ECLI:NL:RBROT:2023:1290

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
3 februari 2023
Publicatiedatum
21 februari 2023
Zaaknummer
9609796 CV EXPL 21-43392desk
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis benoeming deskundige in pensioenkwestie tussen werknemer en buitenlandse vennootschap

In deze zaak, die voor de Rechtbank Rotterdam is behandeld, betreft het een geschil tussen een werknemer, aangeduid als [eiser01], en de buitenlandse vennootschap HDI Global SE. De procedure is een vervolg op een eerder vonnis van 15 juli 2022, waarin de kantonrechter had geoordeeld dat een deskundige moest worden benoemd om de pensioenaanspraken van [eiser01] te berekenen tot 1 januari 2014. De kantonrechter heeft prof. mr. H.M. Kappelle benoemd als deskundige, die zich bereid heeft verklaard om in deze zaak op te treden. De deskundige moet onder andere de totale omvang van de pensioenaanspraak van [eiser01] gedurende zijn dienstverband van 1 januari 1982 tot 1 januari 2014 berekenen en daarbij rekening houden met de afspraken die in het tussenvonnis zijn vastgesteld over het maximum pensioengevend salaris en de bonussen van [eiser01]. De kantonrechter heeft een voorschot van € 9.000,- vastgesteld voor de werkzaamheden van de deskundige, dat door [eiser01] moet worden betaald. De partijen zijn verplicht om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige, en de verdere procedure zal plaatsvinden na indiening van het deskundigenrapport. De beslissing is openbaar uitgesproken op 3 februari 2023.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Rotterdam
zaaknummer: 9609796 CV EXPL 21-43392
datum uitspraak: 3 februari 2023
Vonnis van de kantonrechter
in de zaak van
[eiser01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
eiser,
gemachtigde: mr. E.H. de Joode (na de pensionering van mr. L.R.T. Peeters),
tegen
de buitenlandse vennootschap
HDI Global SE,
vestigingsplaats: Hannover, Duitsland,
gedaagde,
gemachtigde: mr. G.R. Derksen.
Partijen worden hierna aangeduid als “ [eiser01] ” en “HDI Global”.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • het vonnis van 15 juli 2022 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • de akte uitlaten benoeming deskundige van HDI Global van 1 november 2022, met producties;
  • de akte na tussenvonnis van [eiser01] van 1 november 2022;
  • de brief van [eiser01] van 4 november 2022;
  • de brief van HDI Global van 4 november 2022.

2.De verdere beoordeling

2.1.
In het vonnis van 15 juli 2022 (hierna: het tussenvonnis) is geoordeeld dat de kantonrechter voornemens is om een deskundige te benoemen die, met in achtneming van wat in het tussenvonnis is overwogen over het maximum pensioengevend salaris en de bonussen van [eiser01] , de pensioenaanspraken van [eiser01] tot 1 januari 2014 moet berekenen.
2.2.
Partijen hebben zich vervolgens bij aktes uitgelaten over de persoon van de te benoemen deskundige en de aan deze te stellen vragen. HDI Global heeft bij haar akte van 1 november 2022 tevens producties overgelegd die volgens haar al eerder in de procedure zijn overgelegd, maar die zij voor het gemak van de deskundige nog een keer overlegt. [eiser01] heeft bij brief van 4 november 2022 verzocht om op die akte en producties te mogen reageren, waartegen HDI Global bezwaar heeft gemaakt. De kantonrechter ziet geen reden om [eiser01] op de akte van 1 november 2022 en de producties te laten reageren. Hoewel het ongebruikelijk en niet nodig is dat HDI Global al overgelegde producties opnieuw overlegt, is er geen noodzaak om [eiser01] hierop te laten reageren, omdat [eiser01] niet heeft gesteld en de kantonrechter evenmin is gebleken dat het nieuwe producties zijn. [eiser01] kan evenmin gevolgd worden in zijn stelling dat HDI Global zich in haar akte van 1 november 2022 inhoudelijk heeft uitgelaten over het tussenvonnis, omdat dat niet het geval is. Het verzoek van [eiser01] om een nadere akte te mogen nemen is daarom afgewezen.
De te benoemen deskundige
2.3.
Partijen zijn het erover eens dat prof. mr. H.M. Kappelle (hierna: Kappelle) moet worden benoemd als deskundige. Kappelle heeft zich bereid verklaard om in deze zaak als deskundige op te treden. De kantonrechter zal hem daarom als deskundige benoemen.
De te stellen vragen
2.4.
Partijen hebben zich in hun aktes van 1 november 2022 uitgelaten over de aan de deskundige te stellen vragen. Naar het oordeel van de kantonrechter zal Kappelle, met in achtneming van de berekeningen die partijen hebben gemaakt (de berekeningen van [naam01] en onder andere producties 8 en 9 bij de conclusie van antwoord) en de kritiekpunten die partijen op elkaars berekeningen hebben gegeven, moeten berekenen of HDI Global te weinig pensioen heeft gefinancierd voor [eiser01] tot 1 januari 2014. Kappelle zal daarbij rekening moeten houden met de afspraken die partijen hebben gemaakt over het maximum pensioengevend salaris en de bonussen van [eiser01] zoals vastgesteld in het tussenvonnis. Gelet hierop zal aangesloten moeten worden bij de door HDI Global voorgestelde vraag. Omdat partijen daarnaast verdeeld zijn over de vraag hoe het addendum op het Pensioenreglement 2001 moet worden uitgelegd, zal Kappelle daarop ook in moeten gaan (dit komt ook terug in vragen 1 en 2 van [eiser01] ). Wat de andere door [eiser01] voorgestelde vragen betreft (vragen 3, 5 en 6), zullen deze aan de orde komen bij de vraag of HDI Global te weinig pensioen heeft gefinancierd voor [eiser01] . Er is geen reden om de deskundige afzonderlijk vragen hierover te stellen. De vragen 4 en 7 van [eiser01] worden niet aan de deskundige voorgelegd, omdat die vragen niet zien op de reden waarom de kantonrechter een deskundigenonderzoek wil bevelen, maar zien op overwegingen uit het tussenvonnis waar [eiser01] het niet mee eens is. Het deskundigenonderzoek is daarvoor echter niet bedoeld. De kantonrechter heeft gelet hierop de volgende conceptvragen geformuleerd:
1. Per 1 januari 2005 is de eindloonregeling gemaximeerd (op 5 x de franchise) en bouwde [eiser01] boven dat maximum pensioen op via de middelloonsystematiek. Partijen zijn verdeeld over de vraag per wanneer, als gevolg van de wijziging per 1 januari 2005, voor het laatst een pensioengrondslag is vastgesteld op basis van het pensioengevend salaris dat volledig in de eindloonsystematiek viel.
o Is dat volgens u per 1 januari 2004 of per 1 januari 2005? Met andere woorden is HDI Global in haar berekening ten onrechte uitgegaan van het salaris per 1 januari 2004 wat betreft de maximering van het eindloon pensioen en had dit 1 januari 2005 moeten zijn?
o Wat is de hoogte van het salaris volgens u over de jaren 2004 en 2005?
o Is het correct dat HDI Global in haar berekening (productie 9 conclusie van antwoord) uitgaat van een vast bedrag van € 1.650,08 aan opbouw eindloon per jaar? Of volgt u het standpunt van [eiser01] dat de hoogte van het bedrag dat opgebouwd wordt elk jaar wijzigt (mede gelet op de jaarlijkse wijziging van de franchise)? Als u [eiser01] in zijn standpunt volgt, hoe moet volgens u de opbouw aan eindloon per jaar worden berekend?
2. Wat is volgens uw berekening de totale omvang van de pensioenaanspraak van [eiser01] gedurende zijn dienstverband van 1 januari 1982 tot 1 januari 2014? Komt dit overeen met de pensioenaanspraak zoals opgenomen in de UPO’s 2014 van [eiser01] ? Zo nee, kunt u toelichten wat de verschillen zijn?
Wilt u bij uw berekening rekening houden met uw antwoord op vraag 1 en op de afspraken die in het tussenvonnis zijn vastgesteld met betrekking tot het maximum pensioengevend salaris van [eiser01] en dat de vaste bonussen die [eiser01] ontving na 1 januari 2010 wel tot zijn pensioengevend salaris behoren. Wilt u daarnaast ook ingaan op de berekeningen die partijen zelf gemaakt hebben.
3. Heeft u nog andere opmerkingen die relevant zijn voor de vraag of HDI Global de pensioenaanspraak van [eiser01] juist heeft berekend over de periode van 1 januari 1982 tot 1 januari 2014?
2.5.
Naar aanleiding van deze conceptvragen is Kappelle gevraagd om zijn loon- en kostenvergoeding te begroten. Hij heeft dit begroot op een bedrag tussen € 12.500,- en € 18.500 inclusief btw (uitgaande van 20 à 30 uur en een uurtarief van € 450,- ex btw en 15% kantoorkosten). Nadat beide partijen hadden laten weten dit bedrag te hoog te vinden, heeft Kappelle gezegd dat hij bereid is om zijn kantoorkosten te matigen tot 5%, zijn best te doen zijn uren zo beperkt mogelijk te houden en eventueel een fixed fee van € 14.000,- te accepteren. De kantonrechter heeft vervolgens aan Kappelle gevraagd of het wat hem betreft zou uitmaken als hij alleen vraag 2 hoeft te beantwoorden, waardoor hij wel impliciet antwoord moet geven op vraag 1, maar hiervoor geen of minder rekenschap hoeft af te leggen. In reactie hierop heeft Kappelle geantwoord dat hij op basis van dat uitgangspunt denkt 15 tot 18 uur nodig te hebben en een fixed fee van € 9.000,- wat hem betreft ook mogelijk is. De griffier heeft deze reactie aan partijen voorgelegd en zij hebben laten weten tegen deze aanpak geen bezwaren te hebben. Gelet hierop zal Kappelle de volgende vraag moeten beantwoorden in zijn deskundigenbericht:
1. Wat is volgens uw berekening de totale omvang van de pensioenaanspraak van [eiser01] gedurende zijn dienstverband van 1 januari 1982 tot 1 januari 2014? Komt dit overeen met de pensioenaanspraak zoals opgenomen in de UPO’s 2014 van [eiser01] ? Zo nee, kunt u toelichten wat de verschillen zijn?
Wilt u bij uw berekening:
o rekening houden met de vraag per wanneer, als gevolg van de wijziging per 1 januari 2005, voor het laatst een pensioengrondslag is vastgesteld op basis van het pensioengevend salaris dat volledig in de eindloonsystematiek viel;
o rekening houden met de afspraken die in het tussenvonnis zijn vastgesteld met betrekking tot het maximum pensioengevend salaris van [eiser01] en dat de vaste bonussen die [eiser01] ontving na 1 januari 2010 wel tot zijn pensioengevend salaris behoren;
o ingaan op de berekeningen die partijen zelf gemaakt hebben.
Voorschot
2.6.
Volgens Kappelle heeft hij 15 à 18 uur nodig voor zijn onderzoek en hanteert hij een uurtarief van € 450,- exclusief btw te vermeerderen met het gematigde tarief van 5% kantoorkosten. Kappelle is ook bereid om een fixed fee van € 9.000,- te hanteren. HDI Global heeft tegen deze begroting geen bezwaar gemaakt. [eiser01] heeft geantwoord akkoord te gaan met de aangepaste kostenbegroting, met dien verstande dat Kappelle slechts de daadwerkelijke kosten gebaseerd op uren x tarief in rekening zal brengen met een maximumbedrag van € 9.000,-. De kantonrechter overweegt dat het standpunt van [eiser01] in strijd is met het idee van een fixed fee, maar geeft Kappelle in overweging om in zijn slotfactuur hier rekening mee te houden. De kantonrechter zal gelet hierop het voorschot vaststellen op € 9.000,- (de fixed fee). Omdat dit een fixed fee is mag dit bedrag door Kappelle niet worden overschreden. Kappelle mag dus niet om een aanvullend voorschot vragen. Zoals beslist in het tussenvonnis dient [eiser01] het voorschot te betalen.
Overige verplichtingen van partijen
2.7.
Partijen zijn wettelijk verplicht zijn om mee te werken aan het onderzoek door de deskundige. De kantonrechter zal deze verplichting uitwerken zoals nader onder de beslissing omschreven. Wordt aan een van deze verplichtingen niet voldaan, dan kan de kantonrechter daaruit de gevolgtrekking maken die zij geraden acht, ook in het nadeel van de desbetreffende partij.
2.8.
Indien een partij desgevraagd op eigen initiatief schriftelijke opmerkingen en verzoeken aan de deskundige doet toekomen, dient zij daarvan terstond afschrift aan de wederpartij te verstrekken.
Vervolg van de procedure
2.9.
Nadat de deskundigenrapportage definitief is en is ingediend bij de rechtbank, hebben partijen de gelegenheid om een conclusie na deskundigenbericht te nemen. Daarna komt de zaak in beginsel opnieuw voor vonnis te staan.
2.10.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt een schriftelijk deskundigenbericht ter beantwoording van de onder 2.5. geformuleerde vraag;
3.2.
benoemt tot deskundige:
prof. mr. H.M. Kappelle,
bijzonder hoogleraar Fiscaal Pensioenrecht Vrije Universiteit Amsterdam,
correspondentieadres: [adres01] , [postcode01] [plaats01] ,
telefoonnummer: [telefoonnummer01]
e-mailadres: [e_mail01]
3.3.
stelt de hoogte van het voorschot vast op de fixed fee van € 9.000,-, inclusief 21% btw;
3.4.
bepaalt dat [eiser01] het voorschot dient over te maken binnen twee weken na de datum van de nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
3.5.
draagt de griffier op om de deskundige onmiddellijk in kennis te stellen van de betaling van het voorschot en bepaalt dat de deskundige daarna pas met het onderzoek mag beginnen;
3.6.
bepaalt dat [eiser01] , na voldoening van het voorschotbedrag, een kopie van het procesdossier in afschrift aan de deskundige dient te doen toekomen;
3.7.
bepaalt dat de deskundige zich houdt aan de Leidraad deskundigen in civiele zaken (hierna: ‘leidraad’) en de gedragscode voor gerechtelijk deskundigen in civielrechtelijke en bestuursrechtelijke zaken (zoals gepubliceerd op www.rechtspraak.nl) en wijst in het bijzonder op de informatie over het beginsel van hoor en wederhoor ten aanzien van het communiceren met en door partijen;
3.8.
bepaalt dat partijen nadere inlichtingen en gegevens aan de deskundige dienen te verstrekken indien hij daarom vraagt;
3.9.
draagt de deskundige op om uiterlijk drie maanden na het schriftelijk bericht van de griffier omtrent de betaling van het voorschot een schriftelijk en ondertekend bericht in drievoud ter griffie van de rechtbank in te leveren, onder bijvoeging van een gespecificeerde declaratie;
3.10.
wijst de deskundige er op dat:
  • uit het schriftelijk bericht moet blijken op welke stukken het oordeel van de deskundige is gebaseerd;
  • de deskundige een concept van het rapport aan partijen moet toezenden, opdat partijen de gelegenheid krijgen binnen vier weken daarover bij de deskundige opmerkingen te maken en verzoeken te doen, en dat de deskundige in het definitieve rapport de door partijen gemaakte opmerkingen en verzoeken en de reactie van de deskundige daarop moet vermelden;
3.11.
bepaalt dat partijen binnen vier weken dienen te reageren op het concept-rapport van de deskundige nadat dit aan partijen is toegezonden en dat partijen bij de deskundige geen gelegenheid hebben op elkaars opmerkingen en verzoeken naar aanleiding van het concept-rapport te reageren;
3.12.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.H. Poiesz en in het openbaar uitgesproken.
31688