ECLI:NL:RBROT:2023:12940

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
FT EA 23/1145/ FT EA 23/1146
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in faillissementszaak met betrekking tot huurtermijnen

In deze zaak heeft verzoekster op 17 november 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 en 287b van de Faillissementswet (Fw) om een voorlopige voorziening te treffen. De rechtbank heeft op 20 november 2023 de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 21 december 2023. Tijdens deze zitting is verweerster, D&S Vastgoed B.V., niet verschenen. Verzoekster heeft verklaard dat haar schuldenproblematiek is ontstaan door de niet-levensvatbaarheid van haar onderneming als kapster, die zij inmiddels heeft gestaakt. Momenteel ontvangt zij een Participatiewet-uitkering en heeft zij voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te voldoen. De huur voor december 2023 is betaald en verzoekster heeft aangegeven ook de huur voor januari 2024 tijdig te kunnen voldoen.

De rechtbank heeft beoordeeld of er sprake is van een bedreigende situatie, zoals vereist in artikel 287b, tweede lid, Fw. Aangezien verzoekster bewijs heeft overgelegd van een ontruimingsvonnis en een aankondiging van ontruiming, concludeert de rechtbank dat er inderdaad een bedreigende situatie is. De rechtbank weegt de belangen van verzoekster, die in haar huurwoning wil blijven, tegen die van verweerster, die het vonnis tot ontruiming wil uitvoeren. Gezien de omstandigheden en de betalingscapaciteit van verzoekster, oordeelt de rechtbank dat het belang van verzoekster zwaarder weegt. De rechtbank besluit om de tenuitvoerlegging van het ontruimingsvonnis op te schorten voor de duur van zes maanden, met voorwaarden voor de betaling van de huurtermijnen.

Daarnaast verklaart de rechtbank verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling, maar geeft aan dat zij in de toekomst een nieuw verzoek kan indienen. De beslissing is genomen door mr. C. de Jong en is openbaar uitgesproken op 28 december 2023.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team insolventie
voorlopige voorziening ex artikel 287b Faillissementswet: toewijzing
toepassing schuldsaneringsregeling: niet-ontvankelijk
rekestnummers: [nummer]
uitspraakdatum: 28 december 2023
[verzoekster],
wonende te [adres]
[woonplaats],
verzoekster.

1.De procedure

Verzoekster heeft op 17 november 2023, met een verzoekschrift ex artikel 284 Faillissementswet (Fw), een verzoekschrift ex artikel 287b, eerste lid, Fw ingediend, waarin wordt gevraagd om een voorlopige voorziening bij voorraad.
In het vonnis van deze rechtbank van 20 november 2023 heeft de rechtbank de behandeling van het verzoekschrift bepaald op 21 december 2023.
Ter zitting van 21 december 2023 zijn verschenen en gehoord:
  • verzoekster;
  • de heer W. Haksteeg en mevrouw K. Budram, beiden werkzaam bij Zuidweg & Partners (hierna: schuldhulpverlening).
D&S Vastgoed B.V., gevestigd te Schiedam (hierna: verweerster) is, hoewel daartoe behoorlijk opgeroepen, zonder bericht van verhindering, niet ter terechtzitting verschenen.
De rechtbank heeft de uitspraak bepaald op heden.

2.Het verzoek

Het verzoek strekt ertoe op grond van artikel 287b, eerste lid, Fw, gedurende een termijn van zes maanden bij uitspraak een voorlopige voorziening te treffen en verweerster te verbieden het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster ten uitvoer te leggen.
Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat haar schuldenproblematiek, waaronder de huurachterstand, is ontstaan dooordat haar onderneming niet levensvatbaar bleek. Zij had voorheen een eigen onderneming als kapster. Verzoekster heeft haar onderneming inmiddels gestaakt. Verzoekster heeft nu inkomsten uit een Participatiewet-uitkering. Daarnaast ontvangt zij verschillende toeslagen. Zij heeft daarmee voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. De huur van december 2023 is betaald. Verzoekster heeft desgevraagd verklaard de huur van januari 2024 ook (tijdig) te kunnen en zullen voldoen.

3.Het verweer

Hoewel behoorlijk opgeroepen heeft verweerster geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid haar standpunt schriftelijk dan wel ter zitting toe te lichten.

4.De beoordeling

Allereerst dient te worden beoordeeld of sprake is van een bedreigende situatie zoals dwingend is voorgeschreven in artikel 287b, tweede lid, Fw. Nu verzoekster een kopie van het vonnis van de Rechtbank Rotterdam van 6 oktober 2023 tot ontruiming van de woonruimte van verzoekster en een kopie van het exploot van 16 oktober 2023 heeft overgelegd waarin wordt aangekondigd dat verweerster op 23 november 2023 zal overgaan tot ontruiming van de woning van verzoekster, is er naar het oordeel van de rechtbank sprake van een bedreigende situatie.
De wetgever heeft met een moratorium beoogd om een schuldenaar bij een – dreigende – executie een adempauze te bieden opdat de schuldenaar in staat wordt gesteld om met zijn schuldeisers een regeling van zijn schulden overeen te komen.
Artikel 287b Fw bevat geen criterium op grond waarvan kan worden beslist of de voorlopige voorziening dient te worden toegewezen dan wel afgewezen. De rechtbank zoekt daarom aansluiting bij de voorziening zoals genoemd in artikel 287, vierde lid, Fw waarbij een afweging dient plaats te vinden tussen het belang van verzoekster enerzijds en de schuldeiser, in dit geval verweerster, anderzijds.
Het belang van verzoekster bestaat erin dat zij in de huurwoning kan blijven wonen en dat het minnelijk schuldhulpverleningstraject door verzoekster kan worden doorlopen.
Het belang van verweerster bestaat erin dat zij het vonnis van 6 oktober 2023 ten uitvoer kan leggen.
Naar het oordeel van de rechtbank is voldoende aannemelijk geworden dat de lopende termijnen kunnen en zullen worden voldaan. Verzoekster heeft de huur van december 2023 voldaan. Verzoekster ontvangt bovendien een uitkering op grond van de participatiewet. Daarmee heeft verzoekster voldoende inkomsten om de lopende huurtermijnen te betalen. Tegen deze achtergrond dient het belang van verzoekster zwaarder te wegen dan het belang van verweerster.
De rechtbank acht termen aanwezig om ter zekerheid van de belangen van verweerster in het dictum een voorwaarde op te nemen. De verzochte voorziening zal onder de in het dictum genoemde voorwaarde worden toegewezen.
Nu het minnelijk traject naar verwachting niet op korte termijn zal zijn afgerond, zal verzoekster gelet op het bepaalde in artikel 285, eerste lid, sub f, in samenhang met artikel 287, tweede lid, Fw, ten aanzien van het verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling ex artikel 284, tweede lid, Fw, niet-ontvankelijk worden verklaard. Zo nodig kan verzoekster te zijner tijd een nieuw verzoek indienen.

5.De beslissing

De rechtbank:
- schort de tenuitvoerlegging op van het op 6 oktober 2023 op verzoek van verweerster uitgesproken vonnis van deze rechtbank tot ontruiming van de huurwoning van verzoekster gelegen aan [adres], voor de duur van deze voorziening en verlengt de huurovereenkomst zoals deze tussen partijen bestaat of bestond voor de duur van deze voorziening;
- bepaalt dat de genoemde voorziening geldt voor de duur van zes maanden vanaf
20 november 2023;
- bepaalt dat deze voorziening slechts geldt zolang de lopende termijnen gedurende deze periode tijdig worden voldaan;
- bepaalt dat schuldhulpverlening die namens verzoekster de buitengerechtelijke schuldregeling gaat uitvoeren, uiterlijk twee weken voor het aflopen van de getroffen voorziening verslag uitbrengt als bedoeld in artikel 287b, zesde lid, Fw;
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk in haar verzoek ex artikel 284, tweede lid, Fw.
Dit vonnis is gewezen door mr. C. de Jong, rechter, en in aanwezigheid van mr. T.M.M. de Laat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 28 december 2023.