding heeft gegeven;
6
[bedrijf01],
in de periode van 17 april 2020 tot en met 22 januari 2021 te ‘s-Gravenhage, telkens opzettelijk en wederrechtelijk middelen, te weten: subsidies/ van in totaal
€168.628,24inzake de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) en bedoeld als tegemoetkoming in de loonkosten, die met een bepaald doel door de overheid zijn verstrekt, te weten: het de werkgever ( [bedrijf01]) tegemoet komen in de betaling van de loonkosten (artikel 3 Eerste en Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid)
heeft aangewend voor andere doeleinden dan voor loonkosten van [bedrijf01],
aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.

6.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
1.
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
2.
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist of onvolledig doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
3.
medeplegen van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte niet doen, terwijl het feit ertoe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
4.
valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;
en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd;

5.

valsheid in geschrift, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;

en
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht als ware het echt en onvervalst, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging;
6.
opzettelijk en wederrechtelijk middelen die met een bepaald doel door de overheid zijn verstrekt, aanwenden voor andere doeleinden dan waarvoor zij zijn verstrekt, begaan door een rechtspersoon, terwijl de verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan de verboden gedraging, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.
De feiten zijn dus strafbaar.

7.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.

8.Motivering straf

8.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
8.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd en de ernst van de feiten
De rechtspersonen [bedrijf01] en [medeverdachte rechtspersoon01] hebben zich (meermalen) schuldig gemaakt aan valsheid in geschrift. Zij hebben aanvragen ‘Tegemoetkoming Vaste Lasten’ opzettelijk valselijk opgemaakt en ingediend bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland, door daarop hogere omzetverliezen in te vullen dan daadwerkelijk zouden worden geleden. De verdachte is als de persoon die binnen de ondernemingen zeggenschap had over de dagelijkse gang van zaken en het beleid, verantwoordelijk voor die verboden gedragingen. Hij heeft deze aanvragen namens de vennootschappen ingediend en had de beschikking over de bankrekeningen van de vennootschappen. De verdachte is er ook verantwoordelijk voor dat [bedrijf01] met het overgrote deel van de ontvangen gelden uit hoofde van de ‘Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid’ andere uitgaven heeft gedaan dan de betaling van loonkosten, waarvoor deze gelden zijn bedoeld. Hij heeft daarmee misbruik gemaakt van gemeenschapsgeld dat was bedoeld als noodmaatregel voor gedupeerde ondernemers in tijden van grote maatschappelijke onzekerheid en onrust. De verdachte heeft het vertrouwen dat de overheid dient te kunnen stellen in de juistheid van gegevens en documenten ernstig beschaamd. De verdachte is op exorbitante wijze te werk gegaan waarbij hij de overheid heeft gebruikt als gratis geldverstrekker. Hij heeft slechts zijn eigen financiële belangen voor ogen gehad zonder zich rekenschap te geven van de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen. De rechtbank rekent dit de verdachte ernstig aan.
De verdachte was er voorts verantwoordelijk voor dat de rechtspersonen [bedrijf01], [medeverdachte rechtspersoon01] en [bedrijf02] zich meermalen en gedurende een lange periode schuldig hebben gemaakt aan belastingfraude. Zij hebben telkens opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting en loonheffingen gedaan of hebben in het geheel geen aangifte gedaan. Hierdoor werd te weinig belasting geheven. De belastingdienst – en daarmee de samenleving – bleef achter met een aanzienlijk bedrag aan onbetaalde omzetbelasting en loonheffing. De verdachte heeft met zijn handelen een grove inbreuk gemaakt op het door de belastingdienst gehanteerde systeem, dat erop berust dat steeds op de juistheid van de gedane aangiften moet kunnen worden vertrouwd.
Aan de fiscale fraude is slechts na onderzoek van de belastingdienst naar het gebruik van de G-rekening van de ondernemingen een einde gekomen. De rechtbank rekent ook dit de verdachte aan.
Het totale nadeel als gevolg van de bewezenverklaarde feiten is berekend op 1,8 miljoen euro.
8.3.
Strafmaatverweer
De verdediging heeft op de terechtzitting verzocht bij de op te leggen straffen rekening te houden met de persoonlijke omstandigheden en de overschrijding van de redelijke termijn, zodat dient te worden volstaan met een maximale taakstraf gecombineerd met een voorwaardelijke gevangenisstraf met een proeftijd van twee jaren.
8.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de aard, ernst en omvang van de feiten kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van lange duur. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in de eerste plaats acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken gewoonlijk worden opgelegd. De rechtbank houdt in het nadeel noch in het voordeel van de verdachte rekening met het strafblad van de verdachte, aangezien dit geen recente veroordelingen bevat. In de overige persoonlijke omstandigheden van de verdachte ziet de rechtbank geen aanleiding af te zien van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank acht de eis van de officier van justitie alleszins redelijk, maar zal de op te leggen gevangenisstraf enigszins matigen omdat de verdachte gedurende het onderzoek en op de terechtzitting inzicht heeft getoond in het kwalijke van zijn handelen.
Wel houdt de rechtbank er rekening mee dat de verdachte zeker niet het achterste van zijn tong heeft laten zien. Hij heeft in korte tijd veel geld achterover gedrukt. Bij de FIOD heeft hij verklaard dat hij dat geld had gebruikt om privéleningen af te lossen. Ter zitting heeft hij desgevraagd verklaard dat het om geld ging dat hij nodig had om zijn bedrijf te beginnen, zakelijke leningen dus. Hij heeft ter zitting desgevraagd niet goed kunnen uitleggen waarom die zakelijke leningen contant zouden moeten worden afgelost. Daarnaast zal de verdachte schulden moeten afbetalen en beschikt hij slechts over een bescheiden inkomen. Daarom zal de rechtbank er rekening mee houden dat er een risico op herhaling bestaat.
De rechtbank zal daarom een deel van de op te leggen gevangenisstraf voorwaardelijk opleggen met een proeftijd van drie jaren. Dit dient ertoe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen.
De redelijke termijn is in deze zaak aangevangen op 28 september 2021 en is met drie maanden overschreden. De rechtbank volstaat met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden gelet op de beperkte overschrijding van deze termijn en omdat het openbaar ministerie naar het oordeel van de rechtbank voldoende voortvarend onderzoek heeft gedaan. Enige strafkorting blijft dan ook achterwege.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen gevangenisstraf passend en geboden.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen
  • 14a, 14b, 14c, 51, 57, 225 en 323a van het Wetboek van Strafrecht;
  • 68 en 69 van de Algemene Wet inzake Rijksbelastingen.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1, 2, 3, 4, 5 en 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig (24) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf
acht (8) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op drie (3) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
Dit vonnis is gewezen door mr. E. Rabbie, voorzitter,
en mrs. J.L.M. Boek en S.W.H. Bootsma, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.P. Eekhout, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op 27 december 2023.
De oudste rechter en de jongste rechter zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
[bedrijf01] en/of [bedrijf02] en/of [medeverdachte rechtspersoon01]
,
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 27 juli 2018
tot en met 17 maart 2020, te ‘s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n)
omzetbelasting:
- ten name van [bedrijf01], betreffende de/het aangiftetijdvak(ken) voor het derde en/of vierde kwartaal 2019 (DOC-85, DOC-041, DOC-043); en/of
- ten name van [bedrijf02], betreffende de/het aangiftetijdvak(ken) voor het tweede kwartaal 2018 (DOC-81); en/of
- ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] betreffende de/het aangiftetijdvak(ken) voor het eerste kwartaal 2018 (DOC-83),
(gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben laten doen,
immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage, Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde/gezonden, aangiftebiljet(ten) omzetbelasting over een of meerdere tijdvak(ken) in de periode van het derde en/of vierde kwartaal 2019 en/of eerste en/of tweede kwartaal 2018 (telkens) een te laag bedrag aan omzet en/of een te laag bedrag waarover omzetbelasting wordt berekend en/of een te laag bedrag aan omzetbelasting en/of een te laag bedrag aan “Totaal omzetbelasting” en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een
ander(en) doen of laten opgeven, en/of vermelden, terwijl dat feit/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke voren omschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[bedrijf02] en/of [bedrijf01],
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 22 mei 2018
tot en met 16 april 2019, te ‘s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
(telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) (digitale) aangifte(n)
loonheffingen:
- ten name van [bedrijf02], betreffende de/het vierde tot en met
twaalfde aangiftetijdvak(ken) van 2018 (DOC-082) (met uitzondering van het tiende
tijdvak); en/of
- ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] , betreffende de/het eerste tot en met zesde aangiftetijdvak(ken), achtste aangiftetijdvak(ken) en/of het dertiende aangiftetijdvak(ken) van 2018 (DOC-84), (gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig heeft/hebben gedaan en/of heeft/hebben laten doen,
immers heeft/hebben zij en/of haar mededader(s) (telkens) opzettelijk op/in het/de bij/naar de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te ’s-Gravenhage, Apeldoorn en/of elders in Nederland ingeleverde/gezonden, aangiftebiljet(ten) loonheffingen over de de/het eerste tot en met dertiende aangiftetijdvak(ken) van 2018 (met uitzondering van het zevende en het tiende tijdvak) (telkens) te laag bedrag aan loonheffingen en/of een te laag bedrag aan “Totaal loonheffingen” en/of een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven en/of vermeld, en/althans door die/een ander(en) doen of laten opgeven, en/of vermelden, terwijl dat feit/die feit(en) er (telkens) toe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke voren omschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[bedrijf02] en/of [medeverdachte rechtspersoon01] ,
op één of meerdere tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 7 november 2018 tot en met 1 maart 2020, te ‘s-Gravenhage en/of Apeldoorn en/of (elders) in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal,
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- een aangifte loonheffingen ten name van [bedrijf02] over het tiende aangiftetijdvak 2018; en/of
- één of meerdere aangiften omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] over het tweede tot en met het vierde kwartaal 2018, niet en/of niet binnen de daarvoor gestelde termijn heeft gedaan, althans laten doen, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke voren omschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
4
[bedrijf01] op een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22
september 2020 tot en met 27 november 2020, te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een of meerdere geschrift(en) die bestemd was/waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een of meerdere (elektronische) aanvraag/aanvragen (DOC-63 en DOC-68) voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 september 2020 resp. d.d. 27 november 2020, althans een of meerdere aanvragen uit naam van [bedrijf01], valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en), bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvraag/aanvragen valselijk in strijd met de waarheid was/waren vermeld dat:
1. in de aanvraag d.d. 22 september 2020 dat de omzet van [bedrijf01] over het
tweede en derde kwartaal 2019 € 1.850.000,00 resp. € 2.250.000,00 was, en/of dat te
verwachten omzet van het tweede en derde kwartaal 2020 € 0,00 is, ten gevolge waarvan omzetverlies zal worden geleden van € 4.100.000,00 in 2020; en/of
2. in de aanvraag d.d. 27 november 2020 dat de omzet van [bedrijf01] voor het
vierde kwartaal 2019 € 2.550.000,00 was, en/of de te verwachten omzet van het vierde kwartaal 2020 € 0,00 is, ten gevolge waarvan omzetverlies zal worden geleden van
€ 2.550.000,00 in 2020,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke voren omschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
en/of
[bedrijf01], een of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22
september 2020 tot en met 27 november 2020,te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
meermalen, althans eenmaal
gebruik heeft gemaakt van (onder 1 en 2) genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvraag/aanvragen als ware die/deze echt en onvervalst, door deze te
(laten/doen) verzenden en/of te laten/doen toekomen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland., zulks terwijl [bedrijf01] en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik,
tot het plegen van welk(e) bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden
gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
5
[medeverdachte rechtspersoon01] ,
op of omstreeks 22 december 2020,
te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een geschrift die bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een (elektronische) aanvraag (DOC-32), voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 december 2020, althans een aanvraag uit naam van [medeverdachte rechtspersoon01] , valselijk heeft opgemaakt en/of vervalst, en/of valselijk heeft doen en/of laten opmaken en/of doen en/of laten vervalsen door (een) ander(en),
bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvraag valselijk in strijd met de waarheid was vermeld:
- de omzet van het vierde kwartaal 2019 € 4.600.000,00 was, en/of
- de verwachte omzet van het vierde kwartaal 2020 € 850.000,00 is, ten gevolge waarvan in 2020 omzetverlies zal worden geleden van € 3.750.000,00,
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke voren omschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven;
en/of
[medeverdachte rechtspersoon01] ,
op of omstreeks 22 december 2020,
te ’s-Gravenhage en/of (elders) in Nederland, althans in Nederland, tezamen en in
vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
gebruik heeft gemaakt van het gedachtestreepje genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvraag als ware deze echt en onvervalst, door deze te (laten/doen) verzenden en/of te laten/doen toekomen aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland., zulks terwijl [medeverdachte rechtspersoon01] en/of haar mededader(s) wist(en) en/of redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dit/deze geschrift(en) bestemd was/waren voor zodanig gebruik, tot het plegen van welk€ bovengenoemde strafbare feit(en) verdachte (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovengenoemde verboden gedraging(en) verdachte (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
6
[bedrijf01],
op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 17 april 2020 tot en met 22 januari 2021 te ‘s-Gravenhage, althans in Nederland
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen
meermalen, althans eenmaal (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk middelen, te weten: subsidies/een of meerdere geldbedragen van in totaal € 182.727,- inzake de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) en/of bedoeld als tegemoetkoming in de loonkosten, in elk geval subsidiegelden die met een bepaald doel door en/of vanwege de overheid zijn verstrekt, te weten:
het de werkgever ( [bedrijf01]) tegemoet komen in de betaling van de loonkosten (artikel 3 Eerste en Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid)
(geheel of gedeeltelijk) heeft/hebben aangewend en/of doen aanwenden voor andere doeleinden dan voor loonkosten en/of loonbetalingen aan werknemer(s) van [bedrijf01], althans voor (een) ander(e) doeleind(en) aangewend en/of doen aanwenden dan waarvoor zij is verstrekt;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke-/rechtsperso(o)n(en), althans alleen, opdracht heeft gegeven en/of aan welke vorenomschreven verboden gedraging(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer natuurlijke-/rechtsperso(o)n(en), althans alleen, feitelijke leiding heeft gegeven.