ECLI:NL:RBROT:2023:12957

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2023
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
10/220554-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor het in vereniging plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 2 oktober 2023 uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1998 en ten tijde van het onderzoek gedetineerd. De verdachte was aanwezig op het haventerrein en werd verdacht van het in vereniging plegen van voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne, zoals bedoeld in artikel 10a van de Opiumwet. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van het ten laste gelegde en een gevangenisstraf van 8 maanden, met een bijkomende vrijheidsbeperkende maatregel van 3 jaar. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er onvoldoende bewijs is voor de opzet van de verdachte op de voorbereiding van Opiumwetdelicten. De handelingen van de verdachte duiden weliswaar op een algemene criminele intentie, maar er was geen bewijs dat de verdachte verbonden was aan een partij verdovende middelen. De 14 kilo cocaïne die eerder was aangetroffen, was niet opgenomen in de tenlastelegging en er was geen bewijs dat de verdachte handelingen had verricht ten aanzien van deze container. De rechtbank heeft daarom de verdachte vrijgesproken van alle ten laste gelegde feiten.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10/220554-21
Datum uitspraak: 2 oktober 2023
Tegenspraak (279 Sv)
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1998,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] , [postcode01] in [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek uit andere hoofde gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsvrouw mr. N.W.A. Dekens, advocaat te Amsterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 18 september 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. L.T.M. Verhoeven heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 maanden met aftrek van voorarrest;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren, waarin een gebiedsverbod is opgenomen voor het gehele haventerrein Maasvlakte Rotterdam en alle zeehavens in Nederland met een containerterminal. Bij overtreding van dat verbod dient er (telkens) 2 weken hechtenis te worden toegepast, met een maximum van 6 maanden.

4.Vrijspraak

4.1.
Standpunt officier van justitie
Bewezen kan worden dat de verdachte in vereniging voorbereidingshandelingen voor de invoer van cocaïne heeft verricht. Op beelden van de beveiligingscamera’s van terminal RST Kramer en MCS is te zien dat de verdachte en zijn medeverdachte over het hek zijn geklommen en dat ze een donker gekleurde tas bij zich hadden. Zij maakten een container open van rederij Samskip met nummer [containernummer01] en gingen hier naar binnen. Toen ze even later deze container uitkwamen, hadden ze geen tas meer bij zich. In de Samskip container zijn tassen en gereedschap gevonden. In dezelfde containerlaan stond een reefercontainer met nummer [containernummer02] . In de achterzijde van die reefercontainer is een doppenset aangetroffen waarvan de ratel en de dop ontbraken. Diezelfde ratel en dop zijn aangetroffen in de tas die in de Samskip container is gevonden. De verdachte en zijn medeverdachte zijn hierna terug naar de hekken gelopen om het terrein te verlaten. Daar zijn ze aangehouden en is een zoekslag om hen heen gemaakt. Op twee meter afstand bleek in de bosjes een iPhone te liggen. In chatberichten op deze iPhone valt te lezen dat er wordt gesproken over container met nummer [containernummer03] . In deze container met nummer [containernummer03] is drie weken eerder, op 27 april 2021, 14 kilo cocaïne aangetroffen. Er is dus wel een koppeling met een concrete partij drugs. Gelet op het voorgaande is er op basis van de uiterlijke verschijningsvorm sprake van uithalershandelingen, waarbij zij op zoek waren naar een specifieke container waarin 14 kilo cocaïne is gevonden. Bij deze handelingen is sprake van een gezamenlijke uitvoering tussen de verdachte en de medeverdachte. Zij komen samen het terrein op en zijn constant samen in beeld. Hierdoor is er sprake van een nauwe en bewuste samenwerking.
4.2.
Beoordeling
Voor een bewezenverklaring op basis van artikel 10a Opiumwet moet komen vast te staan dat de verdachte heeft gehandeld met de opzet om invoer/doorvoer van verdovende middelen als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst 1 voor te bereiden en/of te bevorderen.
In deze zaak zijn geen drugs aangetroffen. De opzet op (voorbereiding van invoer/doorvoer van) verdovende middelen van de verdachte blijkt niet uit zijn verklaring of uit de verklaring van de medeverdachte. Die opzet blijkt ook onvoldoende uit andere mogelijke bewijsmiddelen.
De handelingen van de verdachte voorafgaand aan zijn aanhouding duiden weliswaar op een algemene criminele intentie van de verdachte. Het procesdossier bevat echter geen bewijsmiddel dat de verdachte verbindt aan een partij verdovende middelen, zoals een (te verwachten) container met daarin drugs of gesprekken over uit te halen verdovende middelen.
De inhoud van de aangetroffen iPhone maakt dat niet anders. Het chatgesprek waarin container [containernummer03] wordt genoemd, is onvolledig. Ook is niet gebleken dat de verdachte ten aanzien van deze container handelingen heeft verricht. Bovendien geldt dat de drugs in deze container drie weken, dus geruime tijd, vóór de aanhouding van de verdachte en op een andere containerterminal zijn aangetroffen en inbeslaggenomen. Overigens is de 14 kilo cocaïne die op 27 april 2021 is aangetroffen in container [containernummer03] ook niet opgenomen in de tenlastelegging.
Het voorgaande betekent dat er onvoldoende bewijs is van de opzet van de verdachte op voorbereiding van Opiumwetdelicten.
4.3.
Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.

5.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage maakt deel uit van dit vonnis.

6.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door mr. F.A. Hut, voorzitter,
en mr. J.J. Klomp en mr. L.R. Bhalla, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. V.D. Beenakker, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 15 mei 2021 te Pernis Rotterdam, althans te Nederland,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,
om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet,
voor te bereiden en/of te bevorderen,
te weten
- het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen,
- het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren,
verstrekken en/of vervoeren, en/of
- het opzettelijk vervaardigen
van een hoeveelheid cocaïne, in elk geval een middel als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van
de Opiumwet
- een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te
plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe
gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
- zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van
dat feit heeft getracht te verschaffen,
- voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen
voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)
of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen
van dat feit,
hebbende verdachte en/of (een of meer van) verdachtes mededader(s),
- onbevoegd het haventerrein Kramer/MSC, gelegen aan de Striendwaalseweg in
Pernis, betreden door over het/de hek(ken) te klimmen en/of
- zich (onbevoegd) op het terrein van Kramer en/of MSC tussen het containerstack
begeven en/of aldaar zoekend rond gelopen en/of
- één of meer container(s) opengebroken en/of
- zich (onbevoegd) in een of meer containers begeven en/of
- een of meer sporttassen en/of diverse gereedschappen (onder andere een
breekijzer) en/of (een) mobiele telefoon(s) en/of diverse levensmiddelen
voorhanden gehad.