ECLI:NL:RBROT:2023:12939
Rechtbank Rotterdam
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in het kader van schuldsanering en huurbetalingen
In deze zaak heeft verzoeker op 31 oktober 2023 een verzoekschrift ingediend op basis van artikel 284 van de Faillissementswet (Fw) en artikel 287b, eerste lid, Fw, met het verzoek om een voorlopige voorziening. De rechtbank heeft de behandeling van het verzoek op 14 november 2023 vastgesteld, maar verzoeker is niet verschenen. De behandeling is uitgesteld naar 8 december 2023, en opnieuw naar 21 december 2023, waarbij verzoeker wederom niet aanwezig was. De advocaat van verzoeker heeft wel aanvullende stukken ingediend, maar verzoeker heeft de huur van december 2023 niet betaald, wat de rechtbank zorgwekkend vond.
De rechtbank heeft vastgesteld dat er sprake is van een bedreigende situatie, aangezien er een vonnis tot ontruiming van de woonruimte van verzoeker was. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat het belang van de schuldeiser, in dit geval verweerster, zwaarder weegt dan dat van verzoeker. Verzoeker heeft niet aangetoond dat hij in staat is om de lopende huurtermijnen te voldoen, en is bovendien voor de tweede keer niet verschenen om zijn verzoek toe te lichten. Daarom heeft de rechtbank het verzoek om voorlopige voorziening afgewezen en verzoeker niet-ontvankelijk verklaard in zijn verzoek tot toelating tot de schuldsaneringsregeling.
De beslissing van de rechtbank is op 28 december 2023 openbaar uitgesproken door mr. C. de Jong, rechter, en mr. T.M.M. de Laat, griffier. Verzoeker kan in de toekomst een nieuw verzoek indienen indien nodig.