ECLI:NL:RBROT:2023:1293

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
10215704 \ VZ VERZ 22-14269
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
  • mr. drs. E. van Schouten
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 15 februari 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst tussen Tandartspraktijk Spangen B.V. en [verweerster01]. Het verzoek is toegewezen op grond van verwijtbaar handelen van de werknemer, die niet op afspraken bij de bedrijfsarts is verschenen en onbevoegd medisch advies heeft gegeven. De werknemer, [verweerster01], was sinds 1 september 2009 in dienst als tandartsassistente en had een salaris van € 2.635,- bruto per maand. Gedurende haar dienstverband heeft zij meerdere keren niet op afspraken bij de bedrijfsarts verschenen, wat heeft geleid tot officiële waarschuwingen van de werkgever. De kantonrechter oordeelde dat het niet verschijnen op afspraken bij de bedrijfsarts en het geven van onbevoegd medisch advies zodanig verwijtbaar was dat van de werkgever niet kon worden gevergd de arbeidsovereenkomst voort te zetten. De kantonrechter ontbond de arbeidsovereenkomst per 1 april 2023, maar kende geen ernstig verwijtbaar handelen toe aan de werknemer, waardoor een transitievergoeding van € 12.887,75 werd toegewezen. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 10215704 \ VZ VERZ 22-14269
datum uitspraak: 15 februari 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
Tandartspraktijk Spangen B.V.,
vestigingsplaats: Rotterdam,
verzoekster; verweerster in de tegenverzoeken,
gemachtigde: [naam01] van ALM Groep,
tegen
[verweerster01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
verweerster; verzoekster in de tegenverzoeken,
gemachtigde: mr. M. Asmadal van Stichting Achmea Rechtsbijstand.
De partijen worden hierna ‘Spangen’ en ‘ [verweerster01] ’ genoemd.

1..De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 29 november 2022, met producties 1 tot en met 25;
  • de brief van Spangen van 23 december 2022, met productie 26;
  • het verweerschrift, met producties A tot en met D;
  • het e-mailbericht van Spangen van 17 januari 2023, met producties 27 tot en met 33;
  • de pleitnotities van Spangen;
  • de pleitnota van [verweerster01] .
1.2.
Op 18 januari 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Daarbij waren namens Spangen aanwezig [naam02] (directeur van Spangen, tevens tandarts) en [naam03] (financieel manager van Spangen), bijgestaan door [naam01] . [verweerster01] was aanwezig, bijgestaan door mr. M. Asmadal.

2..De feiten

2.1.
[verweerster01] is op 1 september 2009 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Spangen. Het laatst verdiende salaris bedraagt € 2.635,- bruto per maand, te vermeerderen met 8% vakantietoeslag. Ten tijde van het indienen van het verzoekschrift was [verweerster01] in dienst als tandartsassistente. Zij ondersteunt de tandarts en ook eventueel andere tandheelkundige professionals. Daarnaast voert zij regelmatig werkzaamheden uit die behoren bij de functie van preventieassistente.
2.2.
In de arbeidsovereenkomst is de KNMT-Arbeidsvoorwaardenregeling Tandheelkundige Praktijken 2015 van toepassing verklaard. Hierin zijn onder andere re-integratieverplichtingen opgenomen, waaronder dat een werknemer voorschriften en instructies van de werkgever en/of de arbodienst stipt moet naleven (artikel 28). Ook is hierin opgenomen dat de werkgever in bepaalde situaties een loonsanctie kan opleggen aan de werknemer (artikel 25).
2.3.
[verweerster01] heeft zich op 3 januari 2019 ziekgemeld bij Spangen. Arboned, de arbodienst van Spangen, heeft [verweerster01] uitgenodigd voor een afspraak op 5 februari 2019. Op dit gesprek is [verweerster01] zonder berichtgeving of annulering niet verschenen. Spangen heeft [verweerster01] bij brief van 6 februari 2019 een officiële waarschuwing hiervoor gegeven.
2.4.
[verweerster01] is ook zonder bericht of annulering niet op de afspraken bij Arboned van 30 september 2019 en 28 oktober 2019 verschenen. Spangen heeft bij brief van 8 november 2019 [verweerster01] hiervoor een officiële waarschuwing gegeven.
2.5.
Met ingang van 2021 is [verweerster01] weer volledig hersteld.
2.6.
Op 30 juni 2021 heeft er een functioneringsgesprek plaatsgevonden tussen Spangen en [verweerster01] . Uit het verslag van dit gesprek, dat door [verweerster01] is ondertekend en waarop zij toevoegingen heeft bijgeschreven, blijkt onder meer dat Spangen van mening is dat [verweerster01] kwalitatief goed functioneert, maar dat de communicatie met collega’s nog altijd voor verbetering vatbaar is. Daarnaast is in het verslag opgenomen dat [verweerster01] speciale toestemming krijgt om vier weken verlof op te nemen om haar zieke moeder in Brazilië te bezoeken.
2.7.
Bij brief van 1 oktober 2021 heeft Spangen een officiële waarschuwing aan [verweerster01] gegeven, omdat [verweerster01] één week te laat terugkwam van haar vakantie naar Brazilië, en ook vlak voorafgaand aan de vakantie een dag had verzuimd zonder opgaaf van redenen.
2.8.
Bij brief van 1 april 2022 heeft Spangen een (tweede) officiële waarschuwing gegeven aan [verweerster01] , omdat zij op 28 februari, 4 maart, 23 en 25 maart en 1 april 2022 ongeoorloofd niet op het werk was verschenen in verband met ontbreken van oppas voor haar kind. Daarnaast is [verweerster01] erop gewezen dat zij in het functioneringsgesprek van 30 juni 2021 is aangesproken op haar communicatie met collega’s en de directie van de praktijk, welke communicatie tot op heden niet was verbeterd.
2.9.
Op 19 oktober 2022 heeft zich een incident voorgedaan in de praktijk van Spangen tussen [verweerster01] en de tandarts (de heer [naam02] ) over de behandeling van een patiënt. [verweerster01] heeft vervolgens een handgeschreven briefje in het Portugees achtergelaten bij haar collega’s met de volgende tekst (vertaald in het Nederlands):
“ [naam02] , als je mijn behandeling gaat saboteren,
betekent dat dat ik geen enkele vorm van preventie
mondhygienebehandeling hoef te doen. Reken vanaf
vandaag niet meer op mij!!!
Ik ben geen clown en ik ben geen kind!!! Veel plezier
[verweerster01]
19-10-2022
Als u niet tevreden bent, kunt u mij wegsturen!!!”
2.10.
Bij brief van 20 oktober 2022 heeft Spangen een (derde) officiële waarschuwingsbrief aan [verweerster01] gestuurd. Hierin is, voor zover hier van belang, het volgende opgenomen:
“(….) U heeft gisteren, 19-10-2022, bij de behandeling van een patiënt medisch advies gegeven inzake een antibiotica-kuur. Dit gesprek tussen u en de patiënt heb ik opgevangen. De patiënt was in de veronderstelling een antibioticakuur te ontvangen. Toen u de behandeling had afgerond en de patiënt zich naar de afsprakenbalie begaf, heb ik ingegrepen door de patiënt aan te spreken dat u niet bevoegd bent tot het geven van medisch advies en/of het voorschrijven van medicatie. Hierbij heb ik hem ook geïnformeerd dat een antibioticakuur niet noodzakelijk is.
Het is u bekend dat u niet bevoegd bent tot het geven van medisch advies, het uitschrijven van medisch recepten, laat staan zomaar een antibioticakuur te verstrekken zonder toestemming van een tandarts. Enkel en alleen een tandarts kan medisch advies gegeven en recepten voorschrijven.
Uw werkzaamheden bestaan uit het verlenen van mondhygiënische behandelingen. U bent geen tandarts en u bent hiertoe dus niet bevoegd. Dit is u bekend. U heeft gisteren dan ook onzorgvuldig gehandeld zowel richting de patiënt als richting de praktijk.
Met het geven van medisch advies kunt u de belangen van zowel de patiënt als de praktijk ernstig schaden. Daarom nemen wij dit voorval uiterst serieus. Wij kunnen dergelijke handelswijze op geen enkele wijze tolereren.
In de toekomst zal dit dan ook leiden tot ontslag op staande voet.
Daarnaast heeft u naar aanleiding van mijn ingrijpen een briefje achtergelaten bij uw collega’s, gericht aan mijn persoon. Dit briefje zullen wij toevoegen aan uw personeelsdossier. Dit briefje weerspiegelt dat de communicatie met de directie nog niet verbeterd is, ondanks de vorige officiële waarschuwing.(….)”
2.11.
[verweerster01] heeft zich op 21 oktober 2022 ziekgemeld bij Spangen.
2.12.
Arboned heeft [verweerster01] uitgenodigd voor een spreekuur op 2 november 2022. Aan deze oproep heeft [verweerster01] zonder bericht of annulering geen gehoor gegeven. Arboned heeft [verweerster01] vervolgens opgeroepen voor een afspraak op 7 november 2022. Ook dit gesprek heeft niet plaatsgevonden.
2.13.
Bij brief van 9 november 2022 heeft Spangen een (vierde) waarschuwingsbrief aan [verweerster01] verzonden in verband met het niet verschijnen van [verweerster01] op de afspraken met de bedrijfsarts op 2 en 7 november 2022 en het telefonisch niet bereikbaar zijn voor Spangen. Spangen heeft tevens de loonbetaling aan [verweerster01] opgeschort.
2.14.
Spangen heeft op 14 november 2022 een deskundigenoordeel aangevraagd bij het UWV met de vraag of [verweerster01] genoeg had gedaan om weer aan het werk te gaan. Het UWV heeft hierover nog geen oordeel gegeven.

3..Het geschil

3.1.
Spangen verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, de arbeidsovereenkomst tussen Spangen en [verweerster01] te ontbinden en het einde van de arbeidsovereenkomst te bepalen op het eerst mogelijke moment, dan wel het tijdstip waarop de arbeidsovereenkomst bij regelmatige opzegging zou zijn geëindigd. Spangen verzoekt daarnaast om te bepalen dat Spangen aan [verweerster01] geen transitievergoeding verschuldigd is, op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten als bedoeld in artikel 7:673 lid 7 sub c BW, en [verweerster01] te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek legt Spangen primair ten grondslag dat [verweerster01] verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten en dat dit zodanig is dat van Spangen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). Subsidiair verzoekt Spangen de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens het bij regelmaat niet kunnen verrichten van de bedongen arbeid als gevolg van ziekte of gebreken van [verweerster01] met voor de bedrijfsvoering onaanvaardbare gevolgen (artikel 7:669 lid 3 sub d BW). Meer subsidiair is de arbeidsverhouding volgens Spangen zodanig verstoord dat van haar redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder g BW). Nog meer subsidiair is er volgens Spangen sprake van andere omstandigheden, zodanig dat van Spangen in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder h BW). Meest subsidiair moet de arbeidsovereenkomst volgens Spangen worden ontbonden op grond van een combinatie van omstandigheden genoemd in artikel 7:669 lid 3 sub e, d, g en/of h BW, die zodanig is dat van Spangen redelijkerwijs niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder i BW).
3.3.
[verweerster01] voert verweer. Zij doet allereerst een beroep op het opzegverbod vanwege ziekte. Daarnaast voert zij aan dat er geen redelijke grond is om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Zij verzoekt daarom primair om Spangen te veroordelen haar weer toe te laten tot de werkvloer, behoudens arbeidsongeschiktheid, op straffe van een dwangsom. Tijdens de zitting heeft [verweerster01] haar tegenverzoek vermeerderd en tevens verzocht Spangen op te dragen haar re-integratieverplichtingen na te komen, op straffe van een dwangsom. Subsidiair verzoekt [verweerster01] om, in het geval de arbeidsovereenkomst toch wordt ontbonden, Spangen te veroordelen een transitievergoeding van € 12.966,80 bruto aan haar te betalen. Tijdens de zitting heeft [verweerster01] haar eis vermeerderd en tevens verzocht Spangen te veroordelen een billijke vergoeding van € 13.000,- bruto aan haar te betalen. Spangen heeft volgens [verweerster01] ernstig verwijtbaar gehandeld door op oneigenlijke gronden aan te sturen op een einde van de arbeidsovereenkomst.

4..De beoordeling

4.1.
De arbeidsovereenkomst tussen partijen kan alleen worden ontbonden als daar een redelijke grond voor is, herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt, en er geen opzegverboden gelden.
Redelijke grond
4.2.
Spangen stelt zich primair op het standpunt dat er een redelijke grond is, omdat [verweerster01] verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten, en dit zodanig is dat van haar in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (artikel 7:669 lid 3 onder e BW). Spangen legt hieraan ten grondslag dat er sprake is van meerdere gedragingen van [verweerster01] die (zowel afzonderlijk als in combinatie met één dan wel enkele van de andere gedragingen) ernstig verwijtbaar handelen of nalaten vormen. De eerste gedraging is het niet verschijnen op het spreekuur met de bedrijfsarts op 2 en 7 november 2022, waardoor deze niet heeft kunnen vaststellen of sprake is van ziekte. Ook het gedrag van [verweerster01] op 19 oktober 2022, namelijk het, ondanks daartoe niet bevoegd te zijn, voorschrijven van een antibioticakuur, is verwijtbaar volgens Spangen. De reactie van [verweerster01] op de correctie daarop door de tandarts vormt ook verwijtbaar handelen. Eveneens is volgens Spangen sprake van verwijtbaar gedrag doordat [verweerster01] niet bereikbaar is voor Spangen en de bedrijfsarts.
Afspraken bedrijfsarts
4.3.
[verweerster01] heeft zich op 21 oktober 2022 ziekgemeld. Een van haar verplichtingen is om op het afgesproken tijdstip aanwezig te zijn op de afspraak met de bedrijfsarts of zich 24 uur van te voren af te melden. [verweerster01] betwist niet dat ze op de afspraken met de bedrijfsarts op 2 en 7 november 2022 niet is verschenen.
Volgens [verweerster01] heeft zij op 28 oktober 2022 contact opgenomen met Arboned en bleek toen dat een foutief e-mailadres van haar bij Arboned bekend was. Ze wist daarom niet van de afspraak van 2 november 2022. Als het echter waar is dat een foutief e-mailadres was doorgegeven, wat Spangen betwist, dan is dat geen verklaring voor het feit dat [verweerster01] niet aanwezig was op de afspraak bij de bedrijfsarts van 2 november 2022. De bevestiging van deze afspraak is namelijk op 31 oktober 2022 zowel per post als per e-mail aan haar toegezonden, dus na het wijzigen van het e-mailadres. [verweerster01] heeft, gelet hierop, geen afdoende verklaring gegeven voor haar afwezigheid op 2 november 2022.
Wat haar afwezigheid op de afspraak van 7 november 2022 betreft heeft [verweerster01] verklaard dat ze in de file stond, Arboned heeft gebeld en vervolgens op advies van Arboned Spangen heeft gebeld om door te geven dat ze te laat was. Volgens [verweerster01] is ze vervolgens nog wel naar Arboned gegaan, maar was ze te laat en kon de afspraak niet meer doorgaan. Spangen betwist echter dat [verweerster01] Arboned heeft gebeld, want in de brief van Arboned van 7 november 2022, gericht aan Spangen, staat dat [verweerster01] op de afspraak van 7 november 2022 zonder bericht niet is verschenen. Aan de andere kant erkent Spangen wel dat [verweerster01] haar heeft gebeld, maar op dat moment was de tandarts bezig met een patiënt en is de boodschap alleen doorgegeven. De kantonrechter is van oordeel dat [verweerster01] , gelet op de brief van Arboned waarin staat dat zij zonder bericht niet is verschenen, onvoldoende heeft onderbouwd dat zij daadwerkelijk contact heeft opgenomen met Arboned op 7 november 2022 met de mededeling dat zij in de file stond. Als zij dat wel had gedaan, dan had de afspraak misschien later op die dag alsnog kunnen plaatsvinden. In elk geval blijkt uit het bericht van Arboned niet van enig contact. Het enkel contact opnemen met de werkgever, zonder die daadwerkelijk te spreken, betekent naar het oordeel van de kantonrechter dat [verweerster01] zich onvoldoende heeft ingespannen op 7 november 2022 om de afspraak met de bedrijfsarts te laten doorgaan.
De kantonrechter is, gelet op het voorgaande, dan ook van oordeel dat [verweerster01] verwijtbaar richting Spangen heeft gehandeld door op 2 en 7 november 2022 niet te verschijnen op de afspraken bij de bedrijfsarts. Bij dit oordeel weegt mee dat het niet de eerste keer is dat [verweerster01] niet op afspraken bij de bedrijfsarts is verschenen, omdat dit gedurende haar dienstverband meerdere keren is voorgekomen, al is dit dan wat langer geleden. [verweerster01] heeft dit niet betwist en alleen voor het niet verschijnen op 5 februari 2019 een -mogelijke- verklaring gegeven (haar telefoon was door haar baby in het aquarium gegooid), zodat in ieder geval vaststaat dat zij op 30 september 2019 en 28 oktober 2019 ongeoorloofd niet is verschenen op afspraken bij de bedrijfsarts.
Voorval 19 oktober 2022
4.4.
Partijen zijn verdeeld over wat er precies op 19 oktober 2022 is gebeurd. Volgens [verweerster01] heeft zij niet zelf een antibioticakuur voorgeschreven aan een patiënt en slechts de tandarts hierover geadviseerd, terwijl Spangen stelt dat [verweerster01] de antibioticakuur wel heeft voorgeschreven, althans dat zij aan een patiënt heeft toegezegd dat hij een antibioticakuur zal krijgen. Gelet op de verschillende verklaringen van partijen is het onduidelijk wat er precies gebeurd is op 19 oktober 2022. Wat echter wel vaststaat is dat [verweerster01] kort daarna een briefje, gericht aan de tandarts, heeft achtergelaten bij haar collega’s. In dit briefje heeft [verweerster01] geschreven dat de tandarts haar behandeling saboteert en zij op die manier niet kan werken. Gelet op deze reactie van [verweerster01] is het aannemelijker dat de verklaring van Spangen juist is en [verweerster01] zich op 19 oktober 2022 zo heeft gedragen dat zij aan een patiënt een behandeling heeft voorgeschreven. Dit is in dat geval te beschouwen als verwijtbaar, omdat [verweerster01] niet bevoegd was om te beslissen over het voorschrijven van een antibioticakuur. Het briefje dat zij voor de tandarts heeft geschreven kan daarnaast zeker ook als verwijtbaar handelen worden aangemerkt, omdat [verweerster01] in een gezagsverhouding tot de tandarts staat en van haar verwacht mag worden dat ze haar reactie niet op deze manier richting de tandarts uit. [verweerster01] heeft het briefje niet alleen achtergelaten bij de tandarts, maar ook bij haar collega’s, waardoor zij voor onrust in de praktijk heeft gezorgd en de tandarts in een kwaad daglicht heeft gesteld.
Niet bereikbaar zijn voor Spangen en bedrijfsarts
4.5.
Volgens Spangen was [verweerster01] na haar ziekmelding van 21 oktober 2022 niet bereikbaar voor Spangen en de bedrijfsarts. Hierboven is reeds geoordeeld over de afspraken bij de bedrijfsarts op 2 en 7 november 2022. In die gevallen heeft [verweerster01] verwijtbaar gehandeld. Spangen heeft echter haar stelling dat [verweerster01] daarnaast meer in het algemeen niet bereikbaar was voor Spangen of de bedrijfsarts onvoldoende onderbouwd, zodat dit betoog wordt gepasseerd.
Tussenconclusie redelijke grond
4.6.
[verweerster01] heeft, gelet op wat hiervoor is overwogen, verwijtbaar richting Spangen gehandeld of nagelaten. De kantonrechter is van oordeel dat dit bij elkaar genomen zodanig is dat in redelijkheid niet van Spangen gevergd kan worden dat zij de arbeidsovereenkomst laat voortduren. Daarbij weegt mee dat het niet de eerste keer is dat [verweerster01] niet op afspraken bij de bedrijfsarts is verschenen, omdat dit in het verleden meerdere keren is voorgekomen en zij daarvoor ook waarschuwingen heeft gekregen. [verweerster01] had derhalve ervan op de hoogte kunnen zijn dat het missen van een afspraak bij de bedrijfsarts gevolgen kon hebben. Zij had zich hierin dus actiever moeten opstellen. Daarnaast weegt mee dat [verweerster01] , zoals uit de stukken blijkt, al eerder is aangesproken op haar manier van communiceren. En uit haar verklaringen op zitting blijkt dat zij het nog steeds niet eens is met het standpunt van de tandarts dat een antibioticakuur niet nodig was. Het gedrag van [verweerster01] op 19 oktober 2022, inclusief het verspreiden van het briefje, is ook als verwijtbaar te beschouwen. Er is derhalve een redelijke grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Dit betekent dat de andere door Spangen aangevoerde redelijke gronden onbesproken kunnen blijven.
Herplaatsing
4.7.
Gelet op wat hiervoor is overwogen heeft Spangen zich terecht op het standpunt gesteld dat herplaatsing van [verweerster01] bij Spangen niet in de rede ligt. Spangen is een kleine onderneming met ongeveer zeven personeelsleden, die sterk van elkaar afhankelijk zijn. Van Spangen hoeft niet verwacht te worden dat zij [verweerster01] herplaatst.
Opzegverbod
4.8.
[verweerster01] stelt dat ontbinding van de arbeidsovereenkomst in strijd is met het opzegverbod bij ziekte. Niet gebleken is echter dat het verzoek om de arbeidsovereenkomst te ontbinden te maken heeft met de ziekte van [verweerster01] , zodat het opzegverbod niet aan de ontbinding in de weg staat. Evenmin is gebleken dat een ander opzegverbod aan de ontbinding in de weg staat.
Ontbinding
4.9.
Nu herplaatsing niet in de rede ligt, er geen opzegverbod van toepassing is en er sprake is van een redelijke grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, zal de kantonrechter het verzoek van Spangen toewijzen en de arbeidsovereenkomst tussen partijen ontbinden. Gelet hierop zullen de primaire tegenverzoeken van [verweerster01] die zien op toelating tot de werkvloer en het nakomen van re-integratieverplichtingen door Spangen worden afgewezen.
Ernstig verwijtbaar handelen of nalaten
4.10.
Spangen verzoekt om de arbeidsovereenkomst te ontbinden zonder rekening te houden met een opzegtermijn en zonder aan [verweerster01] een transitievergoeding toe te kennen, omdat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. De kantonrechter volgt Spangen daarin niet. Uit de wetsgeschiedenis en jurisprudentie vloeit voort dat van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van een werknemer slechts sprake kan zijn in uitzonderlijke gevallen, en moet dit terughoudend worden toegepast. Spangen heeft hiervoor onvoldoende gesteld. Dit zou misschien anders zijn als [verweerster01] daadwerkelijk zelf een antibioticakuur heeft voorgeschreven aan een patiënt, maar dat is niet voldoende komen vast te staan. Het door [verweerster01] gemaakte en verspreide handgeschreven briefje toont weliswaar weinig respect op dat moment richting de tandarts, maar is op zichzelf ook onvoldoende om als ernstig verwijtbaar aan te merken. Daarnaast is het niet verschijnen op 2 en 7 november 2022 bij de bedrijfsarts wel verwijtbaar, maar voor wat betreft laatstgenoemde datum heeft [verweerster01] wel enige poging tot contact met de werkgever ondernomen, zoals is bevestigd door Spangen.
Datum ontbinding arbeidsovereenkomst en transitievergoeding
4.11.
Omdat er geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, zal de kantonrechter de arbeidsovereenkomst met toepassing van artikel 7:681b lid 9 onder a BW ontbinden per 1 april 2023. Gelet hierop zal Spangen veroordeeld worden een transitievergoeding van € 12.887,75 aan [verweerster01] te betalen.
Billijke vergoeding
4.12.
[verweerster01] heeft op de zitting tevens verzocht om Spangen te veroordelen een billijke vergoeding aan haar te betalen. Spangen is van mening dat dit verzoek te laat is gedaan. De kantonrechter zal echter de vermeerdering van het verzoek als zodanig toestaan. Deze is weliswaar laat gedaan, maar Spangen heeft hierop wel kunnen reageren tijdens de zitting, zodat zij niet in haar belangen is geschaad.
4.13.
Een billijke vergoeding kan worden toegekend als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Het verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster01] is in dit geval de reden van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst. [verweerster01] heeft onvoldoende haar stelling onderbouwd dat Spangen op oneigenlijke gronden heeft toegewerkt naar een ontslag. De verzochte billijke vergoeding zal daarom worden afgewezen.
Intrekken ontbindingsverzoek
4.14.
Omdat aan de ontbinding geen billijke vergoeding wordt verbonden, bestaat er geen aanleiding om Spangen op de voet van artikel 7:686a lid 6 BW in de gelegenheid te stellen het ontbindingsverzoek in te trekken, mede omdat Spangen dat ook niet heeft verzocht (Hoge Raad, 29 augustus 2018, ECLI:NL:HR:2018:1812).
Proceskosten
4.15.
De proceskosten worden gecompenseerd, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5..De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
ontbindt de arbeidsovereenkomst tussen partijen met ingang van 1 april 2023;
5.2.
kent [verweerster01] ten laste van Spangen een transitievergoeding toe ten bedrage van € 12.887,75 bruto en veroordeelt Spangen om deze transitievergoeding aan [verweerster01] te betalen;
5.3.
bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure draagt;
5.4.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.5.
wijst al het meer of andere door partijen verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. drs. E. van Schouten en in het openbaar uitgesproken.
31688