ECLI:NL:RBROT:2023:12951

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
24 mei 2023
Publicatiedatum
7 maart 2024
Zaaknummer
10.025727.23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige strafbare feiten, waaronder belaging, diefstal, mishandeling, vernieling, bedreiging en openbaarmaking van seksuele afbeeldingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 24 mei 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1985, die ten laste was gelegd van zes strafbare feiten. De verdachte was preventief gedetineerd en had een raadsman, mr. J.C. Spigt. De tenlastelegging omvatte belaging, diefstal van een laptop, mishandeling, vernieling van een auto, bedreiging van een persoon en het openbaar maken van seksuele afbeeldingen van een ander. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering geadviseerd. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de feiten, waarbij de verdachte bekend was met de meeste feiten en geen verweer voerde dat tot vrijspraak leidde. De rechtbank achtte de bewezenverklaring van de feiten 1 tot en met 6 gerechtvaardigd op basis van de beschikbare bewijsmiddelen. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten in de relationele sfeer, die begonnen na het beëindigen van de relatie met het slachtoffer. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder een meldplicht bij de reclassering en een contact- en locatieverbod. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partij, die zich in het geding had gevoegd, voor zowel materiële als immateriële schade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 1
Parketnummer: 10.025727.23
Datum uitspraak: 24 mei 2023
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1985,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in P.I. [naam PI01] , HvB,
raadsman mr. J.C. Spigt, advocaat te Capelle aan den IJssel.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 10 mei 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. B.M. van Heemst heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 t/m 6 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vijf jaren en oplegging van de bijzondere voorwaarden zoals door de reclassering in het rapport van 18 april 2023 geadviseerd. Een en ander met het verzoek deze bijzondere voorwaarden dadelijk uitvoerbaar te verklaren;
  • oplegging van de vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr inhoudende een contact- en locatieverbod voor de duur van vijf jaren en verzoekt deze maatregel dadelijk uitvoerbaar te verklaren.

4.Waardering van het bewijs

Feit 1
Het onder 1 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 2
Door de verdediging is aangevoerd dat vrijspraak moet volgen omdat verdachte de rechtmatige eigenaar van de laptop is. Gelet daarop is er geen sprake geweest van het oogmerk om zich de laptop wederrechtelijk toe te eigenen.
Beoordeling
De rechtbank is met de officier van justitie van oordeel dat de aangeefster door het jarenlange gebruik van de laptop een zodanige zeggenschap over de laptop had dat deze haar toebehoorde. De laptop is in 2019 aan aangeefster in bruikleen gegeven en werd vanaf dat moment ook alleen door haar gebruikt terwijl de verdachte zelf een andere laptop heeft gekocht. Gelet daarop behoorde de laptop aan aangeefster toe en heeft de verdachte zich de laptop wederrechtelijk toegeëigend door deze uit de auto van aangeefster te pakken. Het verweer wordt verworpen.
Feiten 3 en 4
De bewijsverweren die de verdediging heeft gevoerd, vinden hun weerlegging in de bewijsmiddelen zoals opgenomen in bijlage II.
Feit 5
Het onder 5 ten laste gelegde is door de verdachte bekend en er is geen verweer gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Dit feit zal zonder nadere bespreking bewezen worden verklaard.
Feit 6
De verdachte heeft op zitting verklaard dat hij de betreffende woorden wel gezegd heeft, maar dat hij die niet bedreigend heeft bedoeld. Hij geeft hierbij een andere uitleg aan ‘schot maken’ en ‘eindigen als Peter R. de Vries’. Hij bedoelde met ‘schot maken’, haast maken en met ‘eindigen als Peter R. de Vries’ bedoelde hij anticiperen op bedreigingen voordat dingen fout gaan.
Beoordeling
De rechtbank is van oordeel dat, gelet op de context, de samenhang en de volgorde van de geuite verbale bedreigingen van de verdachte, bij de aangever de redelijke vrees op zwaar lichamelijk letsel dan wel een misdrijf tegen het leven kon ontstaan. Het verweer wordt verworpen.
4.1.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2, 3, 4 en 6 ten laste gelegde heeft begaan.
In bijlage III heeft de rechtbank een opgave gedaan van wettige bewijsmiddelen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Met deze opgave wordt volstaan, nu de verdachte het bewezen verklaarde heeft bekend en geen verweer is gevoerd dat strekt tot vrijspraak. Op grond daarvan is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder feit 1 en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
De verdachte heeft de bewezen verklaarde feiten op die wijze begaan dat:
Feit 1
hij in de periode van 29 juni 2022 tot en met 23 januari 2023 te
Capelle aan den IJssel, en Rotterdam en Vlaardingen ,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door:
- die [slachtoffer01] berichten te sturen en;
- langs te gaan bij het adres van die [slachtoffer01] en;
- zowel direct als indirect contact te zoeken met familie en vrienden van die [slachtoffer01]
en;
- die [slachtoffer01] meerdere e-mails te sturen;
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en
vrees aan te jagen;
Feit 2
hij op 22 januari 2023 te Capelle aan den IJssel een laptop die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , toebehoorde heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
Feit 3
hij op 22 januari 2023 te Capelle aan den IJssel,
[slachtoffer01] , heeft mishandeld door haar
tegen hethoofd/gezicht te duwen;
Feit 4
hij op 23 januari 2023 te Capelle aan den IJssel opzettelijk en wederrechtelijk een auto die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde heeft vernield, ;
Feit 5
hij op 23 januari 2023 te Capelle aan den IJssel en Rotterdam en
Vlaardingen , van een persoon te weten [slachtoffer01] , meer
dere
afbeeldingen van seksuele aard openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die
openbaarmaking nadelig voor die [slachtoffer01] kon zijn door
- foto’s waarop die [slachtoffer01] in lingerie en met ontblote borsten te zien
is en
- foto’s waarop die [slachtoffer01] met een andere vrouw aan het zoenen is en
- een video waarop te zien is dat die [slachtoffer01] seksuele handelingen verricht
via Whatsapp naar andere personen, waaronder de familie van die [slachtoffer01] te sturen;
Feit 6
hij op 23 januari 2023 te Capelle aan den IJssel,
[slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en met zware mishandeling, door die [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen "ik kom jacht op je maken. Als je wilt maken we schot. Ik zie het al voor mij dat ik met je doe net als Peter R. de Vries",

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 1:
belaging;
feit 2:
diefstal;
feit 3:
mishandeling;
feit 4:
opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, vernielen;
feit 5:
openbaar maken van een afbeelding van seksuele aard van een persoon, terwijl hij weet dat die openbaarmaking nadelig voor die persoon kan zijn, meermalen gepleegd;
feit 6:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan meerdere strafbare feiten, allen begaan in de relationele sfeer. Het is begonnen op de dag dat de relatie tussen de verdachte en het slachtoffer is geëindigd. De verdachte is – direct en indirect – contact blijven zoeken met het slachtoffer, door het slachtoffer veelvuldig te bellen en spraakmemo’s achter te laten, Whatsapp-berichten te sturen, langs te gaan bij het adres van het slachtoffer en door het lastigvallen van haar familieleden. Twee “stopgesprekken” vanuit de politie en een waarschuwingsbrief van het Openbaar Ministerie hebben verdachte er niet van kunnen weerhouden het slachtoffer lastig te blijven vallen. Op 22 en 23 januari worden vervolgens nog eens vijf strafbare feiten gepleegd door de verdachte waarbij de verdachte onder meer het slachtoffer heeft mishandeld in het bijzijn van haar minderjarige zoon en seksueel getinte foto’s en een video van het slachtoffer heeft toegestuurd aan familieleden. Dat de verdachte zich in het bijzijn van de minderjarige zoon van het slachtoffer gewelddadig heeft gedragen, neemt de rechtbank de verdachte in het bijzonder kwalijk. Bij de politie en ter zitting neemt de verdachte geen verantwoordelijkheid voor zijn handelen en toont geen inzicht in het kwalijke van zijn gedrag. Het slachtoffer heeft veel last gehad van de situatie, dit heeft zij kenbaar gemaakt in een schriftelijke slachtofferverklaring en blijkt ook uit de toelichting bij de vordering tot schadevergoeding. Vanwege het handelen van de verdachte is het slachtoffer samen met haar zoontje ondergebracht op een geheime opvanglocatie en toen de verdachte achter deze opvanglocatie kwam, moest het slachtoffer hals over de kop worden ondergebracht bij een andere geheime opvanglocatie. Op dit moment verblijft het slachtoffer en haar zoontje nog steeds op een geheime opvanglocatie, hetgeen een grote impact heeft op hun leven. Desondanks blijft de verdachte de verantwoordelijkheid voor wat gebeurd is buiten zichzelf neerleggen en bagatelliseert hij de ernst van de situatie.
7.2.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van 18 april 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke strafbare feiten.
Over de verdachte is een Pro Justitia rapport opgesteld door een psycholoog d.d. 17 april 2023. Dit rapport houdt kort samengevat het volgende in.
Uit de rapportage blijkt dat sprake is van persoonlijkheidsproblematiek in de zin van een antisociale persoonlijkheidsstoornis en narcistische trekken waardoor de verdachte een geringe frustratietolerantie heeft en gevoelig is voor krenking. Daarnaast heeft de verdachte onvoldoende vermogen tot empathie en kan er sprake zijn van impulsief en ondoordacht gedrag. Wel beschikt de verdachte tot op zekere hoogte over zelfcontrole en praktische coping en heeft hij ambities en doelen met betrekking tot werk en carrière. Hoewel de persoonlijkheidsproblematiek al langdurig aanwezig is en ook aanwezig was ten tijde van de ten laste gelegde feiten, heeft de psycholoog onvoldoende inzicht verkregen in de mate waarin deze problematiek een doorwerking had op het denken, voelen en handelen van de verdachte ten tijde van de ten laste gelegde feiten. De psycholoog kan geen advies geven ten aanzien van de mate van toerekenen van de ten laste gelegde feiten. Op basis van de risicotaxaties komen wel enkele algemene aandachtspunten voor risicomanagement naar voren aldus de psycholoog, zoals controlemaatregelen in de vorm van een contact- en locatieverbod en/of een locatiegebod en het volgen van verplichte behandeling en voldoende toezicht.
Tevens is een reclasseringsrapport opgesteld over de verdachte d.d. 18 april 2023. Dit rapport houdt kort samengevat het volgende in.
De reclassering geeft aan dat de leefgebieden relatie, partner, gezin en familie en het psychosociaal functioneren als recidive verhogend gezien kunnen worden. De leefgebieden financiën, verslaving (gokken) en houding zijn problematisch te noemen. Op dit moment zijn er geen beschermende factoren. Gelet hierop alsmede gelet op het Pro Justitia psychologisch onderzoek en de SASH (Screening Assessment for Stalking and Harassment), waarbij een hoog niveau van ongerustheid is waargenomen, is reclasseringstoezicht met bijzondere voorwaarden gewenst.
7.3.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen en de inhoud van de beide rapportages, komt zij tot de volgende conclusies.
Gezien de ernst en veelvoud aan feiten acht de rechtbank een gevangenisstraf passend en geboden. Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank gekeken naar straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Daarentegen zal de rechtbank het rapport van de psycholoog, gelet op het feit dat er geen gerichte/individuele adviezen gegeven kunnen worden over de mate van toerekenen, de forensische interventies en het juridisch kader, niet als redengevend meewegen bij het bepalen van de op te leggen straf.
Nu de reclassering, gelet op de door de psycholoog vastgestelde stoornis in samenhang met de uitkomsten van de SASH, de kans op recidive als gemiddeld/hoog inschat en de reclassering mogelijkheden ziet om de verdachte op basis van bijzondere voorwaarden te begeleiden om dit recidiverisico te verminderen, zal de rechtbank een deel van de voorgenomen straf voorwaardelijk opleggen, met de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel dient er tevens toe de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw strafbare feiten te plegen. De rechtbank ziet geen aanleiding om een proeftijd van vijf jaren op te leggen zoals gevorderd door de officier van justitie, omdat de verdachte niet eerder dergelijke strafbare feiten heeft gepleegd, hij maatschappelijke doelen nastreeft en hij zijn leven voorafgaand aan het plegen van de strafbare feiten grotendeels goed op orde had met werk, inkomen en huisvesting. Het voorgaande geldt ook voor de door de officier gevorderde vrijheidsbeperkende maatregel als bedoeld in artikel 38v Sr.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte wederom een misdrijf zal begaan dat gericht is tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen, zullen de op te leggen bijzondere voorwaarden, inhoudende een meldplicht bij de reclassering, ambulante behandeling, een contact- en locatieverbod (met elektronische monitoring voor de maximale duur van vier maanden) en meewerken aan schuldhulpverlening, dadelijk uitvoerbaar worden verklaard. De rechtbank ziet evenwel geen aanleiding om als bijzondere voorwaarden op te leggen dat de verdachte moet meewerken aan het vinden en behouden van dagbesteding omdat de verdachte sinds 2017 werk en inkomen heeft gehad en voorafgaand aan zijn detentie bezig was en momenteel nog bezig is met het afronden van een opleiding tot Veiligheidsdeskundige. Het voorgaande geldt ook voor toezicht op gokgedrag, omdat niet is gebleken dat hiervan nog sprake is.
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

Als benadeelde partij heeft zich in het geding gevoegd: [slachtoffer01] . De benadeelde partij vordert een vergoeding van € 996,15 aan materiële schade en een vergoeding van € 4.000,- aan immateriële schade.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie acht de vordering van [slachtoffer01] volledig toewijsbaar, vermeerderd met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
8.2.
Standpunt verdediging
De onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten worden door de verdachte ontkend waardoor de benadeelde partij niet-ontvankelijk dient te worden verklaard. De auto die vernield is (feit 4) is niet van het slachtoffer, maar van haar vader waardoor de benadeelde partij ook om die reden niet-ontvankelijk is in de vordering.
Subsidiair betwist de verdediging dat de in de vordering van de benadeelde partij genoemde fysieke/lichamelijke klachten, het gevolg zijn van het gedrag van de verdachte. Er is regelmatig en langdurig sprake van zorg geweest in verband met chronische angstklachten bij de benadeelde partij, voordat de (vermeende) strafbare feiten hadden plaatsgevonden.
Wel betreurt de verdachte de onder 1 en 5 ten laste gelegde gedragingen, en zou voor die feiten een kleine vergoeding op zijn plek zijn.
8.3.
Beoordeling
Nu is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de onder 1 t/m 6 bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht en een deel van de gevorderde schadevergoeding door de verdachte niet is betwist, zal de vordering worden toegewezen voor een bedrag van € 611,15. Ook de kosten met betrekking tot de reparatie van de auto, die weliswaar op naam van de vader van de benadeelde partij staat maar alleen door haar wordt gebruikt, komen voor vergoeding in aanmerking omdat niet is betwist dat de benadeelde partij deze kosten voor haar rekening heeft genomen.
De vordering van de benadeelde partij die betrekking heeft op het eigen risico levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat dit gedeelte op dit moment onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek zou vergen naar de gegrondheid van dit deel van de vordering. De benadeelde partij zal in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Voorts is komen vast te staan dat aan de benadeelde partij door de bewezen verklaarde strafbare feiten rechtstreeks immateriële schade is toegebracht. Die schade zal op dit moment op basis van de thans gebleken feiten en omstandigheden naar maatstaven van billijkheid worden vastgesteld op € 2.500,-. Het restant van de vordering van de benadeelde partij levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, omdat dit gedeelte op dit moment onvoldoende is onderbouwd en nader onderzoek zou vergen naar de gegrondheid van dit deel van de vordering. De benadeelde partij zal daarom in zoverre niet-ontvankelijk worden verklaard. Dit deel van de vordering kan derhalve slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij heeft gevorderd het te vergoeden bedrag te vermeerderen met wettelijke rente. De rechtbank bepaalt dat het te vergoeden schadebedrag vermeerderd wordt met wettelijke rente vanaf 29 juni 2022.
Nu de vordering van de benadeelde partij in overwegende mate zal worden toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de benadeelde partij een schadevergoeding betalen van € 3.111,15 vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 139h, 285, 285b, 300, 310 en 350 van het Wetboek van Strafrecht

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 t/m 6 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 (twaalf) maanden;
bepaalt dat de gevangenisstraf een gedeelte, groot
8 (acht) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op
2 (twee) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als
algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig maken;
stelt als
bijzondere voorwaarden:
1. de veroordeelde meldt zich bij de reclassering op het adres [adres02] te Rotterdam . Veroordeelde blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt om het reclasseringstoezicht uit te voeren. Veroordeelde werkt mee aan het toezicht en de begeleiding door de reclassering, zolang de reclassering dat nodig vindt. Hieronder valt ook het
meewerken aan huisbezoeken;
2. de veroordeelde laat zich behandelen door De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. Veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
3. de veroordeelde heeft of zoekt op geen enkele wijze - direct of indirect - contact met [slachtoffer01] (geboren op [geboortedatum02] 1986) en haar zoon, zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
4. veroordeelde bevindt zich niet in de wijk Kralingen-Crooswijk, inclusief De Esch en niet in de [adres03] te Rotterdam en in een straal van 100 meter daar omheen (zijnde de woning van de vader van [slachtoffer01] ) zolang het Openbaar Ministerie dit verbod nodig vindt;
5. veroordeelde werkt mee aan elektronische monitoring van dit locatieverbod. Veroordeelde gaat niet naar het buitenland zonder toestemming van de reclassering, omdat het voor de elektronische monitoring nodig is dat de veroordeelde in Nederland blijft. Het Openbaar Ministerie kan op verzoek van de reclassering dit locatieverbod (deels) laten vervallen. De elektronische monitoring geldt voor de duur van 4 (vier) maanden of zoveel korter als de reclassering nodig vindt;
6. veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. Veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden
- de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
- de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
geeft aan Reclassering Nederland opdracht elektronisch toezicht te houden op de naleving van de onder nummer 4 genoemde bijzondere voorwaarde en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de onder nummers 1 t/m 6 genoemde bijzondere voorwaarden en het aan genoemde reclasseringsinstelling opgedragen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte op de dag waarop de totale duur van de tot dan toe ondergane verzekering en voorlopige hechtenis gelijk zal zijn aan die van het onvoorwaardelijk deel van de opgelegde gevangenisstraf;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de benadeelde partij, te betalen een bedrag van
€ 3.111,15(
zegge: drieduizend elfhonderd elf euro en vijftien cent ), bestaande uit € 611,15 aan materiële schade en € 2.500,- aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 29 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de benadeelde partij niet-ontvankelijk in het resterende deel van de vordering;
bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting aan de staat ten behoeve van [slachtoffer01] te betalen
€ 3.111,15(hoofdsom,
zegge: drieduizend elfhonderd elf euro en vijftien eurocent ), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 29 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening;
bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 3.111,15 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
62 dagen; de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op;
verstaat dat betaling aan de benadeelde partij tevens geldt als betaling aan de staat ten behoeve van de benadeelde partij en omgekeerd.
Dit vonnis is gewezen door mr. H. I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter,
en mrs. J.H. Janssen en C.J.L. van Dam, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.D. van der Veeke, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging en tekst gewijzigde tenlastelegging van feit 1
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
feit 1
hij in of omstreeks de periode van 29 juni 2022 tot en met 23 januari 2023 te
Capelle aan den IJssel, en/of Rotterdam en/of Vlaardingen , althans in Nederland,
wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders
persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer01] , door:
- die [slachtoffer01] berichten te sturen en/of;
- langs te gaan bij het adres van die [slachtoffer01] en/of;
- zowel direct als indirect contact te zoeken met familie en/of vrienden van die W.
[slachtoffer01] en/of;
- die [slachtoffer01] meerdere e-mails te sturen;
met het oogmerk die [slachtoffer01] , te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of
vrees aan te jagen;
feit 2
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Capelle aan den IJssel
een laptop, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [slachtoffer01] , in elk
geval aan een ander toebehoorde(n) heeft weggenomen
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen;
feit 3
hij op of omstreeks 22 januari 2023 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
[slachtoffer01] , heeft mishandeld door haar bij de keel te pakken en/of haar hoofd/gezicht
tegen een paal te duwen;
feit 4
hij op of omstreeks 23 januari 2023 te Capelle aan den IJssel
opzettelijk en wederrechtelijk een auto, in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten
dele aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) heeft vernield,
beschadigd, onbruikbaar gemaakt en/of weggemaakt;
feit 5
hij op of omstreeks 23 januari 2023 te Capelle aan den IJssel en/of Rotterdam en/of
Vlaardingen , althans in Nederland, van een persoon te weten [slachtoffer01] , een of meer
afbeelding(en) van seksuele aard openbaar heeft gemaakt, terwijl hij wist dat die
openbaarmaking nadelig voor die [slachtoffer01] kon zijn door
- een of meer foto’s waarop die [slachtoffer01] in lingerie en/of met ontblote borsten te zien
is en/of
- een of meer foto’s waarop die [slachtoffer01] met een andere vrouw aan het zoenen is en/of
- een of meer video’s waarop te zien is dat die [slachtoffer01] seksuele handelingen verricht
en/of
via Whatsapp naar andere personen, waaronder de familie van die [slachtoffer01] te sturen;
feit 6
hij op of omstreeks 23 januari 2023 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland,
[slachtoffer02] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die [slachtoffer02] dreigend de woorden toe te voegen "ik kom jacht op je maken.
Als je wilt maken we schot. Ik zie het al voor mij dat ik met je doe net als Peter R. de
Vries", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.