ECLI:NL:RBROT:2023:12952

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 juli 2023
Publicatiedatum
8 maart 2024
Zaaknummer
10.084972.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Voorhanden hebben van een vuurwapen met munitie in de openbare ruimte

In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1976, die verdacht werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2023 in Hoogvliet een geladen vuurwapen voorhanden heeft gehad, dat leek op een sleutelhanger, en dat hij daarbij ook munitie in zijn jaszak had. De verdediging voerde aan dat de verdachte het wapen kort voor de aanhouding had gevonden en niet over beschikkingsmacht beschikte. De rechtbank verwierp dit verweer, onderbouwd door DNA-bewijs en getuigenverklaringen die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als vader en mantelzorger, en de impact van de detentie op zijn gezin.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.084972.23
Datum uitspraak: 20 juli 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum01] 1976,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
aldaar ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de
PI [naam PI01] ,
raadsman mr. R. van den Boogert, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 6 juli 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. J.B. Uiterwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van negen maanden met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Bewijswaardering
Standpunt verdediging
Aangevoerd is dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van het ten laste gelegde. De verdachte heeft het wapen en de patronen slechts heel kort voorhanden gehad. Toen hij op straat liep, schopte hij tegen een hard voorwerp aan. Hij pakte dat op en stopte dit in zijn jaszak. Even later zag hij dat het patronen waren en een wapen. Op dat moment kwam de politie aanrijden, waarop de verdachte het wapen met de daaromheen geplakte patronen op het wiel van een bouwkeet heeft gelegd. Uit jurisprudentie volgt dat het kort voorhanden hebben van een wapen, zoals in deze zaak het geval is geweest, niet kan leiden tot het oordeel dat de verdachte daarover beschikkingsmacht had, zodat het voorhanden hebben van het wapen en de munitie niet bewezen kan worden.
Het dossier bevat voorts een getuigenverklaring waaruit blijkt dat met het wapen geschoten zou zijn door ‘persoon 2’, welke persoon een gekleurde jas aan had, dronken overkwam en met twee andere personen was. Er kan op basis van het dossier niet worden vastgesteld de verdachte deze ‘persoon 2’ was, omdat de verdachte bij zijn aanhouding met slechts één andere persoon was, hij bovendien een zwarte jas aanhad, en de politie geen foto van hem heeft gemaakt, niet heeft geverbaliseerd of de verdachte dronken overkwam en geen sporenonderzoek naar kruit heeft verricht.
Beoordeling
De volgende feiten en omstandigheden kunnen op grond van de inhoud van de bewijsmiddelen als vaststaand worden aangemerkt. Deze feiten hebben op de terechtzitting niet ter discussie gestaan en kunnen zonder nadere motivering dienen als vertrekpunt voor de beoordeling van de bewijsvraag.
De verdachte was in de vroege ochtend van 27 maart 2023 samen met een vriendin buiten in de buurt van de bar ‘ [horecagelegenheid01] ’ in Hoogvliet en heeft een geladen vuurwapen voorhanden gehad, dat qua uiterlijk leek op een sleutelhanger (schietblok). In het wapen waren twee patronen aanwezig, waarvan één patroon was afgevuurd. Op het wapen waren met tape bijpassende kogels vastgeplakt. Vlak voordat de verdachte door de politie werd aangehouden, heeft hij het wapen en een deel van de munitie op een wiel van een bouwkeet neergelegd. Een ander deel van de munitie is in de jaszak van de verdachte achtergebleven.
Door de verdediging is een alternatief scenario geschetst, dat erop neerkomt dat de verdachte het wapen en de munitie kort vóór de komst van de politie op straat heeft gevonden en slechts zeer kort voorhanden heeft gehad. Hoewel dat scenario op voorhand niet onaannemelijk is, vindt het op geen enkele manier steun in het dossier en wordt het door de bewijsmiddelen in het dossier bovendien uitgesloten. Op meerdere onderdelen van het vuurwapen en de kogelpatronen die bij het wapen zijn aangetroffen, is namelijk het DNA van de verdachte aangetroffen, waaronder op de ring en afvuurknoppen en aan de binnenkant van de beide lopen van het vuurwapen. De verdachte heeft verklaard dat hij met zijn vingers over de lopen kan zijn gegaan toen hij het wapen zou hebben opgepakt, maar dat verklaart echter niet dat zijn DNA ook aan de binnenkant van het vuurwapen is gevonden. Daar komt nog bij dat een getuige heeft verklaard dat hij een persoon heeft gezien die het over “trekken en schieten” had en dat hij heeft gehoord dat er een schot werd afgevuurd. De melding van deze getuige was aanleiding voor de politie om op onderzoek uit te gaan en heeft tot de aanhouding van de verdachte geleid. Uit de geverbaliseerde waarnemingen van de verbalisanten blijkt dat de verdachte en zijn vriendin passen binnen de omschrijving die de getuige heeft gegeven van twee van de personen die hij zag. De rechtbank heeft geen aanleiding om te twijfelen aan de verklaringen (over de kleding van de verdachte) zoals die door de verbalisanten in het procesverbaal zijn neergelegd en gaat dan ook uit van de juistheid daarvan.
Ten slotte acht de rechtbank van belang dat de verdachte tot aan de zitting enkel heeft verklaard over de munitie die in zijn jaszak is aangetroffen en over het voorhanden hebben van het wapen pas heeft verklaard nádat de resultaten van het DNA-onderzoek aan hem zijn medegedeeld.
Gelet op al het voorgaande is het alternatief scenario niet aannemelijk geworden. Het verweer van de verdediging wordt dan ook verworpen.
Tegen die achtergrond gaat de rechtbank ervan uit dat de verdachte het wapen en de munitie al ruim voor de komst van de politie op de openbare weg voorhanden heeft gehad. Op basis van de getuigenverklaring en het DNA-onderzoek aan het wapen stelt de rechtbank verder vast dat de verdachte, al dan niet per ongeluk, het wapen voorafgaand aan zijn aanhouding heeft afgevuurd. Dit is voor de bewezenverklaring niet van belang, maar weegt wel mee bij de overwegingen omtrent de strafmaat.
Conclusie
Wettig en overtuigend bewezen is dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan. Het verweer wordt daarom verworpen.
4.2.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
hij
op 27 maart 2023 te Hoogvliet Rotterdam,
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, lid 1, onder 3º van die wet,
dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een wapen, nl. op een
sleutelhangerschietblok merk onbekend, model schietblok, kaliber .22LR. en
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de
Wet wapens en munitie, bij het vuurwapen behorende, althans voor
het vuurwapen geschikte kogelpatronen van het kaliber .22LR, voorhanden heeft
gehad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
de eendaadse samenloop van
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet Wapens en Munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie II
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Het feit is dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder het feit is begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft een vuurwapen met daarin munitie op de openbare weg voorhanden gehad. Het ongecontroleerde bezit van wapens zorgt voor gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving. Vuurwapens leveren in de maatschappij een onaanvaardbaar risico op, omdat het bezit van een vuurwapen maar al te gemakkelijk leidt tot het gebruik ervan. Dat gevaar heeft zich in dit geval ook verwezenlijkt, nu er met dit vuurwapen door de verdachte – al dan niet per ongeluk – een schot gelost is voordat de politie ter plaatse kwam. Die omstandigheid, alsmede het gegeven dat de verdachte het wapen in de openbare ruimte, met munitie voorhanden had, worden bij de straftoemeting als strafverzwarend meegewogen.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 14 juni 2023, waaruit blijkt dat de verdachte eerder, maar niet recentelijk is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten. Dit wordt daarom niet als strafverzwarend meegewogen in de straftoemeting.
Rapportages
Reclassering Nederland heeft rapporten over de verdachte opgemaakt, gedateerd 6 en 30 juni 2023. De reclassering ziet geen grote maatschappelijke problemen in het leven van de verdachte. De verdachte lijkt zijn leven op orde te hebben: hij woont bij zijn vrouw en kinderen, werkt als zzp-er en heeft een steunend gezinssysteem. Verder komt naar voren dat hij mantelzorger is voor zijn zieke moeder en dat het vaderschap een positieve invloed op hem lijkt te hebben en een beschermende factor kan zijn. De reclassering heeft onvoldoende inzicht gekregen in of sprake is van middelengebruik, impulsiviteit of een pro-criminele houding, maar ziet risicofactoren in het delictverleden en het criminele netwerk waarover de verdachte zegt jarenlang angst te hebben gehad.
Het recidiverisico wordt ingeschat als laag-gemiddeld. De verdachte heeft geen hulpvraag en de reclassering heeft de indruk dat de verdachte zelfstandig zijn zaken kan regelen en delictvrij gedrag kan kiezen. De reclassering ziet dan ook geen noodzaak voor interventies en toezicht en adviseert daarom bij een veroordeling een straf zonder bijzondere voorwaarden. De reclassering benoemt dat het nadelige financiële gevolgen voor het gezin van de verdachte heeft als er een lange gevangenisstraf wordt opgelegd.
De rechtbank heeft acht geslagen op de beide rapporten.
Overige persoonlijke omstandigheden
Op de zitting heeft de verdachte zijn persoonlijke omstandigheden nader toegelicht en verteld dat zijn leven op zijn kop staat sinds dit incident en zijn detentie. Toen hij in 2010 vader werd, heeft hij ervoor gekozen weg te gaan uit Rotterdam om zich van de criminaliteit af te keren. Sindsdien gaat het beter en is hij nauwelijks nog in aanraking gekomen met politie en justitie. De moeder van de verdachte is al langere tijd ziek en de verdachte zorgde voor haar op basis van een persoons gebonden budget. Doordat hij nu gedetineerd is, heeft zijn zus dit over moeten nemen. Er werd ook onderzocht of de verdachte een geschikte nierdonor voor zijn moeder kan zijn. Door de detentie is dat proces stopgezet. De gezondheid van zijn moeder is inmiddels verslechterd. Daarnaast mist hij belangrijke momenten in het leven van zijn twee zoons en ontstaat er door de detentie een fors financieel gat.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst van het feit en de hiervoor genoemde strafverzwarende omstandigheden kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Gelet hierop zou de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van acht maanden in beginsel een passende sanctie zijn. De rechtbank houdt echter ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals weergegeven door de reclassering en door de verdachte geschetst ter terechtzitting. Hierin ziet de rechtbank aanleiding een deel van de voorgenomen straf, te weten twee maanden, voorwaardelijk op te leggen. Daarbij weegt de rechtbank mee dat de verdachte zijn leven op orde heeft en op de zitting heeft aangegeven dat hij als vader het goede voorbeeld wil geven aan zijn zoons en inziet dat deze strafzaak geen goed voorbeeld is. Een voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen en biedt de verdachte de kans om te laten zien dat hij in staat is om het anders te gaan doen in zijn leven.
Alles afwegend acht de rechtbank dus passend en geboden een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en de algemene voorwaarde zoals hierna vermeld.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c en 55 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen van 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte het ten laste gelegde feit, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van acht (8) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf voor een gedeelte,
twee (2) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op twee (2) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft;
stelt als algemene voorwaarde:
- de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. L. Amperse en E.M. Rocha, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij
op of omstreeks 27 maart 2023 te Hoogvliet Rotterdam, binnen de gemeente
Rotterdam,
alleen, althans tezamen en in vereniging met (een) ander(en),
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 4º van de Wet wapens en
munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, lid 1, onder 3º van die wet,
dat uiterlijk geleek op een ander voorwerp dan een wapen, (nl. op een
sleutelhanger(schietblok)) merk onbekend, model schietblok, kaliber .22LR. en/of
munitie in de zin van artikel 1 onder 4º, gelet op artikel 2 lid 2 categorie III van de
Wet wapens en munitie, te weten drie, bij het vuurwapen behorende, althans voor
het vuurwapen geschikte kogelpatronen van het kaliber .22LR, voorhanden heeft
gehad.