4.1.Vrijspraak
Standpunt officier van justitie
Het ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen omdat de aangifte voldoende steun vindt in het Snapchatgesprek tussen de verdachte en de aangeefster.
Standpunt verdediging
De verdachte dient te worden vrijgesproken omdat de aangifte van de aangeefster niet betrouwbaar is. Haar verklaringen zijn inconsistent en te weinig specifiek. In het informatief gesprek zeden heeft de aangeefster het namelijk als datum van het incident consequent over 15 december 2022, terwijl zij het in de aangifte heeft over 10 december 2022. Verder heeft de aangeefster ontwijkende antwoorden gegeven waardoor de omstandigheden waaronder de seksuele handelingen hebben plaatsgevonden onvoldoende concreet zijn gebleven.
Beoordeling
Feiten en omstandigheden
De verdachte en de aangeefster zijn bekenden van elkaar en hebben eerder seksuele contacten met elkaar gehad. Op grond van de verklaringen van de aangeefster en de verdachte staat vast dat de verdachte op 10 december 2020 naar het huis van de aangeefster is gegaan en zij daar wederom seks met elkaar hebben gehad. Na de seks is de verdachte vertrokken en hebben de aangeefster en de verdachte elkaar niet meer gezien.
De verklaringen van de aangeefster en de verdachte over wat er exact tijdens de seks is gebeurd, lopen uiteen. De aangeefster heeft verklaard dat de verdachte tegen haar wil in met zijn penis in haar mond en vagina is gegaan. De verdachte heeft ontkend dat hij zijn penis in de mond van de aangeefster heeft gedaan en dat zijn penis in de vagina van de aangeefster is geweest. Hij heeft verklaard dat hij dacht met zijn penis in de vagina van de aangeefster te zitten, maar dat dit kennelijk niet het geval is geweest omdat de aangeefster tijdens de seks zou hebben gezegd dat hij ‘er niet in zat’. Daarnaast heeft de verdachte ontkend dat hij de aangeefster tot seks heeft gedwongen.
Bewijs in zedenzaken
Zedenzaken laten zich vaak kenmerken door het feit dat er slechts twee personen aanwezig waren bij de vermeende seksuele handelingen: het veronderstelde slachtoffer en de veronderstelde dader. Getuigen van de gebeurtenis zijn er doorgaans niet. Als de dader een deel van de seksuele handelingen of omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden ontkent, zoals in deze zaak, leidt dat er in veel gevallen toe dat alleen de verklaringen van de aangeefster als wettig bewijs beschikbaar zijn. De rechtbank kan het bewijs dat iemand een strafbaar feit heeft gepleegd niet alléén baseren op de verklaring van één getuige, zoals de verklaring van de aangeefster in deze zaak (artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering). Daarom mag de rechtbank niet tot een bewezenverklaring komen als de door een getuige genoemde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en er onvoldoende steun is in ander bewijsmateriaal uit een andere bron. Dit is het zogeheten bewijsminimum. Het hangt van de vastgestelde feiten en omstandigheden van het concrete geval af of er sprake is van voldoende steunbewijs.
Betrouwbaarheid verklaringen aangeefster
Anders dan de verdediging heeft bepleit, vindt de rechtbank de verklaringen van de aangeefster in beginsel betrouwbaar. Zowel in het informatieve gesprek als in haar aangifte heeft de aangeefster voldoende consistent en gedetailleerd verklaard over wat er op
10 december 2020 bij haar thuis is gebeurd en hoe de seksuele handelingen volgens haar zijn gegaan. Die verklaringen komen oprecht en authentiek over. Dat zij in haar aangifte de datum van het incident heeft verbeterd, maakt haar verklaringen nog niet onbetrouwbaar, omdat de verklaringen op voldoende essentiële punten overeenkomen. De verklaringen van de aangeefster zijn dan ook bruikbaar voor het bewijs.
Seksueel binnendringen
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of er voldoende (steun)bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen van het seksueel binnendringen zoals door de aangeefster is verklaard en ten laste is gelegd. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. De verdachte heeft zelf bij de politie en op de zitting verklaard dat hij dacht dat zijn penis in de vagina van de aangeefster zat. Dat dit ook daadwerkelijk is gebeurd, leidt de rechtbank af uit berichten die de verdachte nadien op Snapchat aan de aangeefster heeft gestuurd, inhoudende dat ze ‘droge seks’ hebben gehad en dat hij aannam dat de aangeefster ‘zijn lul ertussen wilde’. Op basis van het voorgaande en de verklaringen van de aangeefster zelf vindt de rechtbank bewezen dat de verdachte seksueel is binnengedrongen bij de aangeefster door met zijn penis in haar vagina te gaan.
Dwang
De rechtbank moet vervolgens beoordelen of de seksuele handelingen onder dwang zijn verricht. Artikel 242 Wetboek van Strafrecht vereist namelijk dat de aangeefster is gedwongen tot het ondergaan van het seksueel binnendringen door (bedreiging met) geweld of een andere feitelijkheid. De dwang moet van dien aard zijn geweest dat de aangeefster zich naar redelijke verwachting niet tegen de seksuele handelingen heeft kunnen verzetten, dan wel door toedoen van de verdachte in een zodanig bedreigende situatie is gebracht dat zij zich daaraan niet heeft kunnen onttrekken. Het begrip dwang impliceert verder dat er sprake was van opzet bij de verdachte op het seksueel binnendringen van de aangeefster tegen haar wil.
Dat sprake is geweest van dwang door het voorbijgaan aan de (non-)verbale signalen van protesten van de aangeefster, zoals ten laste is gelegd, is alleen verklaard door de aangeefster. Nu de verdachte de dwang ontkent, dient de verklaring van de aangeefster op dit punt in voldoende mate te worden ondersteund door ander bewijsmateriaal. Dit steunbewijs kan volgens de officier van justitie eveneens worden gevonden in de berichten die nadien tussen de aangeefster en de verdachte via Snapchat zijn gewisseld.
Zo heeft de verdachte onder meer het bericht gestuurd: ‘
niet doen alsof ik je dood heb verkracht. Er is niks gebeurd. Was droge seks’. De aangeefster heeft vervolgens het bericht verstuurd dat ze de hele tijd nee heeft gezegd, waarna de verdachte het bericht heeft gestuurd:
‘als je op je buik gaat liggen voor me neem ik echt aan dat je mn lul ertusse wilt’.De aangeefster verstuurde daarna onder andere een bericht inhoudende ‘
Ja maar als ik daarvoor al zeg dat ik het niet wil tijdens ook. Dan is het toch gewoon nee dat het gewoon nee’.
De verklaring van aangeefster op het punt van de dwang vindt naar het oordeel van de rechtbank – anders dan de officier van justitie heeft bepleit – onvoldoende bevestiging in voornoemde berichten via Snapchat. De berichten roepen weliswaar vragen op over de gang van zaken op 10 december 2020, maar bevatten onvoldoende concrete feiten en omstandigheden om te kunnen vaststellen dat de aangeefster zich toen zodanig heeft verzet dat de verdachte moet hebben geweten dat zij geen seks met hem wilde hebben en dat hij aan haar protesten zou zijn voorbijgegaan. Daarbij acht de rechtbank van belang dat de context van het Snapchatgesprek onduidelijk is gebleven, mede omdat zowel de aangeefster als de verdachte hebben verklaard ook andere berichten naar elkaar te hebben gestuurd over het incident, en dat voorts onduidelijk is gebleven of de screenshots die zich in het dossier bevinden de volledige weergave zijn van het gesprek tussen de aangeefster en de verdachte. Het uitblijven van een ontkenning of een gepaste reactie door de verdachte in een Snapchatgesprek op de opmerking van de aangeefster dat zij geen seks wilde, is onder deze omstandigheden in elk geval onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is geweest van dwang.
Uit het dossier en het onderzoek op de zitting zijn verder geen relevante aanknopingspunten uit een andere bron naar voren gekomen die kunnen bijdragen aan het bewijs. Hierdoor is de verklaring van aangeefster op dit punt op zichzelf blijven staan en kan niet worden vastgesteld dat sprake is geweest van dwang. De verdachte zal dan ook van de ten laste gelegde verkrachting worden vrijgesproken.Conclusie
Het ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.