7.3.2.Rapportages
Psychiater [naam02] , psycholoog [naam03] en forensisch milieuonderzoeker [naam04] hebben een Pro Justitia rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 november 2023.
Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte is een thans zeventwintigjarige man die vanaf zijn vierde jaar bekend is met gedragsproblemen door een gebrekkige afstemming met anderen en een gebrekkig sociaal inlevingsvermogen. Diagnostisch wordt volgends de DSM 5 TR een autismespectrumstoornis vastgesteld (zonder bijkomende verstandelijke beperking, met ondersteuning vereist (niveau 1)). Een stoornis in middelengebruik (cannabis) kan in onderhavig onderzoek niet bevestigd of uitgesloten worden. Het middelengebruik kan echter waarschijnlijk gezien worden in het licht van een inadequate coping.
De autismespectrumstoornis is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, chronisch en derhalve ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Deze stoornis beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte is een ontkennende verdachte en het mogelijk delict scenario is niet vast komen te staan. Diagnostisch wordt een psychiatrische stoornis vastgesteld met grote impact op verdachtes waarnemen, denken, voelen en handelen ten gevolge van de forse
beperkingen in de sociale interactie en afstemming met anderen. Tevens zijn er hierdoor impuls-, emotie- en agressieregulatie problemen, die gepaard gaan met krenkbaarheid en narcistische afweer. De verdachte is ermee bekend dat in complexe sociale situaties,
wanneer spanningen en frustraties oplopen en/of zijn onrechtvaardigheidsgevoel getriggerd raakt zijn impuls-, emotie- en agressieregulatie tekortschiet en hij overgaat op verbale agressie met schelden en dreigen. De verdachte kan daarbij de impact op anderen niet overzien en heeft beperkt begrip van de sociale context. Hij neigt vanuit zijn autisme naar het persisteren in zijn eigen rigide denkpatronen, is gefixeerd op in zijn ogen onjuistheden of onrechtvaardigheid en het kost hem grote moeite om afstand te nemen en los te kunnen laten. Het advies is derhalve de verdachte de ten laste gelegde feiten in geval van een bewezenverklaring ten minste verminderd toe te rekenen.
De kans op recidive met een geweldsdelict wordt als matig tot hoog ingeschat. De risicofactoren komen met name voort uit verdachtes psychiatrische stoornis (autisme), terwijl hij weinig beschermende factoren kent. Het psychiatrisch beeld en de
spanningen door de psychosociale stressoren beïnvloeden elkaar negatief.
Samenvattend worden er op basis van de VERA-2R geen ernstige risicofactoren voor gewelddadig extremisme gezien. De opvattingen van de verdachte worden als een samenraapsel van verschillende complottheorieën en (extreem) rechts-nationalistische overtuigingen beschouwd. Deze opvattingen worden als zorgelijk gezien en roepen vraagtekens op. Tegelijkertijd laat de verdachte duidelijk merken dat hij afstand neemt van geweld en in het verleden ook nauwelijks fysiek gewelddadig is geweest. Zijn dreigende taal blijft bij verbale uitingen en hoewel deze indrukwekkend kunnen zijn, geeft de omgeving aan dat hij nog nooit fysiek agressief werd. Daarmee neemt hij weliswaar extreme, radicale standpunten in, maar lijkt er van een koppeling met daadwerkelijk gewelddadig gedrag (behoudens verbale dreigementen) tot op heden geen sprake te zijn. Al met al wordt de kans op recidive als laag ingeschat.
Voor het verminderen van het recidive risico wordt geadviseerd de verdachte ambulante, outreachende hulpverlening te bieden door hem aan te melden bij een forensisch
FACT-team met deskundigheid en ervaring op het gebied van autismespectrumstoornis. Aandachtspunten vanuit het FACT dienen te zijn psycho-educatie, training van sociale vaardigheden en emotie-agressieregulatie, herstel van dagstructuur, verkrijgen van een zinvolle dagbesteding en uitbreiding van het sociale steunsysteem.
Als strafrechtelijk kader wordt geadviseerd om de verdachte een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen met een langdurend toezicht. Als bijzondere voorwaarde wordt geadviseerd om de verdachte ambulante hulpverlening op te leggen, welke wordt belegd bij een Forensisch FACT team. De behandeling dient gericht te zijn op het vergroten van zijn copingvaardigheden, het op orde krijgen van zijn dagelijks leven en het vergroten van ziektebesef. Daarnaast wordt geadviseerd om langdurig reclasseringstoezicht op te leggen, gericht op het voorkomen van terugval in middelengebruik, afglijden en het opnieuw in een isolement belanden. Een FACT-benadering wordt daarin als een passende interventie gezien. Ingeschat wordt dat een gevangenisstraf als stok achter de deur de verdachte voldoende zal motiveren om recidive te voorkomen. In aanvulling hierop kan overwogen worden om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Voorts heeft Reclassering Nederland een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
7 december 2023.
Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
In geval van een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is de reclassering van mening dat het delictgedrag verweven is met verdachtes psychiatrische problematiek, maar ook met zijn gedachtegoed, hetgeen extremistische opvattingen bevat. De reclassering merkt hierbij op dat het bij de verdachte moeilijk is in te schatten of handelingen, interesses en uitspraken voortkomen vanuit zijn psychiatrische problematiek, dan wel vanuit extremistische ideologische opvattingen. De reclassering is echter van mening dat zowel zijn psychiatrische problematiek als zijn gedachtegoed risicofactoren vormen voor recidive en beide aandachtspunten dienen te zijn binnen begeleiding.
Volgens de reclassering is er geen sprake van een doorleefde ideologie, maar past de verdachte ideologische aspecten toe die passend zijn bij zijn persoonlijke grieven, situatie of een actuele ontwikkeling. Hierbij hanteert hij ook extremistische opvattingen van nationalistische en sociaal-nationalistische aard. Ondanks dat uit het onderzoek geen aanwijzingen naar voren komen dat de verdachte zelf het plan heeft om geweld toe te passen, acht hij de toepassingen van geweld als gevolg op politiek beleid om tot verandering te komen of als middel om gezagdragers ter verantwoording te brengen, een logische
en begrijpelijke legitimatie. Daarnaast ziet hij een rol voor zichzelf weggelegd om (politieke) instanties te voorzien van advies of ze terecht te wijzen, wat hij voornamelijk telefonisch doet. Hierbij maakt hij gebruik van racistisch, sociaal nationalistisch en grensoverschrijdend taalgebruik, waarmee hij ook de grenzen van de wet overschrijdt. Ondanks dat zijn handelen zich tot op heden voornamelijk lijkt te beperken tot verbale agressie, acht de reclassering het zorgelijk en risicovol dat de bedreigingen waar hij van verdacht wordt, gericht zijn aan specifieke personen en een politieke partij.
Ondanks langdurige gespecialiseerde ambulante hulpverlening in het verleden, merkt de reclassering op dat de gedragsproblemen en -patronen die de verdachte vertoont sinds zijn vroege jeugd onveranderd lijken, maar wel extremer worden. Tevens blijkt dat, ondanks het strafproces en dat hij momenteel in een gecontroleerde omgeving verblijft, de verdachte telefonisch contact blijft leggen met (politieke) instanties.
De reclassering schat de uitvoerbaarheid om te komen tot gedragsbeïnvloeding middels interventies laag in. Echter, er is nimmer sprake geweest van een reclasseringstoezicht of gespecialiseerde behandeling sinds de verdachte volwassen is. Er is momenteel bij de verdachte enige bereidheid om mee te werken, maar dit komt voornamelijk meer voort uit zijn wens om in vrijheid gesteld te worden dan dat sprake is van probleembesef of ziekte-inzicht. Echter, geleid door het NIFP-advies, komt de reclassering tot een reclasseringsaanbod.
De reclassering schat het risico op recidive in als hoog, het risico op extremistisch geweld als gemiddeld en het risico op geweldsrecidive als gemiddeld-hoog. Het risico op onttrekken aan eventuele op te leggen voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert om in geval van een bewezenverklaring een straf met een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole en de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden.