In deze zaak heeft de rechtbank Rotterdam op 20 juli 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen in 1976, die verdacht werd van het voorhanden hebben van een vuurwapen en munitie. De verdachte was ten tijde van de zitting preventief gedetineerd. De officier van justitie had een gevangenisstraf van negen maanden geëist, maar de rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan het ten laste gelegde feit. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 27 maart 2023 in Hoogvliet een geladen vuurwapen voorhanden heeft gehad, dat leek op een sleutelhanger, en dat hij daarbij ook munitie in zijn jaszak had. De verdediging voerde aan dat de verdachte het wapen kort voor de aanhouding had gevonden en niet over beschikkingsmacht beschikte. De rechtbank verwierp dit verweer, onderbouwd door DNA-bewijs en getuigenverklaringen die de betrokkenheid van de verdachte bevestigden. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van acht maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn rol als vader en mantelzorger, en de impact van de detentie op zijn gezin.