ECLI:NL:RBROT:2023:12975

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
13 december 2023
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
10/212298-23 vordering TUL: 22/000947-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor zwaar lichamelijk letsel door verkeersongeval met een motorrijtuig

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 13 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die op 22 augustus 2023 te Maassluis een verkeersongeval heeft veroorzaakt. De verdachte reed met een snelheid van 91,44 kilometer per uur op een weg waar 50 kilometer per uur was toegestaan. Bij het verlaten van een rotonde heeft hij een 7-jarig jongetje aangereden, dat hierdoor zwaar lichamelijk letsel opliep. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 8 maanden, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor 3 jaar. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van roekeloos rijgedrag, maar dat de verdachte wel aanmerkelijk onoplettend en onvoorzichtig had gereden. De rechtbank achtte de verdachte schuldig aan het veroorzaken van zwaar lichamelijk letsel door zijn rijgedrag en legde een gevangenisstraf van 173 dagen op, waarvan een deel voorwaardelijk, en een taakstraf van 120 uren. Daarnaast werd de rijbevoegdheid voor 18 maanden ontzegd. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder eerdere veroordelingen en de noodlottige gevolgen van het ongeval voor zowel het slachtoffer als de verdachte zelf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/212298-23
Parketnummer vordering TUL: 22/000947-22
Datum uitspraak: 13 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren in [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de Basisregistratie Personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in [detentieadres01] ,
raadsman mr. G.S.J. van Gestel, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 29 november 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. N.A van Manen heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde meldplicht bij de reclassering en ambulante behandeling;
  • tenuitvoerlegging van het voorwaardelijk opgelegde strafdeel in de zaak met parketnummer 22/000947-22;
  • oplegging van een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van drie jaren;
  • verbeurdverklaren van de Yamaha motor met kenteken [kenteken01] .

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
4.1.1.
Officier van Justitie
De Officier van Justitie stelt zich op het standpunt dat de verdachte roekeloos heeft gereden en daarmee heeft gehandeld in strijd met artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 (hierna: WVW). De gedragingen van de verdachte kunnen als overtreding van artikel 5a eerste lid WVW worden gekwalificeerd. Ingevolge van artikel 175 WVW is er sprake van roekeloosheid als voldaan is aan de delictsomschrijving van dat artikel. Voor roekeloosheid is vereist dat er sprake is geweest van het opzettelijk in ernstige mate schenden van verkeersregels. De verdachte heeft onder meer (veel) te hard gereden, links en rechts ingehaald op plekken waar dit niet was toegestaan en hij heeft wheelies gemaakt. Dergelijke overtredingen worden niet per ongeluk begaan en daarnaast zijn ze keer op keer herhaald door de verdachte, waardoor de verkeersregels in ernstige mate zijn geschonden. Mede door de snelheid van de verdachte heeft hij niet gezien dat er bij de rotonde een jongen van 7 aan kwam fietsen, die hij voorrang moest verlenen. De aanrijding tussen de verdachte en het slachtoffer heeft plaatsgevonden op het punt waar de rotonde wordt verlaten. De verdachte reed, de rotonde naderend, 91,44 kilometer per uur, daar waar 50 kilometer per uur is toegestaan. De verdachte heeft het slachtoffer niet gezien, terwijl het zicht niet werd belemmerd. Door de aanrijding is het slachtoffer ongeveer 10 meter verderop neergekomen en later door de ambulance afgevoerd met zwaar lichamelijk letsel.
4.1.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat van roekeloos rijgedrag geen sprake is. Conform vaste jurisprudentie van de Hoge Raad is slechts in zeer uitzonderlijke gevallen sprake van roekeloosheid. Het moet dan gaan om een zodanig buitengewoon onvoorzichtige gedraging dat daardoor een zeer ernstig gevaar in het leven is geroepen, alsmede dat de verdachte zich daarvan bewust was, althans had moeten zijn. Links en rechts inhalen op een eenbaansweg levert geen ernstig gevaar op, omdat je niet op een tegenligger kan botsen. Het maken van wheelies wordt door de verdachte met klem ontkend en in het dossier zit onvoldoende overtuigend bewijs hiervoor. Weliswaar kwam één maal het voorwiel van de motorfiets van de verdachte van de grond, maar dit duurde zo kort dat het niet als ‘wheelie’ valt aan te merken en het gebeurde ruim voor de aanrijding. Dit leverde dus evenmin ernstig gevaar op. De gedragingen van de verdachte zouden enkel kunnen leiden tot een veroordeling van ofwel de schuldvariant ‘ernstige schuld’ ofwel ‘zeer hoge mate van schuld’.
Naast het vraagstuk omtrent de mate van schuld, moet gekeken worden naar het letsel van het slachtoffer. De verdediging is van oordeel dat van zwaar lichamelijk letsel geen sprake is. Enig medisch ingrijpen is niet noodzakelijk geweest en het slachtoffer mocht de volgende dag al naar huis. Het slachtoffer is binnen zeer korte tijd hersteld. Gelet op het voorgaande stelt de verdediging dat er geen sprake is van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.3.
Beoordeling
De vraag die ter beoordeling voorligt is of sprake is van schuld in de zin van artikel 6 WVW, zoals primair ten laste is gelegd. Om tot het oordeel te komen dat daarvan sprake is, is vereist dat het rijgedrag van de verdachte zeer, althans aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig of onachtzaam was. De rechtbank dient daarbij te letten op het geheel van gedragingen van de verdachte, de aard en de concrete ernst van de verkeersovertreding en de omstandigheden waaronder die overtreding is begaan.
Wheelies?
Met betrekking tot de vraag of de verdachte zogenoemde wheelies heeft gemaakt overweegt de rechtbank allereerst het volgende. De verdachte heeft bij de politie en op de terechtzitting met klem ontkend dat hij wheelies heeft gemaakt. Eén keer is bij het te hard optrekken zijn voorwiel van de weg afgekomen, maar door de tractiecontrole op de motor is het niet mogelijk echte wheelies te maken, aldus de verdachte. In het dossier zitten verschillende getuigenverklaringen en ter terechtzitting zijn dashcam beelden getoond van een motorrijder die wheelies maakt. De rechtbank kan echter niet met zekerheid vaststellen dat dit de verdachte betreft. De verdachte heeft voorts erkend dat hij één keer zijn wiel van de grond heeft gehad, maar onduidelijk is of dit kan worden aangemerkt als ‘wheelie’ (naar algemeen spraakgebruik: het zodanig balanceren op een motorfiets dat men gedurende enige tijd alleen op het achterwiel rijdt). Daarom wordt deze gedraging niet bewezen geacht.
Mate van schuld
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van het dossier als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte heeft op 22 augustus 2023 gereden met een veel hogere snelheid dan de toegestane snelheid van 50 kilometer per uur (tussen de 91,44 en 131,7 kilometer per uur) en daarbij auto’s links en rechts ingehaald op stukken waarop dat niet mocht. Hij heeft vervolgens – mede als gevolg van zijn snelheid - niet tijdig en in onvoldoende mate gekeken of de rotonde vrij was om die op veilige wijze te kunnen verlaten. Hierdoor heeft hij niet gezien dat een fietser die voorrang had, de rotonde overstak, waarop een aanrijding is ontstaan.
De rechtbank komt tot de conclusie dat de verdachte aanmerkelijk onoplettend, onvoorzichtig en onachtzaam heeft gereden en daardoor zijn motor niet meer tijdig voor het overstekende slachtoffer tot stilstand heeft kunnen brengen. Met de verdediging is de rechtbank van oordeel dat onder de bovengenoemde omstandigheden in deze zaak niet wordt voldaan aan de zeer strenge eisen die de Hoge Raad stelt aan bewezenverklaring van het bestanddeel roekeloosheid. De rechtbank acht dus een lichtere schuldvariant bewezen.
Letsel
Het slachtoffer is door de klap van de aanrijding ongeveer 10 meter verderop terechtgekomen. Als gevolg hiervan had het slachtoffer een breuk in zijn schedel, een bloeduitstorting op zijn hoofd, gebroken ribben en een gekneusde long. De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat het hier gaat om zwaar lichamelijk letsel. Bij de afweging daarvan wordt het letsel aan het hoofd van slachtoffer in grote mate meegewogen. Door de cumulatie van de verschillende soorten letsel en de hersteltermijn van 6 weken die het slachtoffer nodig heeft gehad, is er naar algemeen spraakgebruik sprake van zwaar lichamelijk letsel.
4.1.4.
Conclusie
Het primair ten laste gelegde is – met de hierboven gemaakte kanttekeningen - wettig en overtuigend bewezen..
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij op 22 augustus 2023 te Maassluis
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motor met
kenteken [kenteken01] ),
daarmede rijdende over de weg, de Westlandseweg en de Kwartellaan en de
Rozenlaan
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden
door aanmerkelijk, onvoorzichtig en
onoplettend te rijden
door
- meermalen rechts en links in te halen op plaatsen waar dit niet toegestaan was
en
- met een veel te hoge (tussen de 91,44 en 131,7 km/u) dan de ter plaatse toegestane
snelheid richting en over de rotonde te rijden en
- zich niet tijdig of voldoende ervan te vergewissen en zich niet tijdig of
voldoende ervan te blijven vergewissen, dat de rotonde en het fietspad vrij was van
enig kruisend verkeer en
- geen gevolg te geven aan de op het wegdek aangegeven haaientanden en het
verkeersbord B6 en
- een fietser genaamd [slachtoffer01] , die de fietsoversteekplaats over aan het steken was en
over de rotonde reed, geen voorrang te verlenen en
- vervolgens in botsing en/of aanrijding te komen met die voornoemde [slachtoffer01] ,
waardoor voornoemde [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde long
en meer gebroken ribben en een breuk in de schedel, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1 primair:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander zwaar lichamelijk letsel wordt toegebracht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straffen

7.1.
Algemene overweging
De straffen die aan de verdachte worden opgelegd, zijn gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een zeer ernstig verkeersongeval veroorzaakt. Hij heeft op zijn motor met een veel te hoge snelheid een rotonde genaderd. Door deze hoge snelheid was het niet meer mogelijk om acht te slaan op andere weggebruikers. Hierdoor heeft hij niet gezien dat een jongen van 7 de rotonde naderde op zijn fiets. Op het punt waar de verdachte de rotonde moest verlaten en voorrang moest geven, stak het slachtoffer over met zijn fiets. Op dat moment heeft een aanrijding plaatsgevonden, waarbij het slachtoffer werd geraakt en ongeveer 10 meter verderop terecht is gekomen. Het slachtoffer is met zwaar lichamelijk letsel afgevoerd naar het ziekenhuis. Door zijn totaal onverantwoord en levensgevaarlijk rijgedrag heeft de verdachte leed toegebracht aan het slachtoffer en zijn ouders. De rechtbank rekent dit alles de verdachte ernstig aan.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.2.1.
Strafblad
De rechtbank heeft gekeken naar een uittreksel uit de justitiële documentatie van 27 oktober 2023. De verdachte is eerder veroordeeld voor strafbare feiten in het verkeer.
7.2.2.
Rapportages reclassering
Reclassering Nederland heeft een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 17 november 2023. Dit rapport houdt het volgende in.
De verdachte komt sinds zijn zestiende met tussenpozen in aanraking met justitie. Ten aanzien van het delictverleden van de verdachte wordt een delictpatroon gezien ten aanzien van veroordelingen in het verkeer (poging tot zware mishandeling; rijden onder invloed). Ook onderhavige verdenking is daarop gericht. De reclassering heeft de indruk dat deze verdenking mogelijk voortkomt uit impulsiviteit. In gesprek met de reclassering heeft de verdachte namelijk aangegeven dat het rijden op een motor een ‘uitnodigende’ werking heeft. Mogelijk heeft hij zich daarbij laten leiden door zijn impulsen, zonder eerst na te denken over wat de mogelijke gevolgen zouden kunnen zijn van zijn gedrag in het verkeer voor andere weggebruikers. Ondanks dat de indruk is dat verdachte in zijn afgelopen reclasseringstoezicht handvatten heeft gekregen om gedragsverandering teweeg te brengen, ziet de reclassering aanleiding tot het monitoren van verdachte in een voorwaardelijk kader. Hierbij zouden aanvullende gesprekken kunnen plaatsvinden met hulpverlening ten aanzien van het behouden van impulscontrole, als de reclassering daar gedurende het toezicht aanleiding voor ziet. Ook kunnen de mogelijkheden voor de inzet van Perspectief Herstelbemiddeling worden onderzocht en kan het proces van mogelijke herstelinitiatieven worden gemonitord gedurende het toezicht.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Bij de strafbepaling houdt de rechtbank rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte. De verdachte heeft zich sinds de dag van het ongeval geconfronteerd gezien met de noodlottige gevolgen van het verkeersongeval. Hij heeft op de zitting overtuigend spijt betuigd en er blijk van gegeven dat die spijtgevoelens zijn leven beheersen.
Bij de bepaling van de duur van de straffen heeft de rechtbank gekeken naar de oriëntatiepunten voor straftoemeting. Gelet op de ernst van de gedragingen en de gevolgen daarvan is in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De rechtbank zal, anders dan door de officier geëist, daar in dit geval vanaf zien. Allereerst omdat de rechtbank komt tot een lagere gradatie van schuld. Daarnaast acht de rechtbank, gezien de beschreven houding en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf niet op zijn plaats. De verdachte heeft een relatief lange tijd in voorarrest doorgebracht en gelet op het advies van de reclassering is het van belang dat de verdachte aan zichzelf kan gaan werken. Om de ernst van het feit te benadrukken zal wel een aanzienlijke voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd en daarnaast een forse taakstraf. Het voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. Daarnaast zal aan verdachte als bijkomende straf een ontzegging van de rijbevoegdheid worden opgelegd.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straffen passend en geboden.

8.In beslag genomen voorwerpen

8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd om de in beslag genomen Yamaha motor verbeurd te verklaren.
8.2.
Beoordeling
Ten aanzien van de in beslag genomen Yamaha motor zal een last worden gegeven tot teruggave aan de verdachte. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte onevenredig hard gestraft wordt, ook financieel, wanneer zijn motor niet wordt teruggegeven. De rechtbank merkt daarbij op dat de verdachte heeft bezworen dat hij – ook wanneer hij zijn rijbewijs weer terug heeft - niet meer op een motorfiets zal rijden.

9.Vordering tenuitvoerlegging

9.1.
Vonnis waarvan tenuitvoerlegging wordt gevorderd
Bij vonnis van 1 december 2022 van het Gerechtshof Den Haag is de verdachte ter zake van een delict uit de Opiumwet veroordeeld voor zover van belang tot een gevangenisstraf van 2 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De proeftijd is ingegaan op 16 december 2022.
9.2.
Standpunt verdediging
De verdediging voert aan dat de vordering tenuitvoerlegging dient te worden afgewezen, nu het een heel ander feit betreft dan in onderhavige zaak ten laste wordt gelegd.
9.3.
Beoordeling
Het hierboven bewezen verklaarde feit is na het wijzen van dit vonnis en voor het einde van de proeftijd gepleegd. Door het plegen van het bewezen feit heeft de verdachte de aan het vonnis verbonden algemene voorwaarde, dat hij voor het einde van de proeftijd geen nieuwe strafbare feiten zou plegen, niet nageleefd.
In beginsel kan daarom de tenuitvoerlegging van de voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De rechtbank ziet ruimte om die last niet te geven, maar in plaats daarvan de voorwaardelijke gevangenisstraf om te zetten in een taakstraf voor de duur van 120 uren.

10.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c en 22d van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6 en 175 van de Wegenverkeerswet 1994.

11.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

12.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 173 (honderddrieënzeventig) dagen;
bepaalt dat van de gevangenisstraf een gedeelte,
60 (zestig) dagenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaar;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
Meldplicht bij reclassering:
Veroordeelde meldt zich bij Reclassering Nederland op het adres Bezuidenhoutseweg 179, 2594 AH in Den Haag. Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
Ambulante behandeling:
Veroordeelde laat zich, indien geïndiceerd, behandelen door de Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
-de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
-de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
ontzegtde verdachte
de bevoegdheid motorrijtuigente besturen voor de tijd van
18 (achttien)maanden;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
100 (honderd) uren, waarbij de Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan;
beveelt dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van
50 (vijftig) dagen;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
- gelast de teruggave aan verdachte van: Yamaha motor met kenteken [kenteken01] ;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte met ingang van de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
legt - in plaats van de gevorderde last tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van 1 december 2022 van het Gerechtshof Den Haag aan de veroordeelde opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf - aan de veroordeelde een taakstraf op voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, waarbij Reclassering Nederland dient te bepalen uit welke werkzaamheden de taakstraf dient te bestaan, met bevel dat, voor het geval de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 (zestig) dagen.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. J.J. Bade, voorzitter,
en mr. E.M. Havik en mr. D.G.J. Roset, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 22 augustus 2023 te Maassluis
als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig (motor met
kenteken [kenteken01] ),
daarmede rijdende over de weg, de Westlandseweg en/of de Kwartellaan en/of de
Rozenlaan
zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft
plaatsgevonden
door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of
onoplettend te rijden
door
- tijdens het rijden een of meer zogenaamde “wheelie(s)” te maken en/of
- meermalen rechts en/of links in te halen op plaatsen waar dit niet toegestaan was
en/of
- met een veel te hoge (tussen de 91,44 en 131,7 km/u) dan de ter plaatse toegestane
snelheid richting en/of op/over de rotonde te rijden en/of
- zich niet tijdig of voldoende ervan te vergewissen en/of zich niet tijdig of
voldoende ervan te blijven vergewissen, dat de rotonde en het fietspad vrij was van
enig kruisend verkeer en/of
- geen gevolg te geven aan de op het wegdek aangegeven haaientanden en/of het
verkeersbord B6 en/of
- een fietser genaamd [slachtoffer01] , die de fietsoversteekplaats over aan het steken was en
over de rotonde reed, geen voorrang te verlenen en/of
- vervolgens in botsing en/of aanrijding te komen met die voornoemde [slachtoffer01] ,
waardoor voornoemde [slachtoffer01] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gekneusde long
en/of (een of meer) gebroken rib(ben) en/of een breuk in de schedel, of zodanig
lichamelijk letsel werd toegebracht, dat daaruit tijdelijke ziekte of verhindering in de
uitoefening van de normale bezigheden is ontstaan;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou
kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2023 te Maassluis
als bestuurder van een voertuig (motor met kenteken [kenteken01] ),
daarmee rijdende op de weg, de Westlandseweg en/of de Kwartellaan en/of de
Rozenlaan,
zich opzettelijk zodanig heeft gedragen dat de verkeersregels in ernstige mate
werden geschonden door
- tijdens het rijden een of meer zogenaamde “wheelie(s)” te maken en/of
- meermalen rechts en/of links in te halen op plaatsen waar dit niet toegestaan was
en/of
- met een veel te hoge (tussen de 91,44 en 131,7 km/u) dan de ter plaatse toegestane
snelheid richting en/of op/over de rotonde te rijden en/of
- zich niet tijdig of voldoende ervan te vergewissen en/of zich niet tijdig of
voldoende ervan te blijven vergewissen, dat de rotonde en het fietspad vrij was van
enig kruisend verkeer en/of
- geen gevolg te geven aan de op het wegdek aangegeven haaientanden en/of het
verkeersbord B6 en/of
- een fietser genaamd [slachtoffer01] , die de fietsoversteekplaats over aan het steken was en
over de rotonde reed, geen voorrang te verlenen en/of
- vervolgens in botsing en/of aanrijding te komen met die voornoemde [slachtoffer01] ,
door welke verkeersgedraging(en) van verdachte levensgevaar of gevaar voor zwaar
lichamelijk letsel voor (een) ander(en) te duchten was;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of
zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 22 augustus 2023 te Maassluis als bestuurder van een voertuig
(motor met kenteken [kenteken01] ), daarmee rijdende op de weg, de Westlandseweg
en/of de Kwartellaan en/of de Rozenlaan, door
- tijdens het rijden een of meer zogenaamde “wheelie(s)” te maken en/of
- meermalen rechts en/of links in te halen op plaatsen waar dit niet toegestaan was
en/of
- met een veel te hoge (tussen de 91,44 en 131,7 km/u) dan de ter plaatse toegestane
snelheid richting en/of op/over de rotonde te rijden en/of
- zich niet tijdig of voldoende ervan te vergewissen en/of zich niet tijdig of
voldoende ervan te blijven vergewissen, dat de rotonde en het fietspad vrij was van
enig kruisend verkeer en/of
- geen gevolg te geven aan de op het wegdek aangegeven haaientanden en/of het
verkeersbord B6 en/of
- een fietser genaamd [slachtoffer01] , die de fietsoversteekplaats over aan het steken was en
over de rotonde reed, geen voorrang te verlenen en/of
- vervolgens in botsing en/of aanrijding te komen met die voornoemde [slachtoffer01] ,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt,
althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd,
althans kon worden gehinderd;