ECLI:NL:RBROT:2023:12961

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
29 december 2023
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
10546584 / CV-EXPL 23-16321
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over aanneemsom en oplevering van werkzaamheden tussen aannemer en opdrachtgever

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 29 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser01], een bedrijf dat reparatie- en onderhoudswerkzaamheden verricht, en [gedaagde01], een groothandel in auto-onderdelen. De partijen waren overeengekomen dat [eiser01] werkzaamheden zou uitvoeren in het bedrijfspand van [gedaagde01]. Er was een richtprijs van € 1.500,- exclusief btw afgesproken, maar [eiser01] heeft de werkzaamheden niet afgemaakt en heeft een factuur gestuurd van € 3.060,49. [gedaagde01] heeft een bedrag van € 1.000,- betaald, maar betwist dat er nog een bedrag verschuldigd is, omdat de werkzaamheden niet zijn afgerond.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat er geen oplevering heeft plaatsgevonden en dat [eiser01] ten onrechte de werkzaamheden heeft gestaakt. De rechter oordeelde dat de aanneemsom maximaal € 1.794,85 exclusief btw bedraagt, en dat [gedaagde01] geen verdere betalingen hoeft te doen, omdat de werkzaamheden niet zijn afgerond. De vorderingen van [eiser01] zijn afgewezen en hij is veroordeeld in de proceskosten van [gedaagde01].

De uitspraak benadrukt het belang van oplevering bij aanneming van werk en dat een opdrachtgever pas verplicht is tot betaling na oplevering, tenzij anders is afgesproken. De kantonrechter heeft de vorderingen van [eiser01] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

Uitspraak

RECHTBANKROTTERDAM
Locatie Rotterdam
Zaaknummer: 10546584 \ CV EXPL 23-16321
Datum uitspraak: 29 december 2023 (bij vervroeging)
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01] h.o.d.n. [handelsnaam01],
wonende te [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: Juristu Incassodiensten B.V.,
tegen

1.[gedaagde01] ,

gevestigd te [vestigingsplaats01] ,
2.
[gedaagde02],
3.
[gedaagde03],
beiden wonende te [woonplaats01] ,
gedaagden,
gemachtigde: mr. S. Kocken te Nijmegen.
Partijen worden hierna ‘ [eiser01] ’ en ‘ [gedaagde01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 31 mei 2023, met bijlagen;
- de conclusie van antwoord, met bijlagen;
- de mondelinge behandeling van 7 november 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
[eiser01] werd bij de mondelinge behandeling niet bijgestaan door een gemachtigde en was in persoon aanwezig. Aan de zijde van gedaagden waren de heer [naam01] en mr. Kocken aanwezig.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser01] is een bedrijf dat reparatie- en onderhoudswerkzaamheden verricht. [gedaagde01] is een groothandel in auto-onderdelen en auto-accessoires.
2.2.
Begin november 2022 hebben partijen contact met elkaar opgenomen via Whatsapp. [eiser01] is naar aanleiding van dit contact bij [gedaagde01] langsgegaan om te bekijken welke werkzaamheden in het bedrijfspand van [gedaagde01] moesten worden uitgevoerd.
2.3.
Via Whatsapp heeft [eiser01] op 8 november 2022 het volgende bericht aan [gedaagde01] verzonden:
“ [naam02] ik schat voor materiaal € 750.00 en voor arbeid ook ongeveer hetzelfde de gaten boren met diamant is apart wat ik vog niet weet gr [naam03] ”
2.4.
Op 21 november 2022 is [eiser01] van start gegaan met onder andere rioleringswerkzaamheden in het bedrijfspand van [gedaagde01] . Hij heeft de werkzaamheden niet afgemaakt. [gedaagde01] heeft in totaal een bedrag van € 1.000,- contant aan [eiser01] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser01] eist – samengevat – veroordeling van [gedaagde01] uitvoerbaar bij voorraad, tot betaling van € 2.060,49, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke) kosten.
3.2.
Aan de vordering legt [eiser01] het volgende ten grondslag. [eiser01] heeft werkzaamheden uitgevoerd in het bedrijfspand van [gedaagde01] . De kosten voor deze werkzaamheden zijn begroot op een bedrag van € 3.060,49. Hiervoor is een factuur verzonden aan [gedaagde01] . [gedaagde01] heeft een gedeelte van deze factuur niet betaald en is daarom toerekenbaar tekort geschoten in de nakoming van de overeenkomst. [gedaagde01] is gehouden het restant van de factuur, te weten een bedrag van € 2.060,49, te betalen.
3.3.
[gedaagde01] concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [eiser01] , met veroordeling van [eiser01] in de kosten van deze procedure. [gedaagde01] betwist dat zij met [eiser01] een prijs van € 3.060,49 is overeengekomen. Daarnaast heeft [gedaagde01] tijdens de zitting het standpunt ingenomen dat hij geen bedrag meer verschuldigd is aan [eiser01] , omdat [eiser01] het werk niet heeft afgemaakt zodat het bedrag van € 1.000,- dat al is betaald voldoende is.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Partijen zijn het erover eens dat zij een overeenkomst hebben gesloten, meer specifiek een overeenkomst van aanneming van werk (7:750 BW). De afgesproken werkzaamheden zien immers op het tot stand brengen van een werk van stoffelijke aard. Tussen partijen is een geschil over de prijs die voor de werkzaamheden is overeengekomen en of [gedaagde01] nog een bedrag aan [eiser01] moet betalen. De kantonrechter zal dan ook eerst een oordeel geven over de prijs van de werkzaamheden.
Partijen zijn een richtprijs overeengekomen
4.2.
Over de prijs bij aanneming van werk staat in artikel 7:752 lid 1 BW dat als de prijs bij het sluiten van de overeenkomst niet is bepaald of slechts een richtprijs is bepaald, de opdrachtgever een redelijke prijs verschuldigd is. Bij de bepaling van de prijs wordt rekening gehouden met de door de aannemer ten tijde van het sluiten van de overeenkomst gewoonlijk bedongen prijzen en met de door hem ter zake van de vermoedelijke prijs gewekte verwachtingen.
4.3.
Relevant in dit kader is of de door [eiser01] genoemde € 1.500,- exclusief btw in de Whatsapp correspondentie als richtprijs in de zin van de wet kan worden aangemerkt. Als dat het geval is, mag deze richtprijs niet met meer dan 10% worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever zo tijdig mogelijk voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding heeft gewaarschuwd, om hem in de gelegenheid te stellen het werk alsnog te beperken of te vereenvoudigen (artikel 7:752 lid 2 BW).
4.4.
[eiser01] stelt zich op het standpunt dat hij de prijs heeft geschat en pas tijdens de werkzaamheden in staat was om de daadwerkelijke kosten te begroten. [gedaagde01] is echter van mening dat er een vaste prijsafspraak is overeengekomen, namelijk een bedrag van € 1.500,- exclusief btw plus nog een bedrag voor het boren.
4.5.
Naar het oordeel van de kantonrechter kwalificeert de door [eiser01] genoemde prijs in de Whatsapp correspondentie als een richtprijs in de zin van artikel 7:752 BW. Dit blijkt uit de bewoordingen “schat” en “ongeveer” in het Whatsapp bericht van 8 november 2022. [gedaagde01] mocht er dan ook in beginsel op vertrouwen dat hij (ongeveer) deze prijs moest betalen voor de werkzaamheden, nu ook niet is gesteld of gebleken dat er naderhand nog aanvullende afspraken zijn gemaakt over de prijs. Ook is niet gesteld of gebleken dat [eiser01] tijdig heeft gewaarschuwd als bedoeld in artikel 7:752 lid 2 BW. [eiser01] heeft nadat hij een gedeelte van de afgesproken werkzaamheden heeft uitgevoerd een factuur gestuurd van € 3.060,49, dus van ruim het dubbele van het geschatte bedrag. Van enige waarschuwing vooraf, laat staan een tijdige, was geen sprake. Op 9 december 2022 heeft [eiser01] aangegeven dat het totale bedrag van de werkzaamheden wordt begroot op € 2.875,00 exclusief btw, waarop hij vervolgens een korting verleent waardoor het totale bedrag neerkomt op € 2.150,-, waarvan [gedaagde01] € 1.000,- al heeft betaald. Later in de brief van 16 december 2022 wordt een weer een hoger bedrag van € 2.060,49 in rekening gebracht bij [gedaagde01] , wat betekent dat de totale prijs van de werkzaamheden door [eiser01] is begroot op € 3.060,49,-. Omdat deze communicatie allemaal heeft plaatsgevonden nadat [eiser01] werkzaamheden had verricht die (althans in zijn visie) ruimschoots het begrote bedrag te boven ging, is er geen sprake van tijdig waarschuwen. [gedaagde01] heeft namelijk niet de mogelijkheid gehad om de werkzaamheden te laten vereenvoudigen dan wel te beperken. Dit brengt met zich dat de richtprijs van € 1.500,- exclusief btw maximaal met 10% kan worden verhoogd door [eiser01] . Het maximale bedrag dat [eiser01] voor de werkzaamheden in rekening mocht brengen bij [gedaagde01] is dus een bedrag van € 1.650,- exclusief btw, te weten € 1.500,- + € 150,- (10% van € 1.500,-).
4.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat de kosten voor het diamantgat boren nog zou worden opgeteld bij de prijs. Door [gedaagde01] is terecht aangegeven dat uit de factuur van [eiser01] blijkt dat voor die werkzaamheden een bedrag van € 144,85 exclusief btw is berekend. Dit betekent dat in totaal de prijs van de totale overeengekomen werkzaamheden in redelijkheid wordt vastgesteld op een bedrag van € 1.650,00 + € 144,85 = € 1.794,85 exclusief btw.
4.7.
Het voorgaande betekent dat de aanneemsom een bedrag van € 1.794,85 exclusief btw bedraagt. Daarop strekt in elk geval in mindering het door [gedaagde01] betaalde bedrag van € 1.000,-. De vraag is vervolgens of [eiser01] aanspraak heeft op betaling van het restantbedrag van € 794,85 ex btw.
De aannemingsovereenkomst is slechts gedeeltelijk uitgevoerd
4.8.
Partijen zijn het er over eens dat de werkzaamheden niet zijn afgerond. Op de zitting heeft [eiser01] gezegd dat hij gestopt is met de werkzaamheden omdat [gedaagde01] weigerde om zijn factuur te betalen. Zoals in 4.5. aangegeven werd het bedrag dat [eiser01] eiste ook steeds hoger. Gezien dat wat eerder is overwogen, staat vast dat [eiser01] ten onrechte een hogere prijs eiste van [gedaagde01] , noch daargelaten dat er voor [gedaagde01] geen verplichting bestond om op dat moment een betaling te verrichten nu de werkzaamheden nog niet waren afgerond.
4.9.
[eiser01] heeft dus eenzijdig besloten om te stoppen met de werkzaamheden, terwijl hiervoor geen juridische grondslag is.
[gedaagde01] hoeft geen bedrag meer aan [eiser01] te betalen
4.10.
Aangezien vast is komen te staan dat de werkzaamheden niet zijn afgerond en er dus niet is opgeleverd door [eiser01] , is het restant van de aanneemsom niet opeisbaar. De opdrachtgever heeft pas de verplichting om te betalen als er is opgeleverd door de aannemer, tenzij er andere betalingsafspraken zijn gemaakt. Tussen partijen is niet in geschil dat er geen andere betalingsafspraken zijn gemaakt. Dit betekent dat [eiser01] zijn verplichtingen tegenover [gedaagde01] , namelijk het afronden van de werkzaamheden, niet mocht uitstellen totdat er door [gedaagde01] werd betaald. Want een voorwaarde voor een beroep op opschorting (artikel 6:262 BW) is dat de verbintenis van de andere partij, in dit geval de betaling van [gedaagde01] , opeisbaar moet zijn. [eiser01] heeft dus ten onrechte de werkzaamheden gestaakt en kon niet van [gedaagde01] eisen dat zij eerst moest betalen. De kantonrechter de vordering van [eiser01] dan ook af.
Nevenvorderingen
4.11.
Nu de hoofdsom van [eiser01] wordt afgewezen omdat niet is gebleken dat [gedaagde01] nog een bedrag aan [eiser01] moet betalen, worden ook de vorderingen van buitenrechtelijke kosten en wettelijke rente afgewezen.
Proceskosten
4.12.
[eiser01] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld (artikel 237 Rv). De kantonrechter stelt deze kosten aan de zijde van [gedaagde01] tot vandaag vast op € 398,- aan salaris voor de gemachtigde, te weten 2 punten x € 199,00 en € 99,50 aan nakosten (1/2 punt x € 199,00). Dit is totaal € 497,50. Hier kan nog een bedrag bijkomen als de uitspraak wordt betekend.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser01] af;
5.2.
veroordeelt [eiser01] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde01] tot dit vonnis vastgesteld op € 497,50,-. Als [eiser01] niet binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe aan de veroordeling voldoet en het vonnis daarna wordt betekend, dan moet [eiser01] ook de kosten van betekening betalen.
Dit vonnis is gewezen door mr. N. Shahani en in het openbaar uitgesproken op 29 december 2023.
58819/33179