5.2.Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
1
[bedrijf01] en [bedrijf02] en [medeverdachte rechtspersoon01]
,
in de periode van 27 juli 2018
tot en met 17 maart 2020, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn ,
tezamen en in vereniging met
elkandermeermalen,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte
omzetbelasting:
- ten name van [bedrijf01], betreffende de aangiftetijdvakken voor het derde en vierde kwartaal 2019 (DOC-85, DOC-041, DOC-043); en
- ten name van [bedrijf02], betreffende het aangiftetijdvak voor het tweede kwartaal 2018 (DOC-81); en
- ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] betreffende het aangiftetijdvak voor het eerste kwartaal 2018 (DOC-83),
(gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig hebben gedaan
immers hebben zij telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Apeldoorn ingeleverde aangiftebiljettenomzetbelasting over het derde en vierde kwartaal 2019 en eerste en tweede kwartaal 2018 telkens een te laag bedrag aan omzet opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten er telkens toe strektendat te weinig belasting werd geheven,
aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
2
[bedrijf02] en [medeverdachte rechtspersoon01] ,
in de periode van 22 mei 2018
tot en met 16 april 2019, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn ,
tezamen en in vereniging met elkander meermalen,
telkens opzettelijk een bij de Belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in
de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten een digitale aangifte
loonheffingen:
- ten name van [bedrijf02], betreffende het vierde tot en met
twaalfde aangiftetijdvak van 2018 (DOC-082) (met uitzondering van het tiende
tijdvak); en- ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] , betreffende het eerste tot en met zesde aangiftetijdvak, achtste aangiftetijdvak en het dertiende aangiftetijdvak van 2018 (DOC-84), (gedeeltelijk) onjuist en/of onvolledig hebben gedaan , immers hebben zij telkens opzettelijk op de bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst in Nederland ingeleverde aangiftebiljettenloonheffingen over het eerste tot en met dertiende aangiftetijdvak van 2018 (met uitzondering van het zevende en het tiende tijdvak) telkens
eente laag bedrag aan loonheffingen opgegeven en/of vermeld, terwijl die feiten er telkens toe strekten dat te weinig belasting werd geheven, aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
3
[bedrijf02] en [medeverdachte rechtspersoon01] ,
in de periode van 7 november 2018 tot en met 1 maart 2020, te ‘s-Gravenhage en Apeldoorn ,
tezamen en in vereniging met elkander meermalen
opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte, als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten:
- een aangifte loonheffingen ten name van [bedrijf02] over het tiende aangiftetijdvak 2018; en
- aangiften omzetbelasting ten name van [medeverdachte rechtspersoon01] over het tweede tot en met het vierde kwartaal 2018, niet hebben gedaan, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven, aan welke voren omschreven verboden gedragingenverdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
4
[bedrijf01] in de periode van 22
september 2020 tot en met 27 november 2020, te ’s-Gravenhage , , geschriften die bestemd waren om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- elektronische aanvragen (DOC-63 en DOC-68) voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 september 2020 resp. d.d. 27 november 2020, B.V., valselijk heeft opgemaakt bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvragen valselijk in strijd met de waarheid was vermeld dat:
1. in de aanvraag d.d. 22 september 2020 dat de omzet van [bedrijf01] over het
tweede en derde kwartaal 2019 € 1.850.000,00 resp. € 2.250.000,00 was, en dat
dete
verwachten omzet van het tweede en derde kwartaal 2020 € 0,00 is, ten gevolge waarvan omzetverlies zal worden geleden van € 4.100.000,00 in 2020 en2. in de aanvraag d.d. 27 november 2020 dat de omzet van [bedrijf01] voor het
vierde kwartaal 2019 € 2.550.000,00 was, , ,
zulks telkens met het oogmerk om die geschriften als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte feitelijke leiding heeft gegeven;
[bedrijf01], in de periode van 22
september 2020 tot en met 27 november 2020,te ’s-Gravenhage ,
meermalen, gebruik heeft gemaakt van (onder 1 en 2) genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvragen als ware
ndie echt en onvervalst, door deze te
verzenden aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland., zulks terwijl [bedrijf01] wist dat deze geschriften bestemd waren voor zodanig gebruik, aan welke bovengenoemde verboden
gedragingen verdachte feitelijk
eleiding heeft gegeven;
5
[medeverdachte rechtspersoon01] ,
op 22 december 2020, te ’s-Gravenhage, een geschrift d
atbestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen, te weten:
- een elektronische aanvraag (DOC-32), voor de Regeling subsidie financiering vaste lasten MKB COVID-19 (TVL) d.d. 22 december 2020, valselijk heeft opgemaakt
bestaande die valsheid hieruit dat in die genoemde aanvraag valselijk in strijd met de waarheid was vermeld:
- de omzet van het vierde kwartaal 2019 € 4.600.000,00 was, en- de verwachte omzet van het vierde kwartaal 2020 € 850.000,00 is, ten gevolge waarvan in 2020 omzetverlies zal worden geleden van € 3.750.000,00,
zulks met het oogmerk om dat geschrift als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken
aan welke voren omschreven verboden gedraging verdachte, feitelijke leiding heeft gegeven;
[medeverdachte rechtspersoon01] ,
op 22 december 2020,
te ’s-Gravenhage , gebruik heeft gemaakt van genoemde valse en/of valselijk opgemaakte aanvraag als ware deze echt en onvervalst, door deze te verzenden aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland.,
zulks terwijl [medeverdachte rechtspersoon01] wist dat dit geschrift bestemd was voor zodanig gebruik, aan welke bovengenoemde verboden gedragingverdachte feitelijk
eleiding heeft gegeven;
6
[bedrijf01],
in de periode van 17 april 2020 tot en met 22 januari 2021 te ‘s-Gravenhage, telkens opzettelijk en wederrechtelijk middelen, te weten: subsidies/ van in totaal
€168.628,24inzake de Tijdelijke Noodmaatregel Overbrugging voor Werkgelegenheid (NOW) en bedoeld als tegemoetkoming in de loonkosten, die met een bepaald doel door de overheid zijn verstrekt, te weten: het de werkgever ( [bedrijf01]) tegemoet komen in de betaling van de loonkosten (artikel 3 Eerste en Tweede tijdelijke noodmaatregel overbrugging voor behoud van werkgelegenheid)
heeft aangewend voor andere doeleinden dan voor loonkosten van [bedrijf01],
aan welke voren omschreven verboden gedragingen verdachte, feitelijk leiding heeft gegeven.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Taal- en/of schrijffouten in de tenlastelegging zijn verbeterd. De verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.