ECLI:NL:RBROT:2023:12896

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
26 februari 2024
Zaaknummer
10-080890-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en bedreiging met de dood van een minister en medewerkers van de VVD

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing en bedreiging met de dood van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en twee medewerkers van de VVD. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van de voorbereidingshandelingen, omdat niet wettig en overtuigend kon worden bewezen dat de in beslag genomen goederen bestemd waren voor het vervaardigen van explosieven. De rechtbank oordeelde dat de aangetroffen stoffen, hoewel potentieel gevaarlijk, niet in de juiste context konden worden geplaatst om te concluderen dat de verdachte daadwerkelijk opzet had op een ontploffing.

Wat betreft de bedreigingen, heeft de rechtbank vastgesteld dat de verdachte op 21 maart 2023 via telefoon bedreigende uitspraken heeft gedaan tegen de minister en medewerkers van de VVD. De rechtbank oordeelde dat deze uitlatingen niet slechts onbeheerste uitingen van boosheid waren, maar dat de verdachte opzettelijk contact had gezocht met de VVD en dreigende woorden had geuit. De rechtbank achtte de bedreigingen wettig en overtuigend bewezen, wat leidde tot een veroordeling tot een taakstraf van 120 uur, subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis, met aftrek van voorarrest.

De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op de slachtoffers en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een vastgestelde autismespectrumstoornis. De verdachte werd in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, wat invloed had op de hoogte van de opgelegde straf.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 3
Parketnummer: 10-080890-23
Datum uitspraak: 28 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01],
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] [postcode01] [plaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [detentieadres01] ,
raadsman mr. R. Tetteroo, advocaat te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzittingen van 13 en 28 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. C. Brandwijk heeft gevorderd:
  • bewezenverklaring van het onder 1 primair, 2 en 3 ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 16 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar en de bijzondere voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, alsmede de dadelijke uitvoerbaarheid van die voorwaarden.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak t.a.v. feit 1
4.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de onder 1 primair ten laste gelegde voorbereidingshandelingen tot het opzettelijk teweegbrengen van een ontploffing, terwijl daarvan gevaar voor personen en goederen te duchten is, wettig en overtuigend kan worden bewezen.
Daartoe is aangevoerd dat de ten laste gelegde goederen in de woning van de verdachte zijn aangetroffen en dat uit het proces-verbaal van bevindingen van CENTREX CBRN-Explosieven van 7 juni 2023 en uit het rapport van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) van 3 november 2023 volgt dat deze goederen in de juiste samenstelling explosies teweeg kunnen brengen. Voorts zijn in de woning van de verdachte goederen aangetroffen die gebruikt zijn bij het fabriceren van explosieven. Gelet op de uiterlijke verschijningsvorm kan wettig en overtuigend worden bewezen dat de verdachte het opzet had op het teweegbrengen van een ontploffing en op het naar algemene ervaringsregels voorzienbare gevaar dat de bedoelde voorwerpen en stoffen voor goederen en personen kunnen opleveren. De verdachte is eerder veroordeeld voor het bezitten van een zelf gemaakt explosief en een verklaring voor de alternatieve toepassing van de thans aangetroffen explosieve stoffen ontbreekt. De verdachte beschikt bovendien over de benodigde kennis en ervaring om zelf een explosief te maken. Gelet hierop kan het niet anders zijn geweest dan dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard op het teweegbrengen van een ontploffing, met gevaar voor goederen of levensgevaar voor personen.
4.1.2.
Beoordeling
Vast staat dat er op 25 april 2023 op verschillende plekken in de woning van de verdachte diverse stoffen en goederen in beslag zijn genomen, waaronder lege vuurwerkdozen, twee rotjes, diverse poeders, Pokon, een afstandsbediening, een ontsteker, gaspatronen, een zakje met stalen balletjes, stalen buizen, lijm, kolen, een bus met stalen kogels, een pot met stalen ballen, knikkers in een witte kom, een vierkante pot met grijs residu en een maatbeker met wit residu. Tijdens de doorzoeking van de woning op 22 maart 2023 heeft de politie reeds geconstateerd dat zich diverse poeders, vuurwerkpotten, stalen balletjes en stalen pijpen in de woning bevonden, maar deze zijn toen niet in beslag genomen.
Een aantal van voornoemde goederen zijn opgestuurd naar het NFI ten behoeve van een explosievenonderzoek. Het NFI heeft geconcludeerd dat de transparante bus, de witte kom met groene knikkers, het vierkante kunststof bakje en de maatbeker resten van pyrotechnische mengsels bevatten. Er zijn geen alternatieve, niet aan pyrotechniek gerelateerde toepassingen voor deze mengsels bekend. Daarom is het volgens het NFI aannemelijk dat deze onderzoeksmaterialen gebruikt zijn bij het zelf maken van pyrotechnische mengsels. Het is echter niet mogelijk om aan te geven wanneer deze onderzoeksmaterialen daarvoor gebruikt zijn.
Voorts concludeert het NFI dat wanneer de ingestuurde kaliumnitraat, zwavel en houtskool gemalen en in de juiste verhoudingen gemengd worden, 75 gram van de explosieve stof zwart buskruit kan worden vervaardigd. Er zijn uit het NFI-onderzoek geen aanwijzingen verkregen dat er daadwerkelijk zwart buskruit is vervaardigd.
Tot slot concludeert het NFI dat met een combinatie van de ingestuurde onderzoeksmaterialen een zelfgemaakte explosieve constructie kan worden gemaakt die tot ontploffing gebracht kan worden, met de kanttekening dat zowel de explosieve lading als de container van de constructie eerst nog uit de aanwezige materialen vervaardigd moeten worden. Om zwart buskruit tot ontploffing te kunnen brengen, is het noodzakelijk om het op te sluiten in een stevige container. Bij de aangeboden onderzoeksmaterialen bevond zich geen geprepareerde container.
De verdachte heeft verklaard dat de in zijn woning aangetroffen en in beslag genomen goederen zich daar al langere tijd bevonden. Ten aanzien van de aangetroffen en in beslag genomen metalen buizen heeft de verdachte verklaard dat de meerderheid solide stukken staal betroffen en dat de diameter van de holle pijpen te smal was om te kunnen gebruiken voor het fabriceren van een pijpbom.
De rechtbank oordeelt als volgt.
Van de stoffen kaliumnitraat, zwavel en houtskool - waarvan het NFI heeft geconcludeerd dat van deze stoffen, indien gemalen en in de juiste verhoudingen gemengd, zwart buskruit kan worden vervaardigd - zijn - ieder op zich - alternatieve toepassingen bekend en deze stoffen zijn voor iedereen vrij verkrijgbaar. Voorts zijn deze stoffen in kleine hoeveelheden en bovendien verspreid door de woning aangetroffen, respectievelijk in de keukenlade, in de meterkast in de hal en in een kast in de woonkamer. Daarnaast zijn er geen aanwijzingen dat de verdachte daadwerkelijk zwart buskruit heeft vervaardigd. Een geprepareerde container, die volgens het NFI nodig is om voornoemde stoffen tot ontploffing te kunnen brengen, bevond zich niet bij de aangeboden onderzoeksmaterialen.
Derhalve kan naar het oordeel van de rechtbank niet met de vereiste mate van zekerheid worden vastgesteld dat de in beslag genomen goederen de bestemming hadden om een ontploffing teweeg te brengen. Evenmin kan worden vastgesteld dat de verdachte door het voorhanden hebben van voornoemde goederen bezig was met voorbereidingshandelingen tot het voorhanden hebben van een pijpbom, zoals subsidiair ten laste gelegd. Dat de verdachte eerder – en overigens niet onherroepelijk – is veroordeeld voor het bezitten van een zelf gemaakt explosief, doet daaraan niet af.
De verdachte zal derhalve van het onder 1 ten laste gelegde worden vrijgesproken.
4.1.3.
Conclusie
Het onder 1 ten laste gelegde is niet wettig en overtuigend bewezen. De verdachte wordt daarvan vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering t.a.v. feiten 2 en 3
4.2.1.
Standpunt verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit wegens het ontbreken van voldoende wettig en overtuigend bewijs.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de raadsman primair aangevoerd dat enkel de aangifte van [naam01] als bewijsmiddel onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te kunnen komen. De getuige [slachtoffer01] heeft de geuite bedreiging immers niet gehoord. Derhalve kan niet worden vastgesteld dat de verdachte de ten laste gelegde bedreiging heeft geuit en daarmee evenmin dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor een misdrijf waarmee werd gedreigd.
De raadsman heeft subsidiair aangevoerd dat voor een bewezenverklaring is vereist dat het opzet er onder andere op moet zijn gericht geweest dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de indirecte bedreiging. Dit vereiste opzet ontbreekt.
Ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde heeft de raadsman aangevoerd dat voor een bewezenverklaring de bedreiging van dien aard moet zijn en onder zodanige omstandigheden moet zijn geschied dat bij de bedreigde de redelijke vrees kon ontstaan voor het misdrijf waarmee werd gedreigd. Uit vaste jurisprudentie volgt dat niet iedere onbeheerste uiting van onvrede en boosheid een bedreiging oplevert. Bij de verdachte is autisme vastgesteld en hij kan om die reden zijn boosheid niet controleren, waardoor hij de ten laste gelegde uitlatingen heeft gedaan. Nu de uitlatingen er niet op waren gericht om de bedreigde vrees aan te jagen, dient de verdachte van het ten laste gelegde te worden vrijgesproken.
4.2.2.
Beoordeling
De rechtbank stelt op basis van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting de volgende feiten en omstandigheden vast.
De verdachte heeft op 21 maart 2023 naar het algemene telefoonnummer van VVD Rotterdam gebeld en tegen aangever [aangever01] de onder 3 ten laste gelegde uitingen gedaan. Dit telefoongesprek is opgenomen en de verdachte heeft verklaard zijn eigen stem te herkennen. Vlak daarvoor is reeds twee keer met hetzelfde telefoonnummer naar de VVD Rotterdam gebeld. Tijdens het eerste gesprek heeft de beller gezegd dat de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs (hierna: de minister) doodgeschoten zou worden. De minister is van deze bedreiging persoonlijk in kennis gesteld. Tijdens het tweede gesprek heeft de beller tegen [aangever01] gezegd dat ook zij doodgeschoten zouden worden.
De getuige [getuige01] heeft het derde telefoongesprek helemaal gehoord, aangezien de telefoon op luidspreker stond. Van het eerste gesprek heeft de getuige gehoord dat [aangever01] zei: “Ik hoor je iets zeggen over “dood”.” Van het tweede gesprek heeft de getuige gehoord dat de beller zei: “Jullie worden doodgeschoten” en: “De hele VVD wordt doodgeschoten”.
Uit onderzoek naar de onder de verdachte in beslag genomen telefoon - waarvan naar het oordeel van de rechtbank vast staat dat deze ook aan de verdachte toebehoort - blijkt dat de gebruiker van die telefoon direct na het op het internet invoeren van de zoektermen “VVD contact” en “VVD Rotterdam contact” tot drie keer toe de VVD Rotterdam heeft gebeld. De tijdstippen van de betreffende gesprekken komen overeen met de tijdstippen die daarvan in de aangifte worden genoemd. Naar het oordeel van de rechtbank staat daarmee vast dat de verdachte de beller was in alle drie de telefoongesprekken en ook de onder 2 ten laste gelegde uitingen heeft gedaan.
De rechtbank oordeelt voorts als volgt.
De door de verdachte gedane uitingen tegen aangever [aangever01] , die ook de getuige [getuige01] heeft meegekregen, betreffen niet enkel onbeheerste uitingen van onvrede en boosheid. De verdachte heeft immers gericht gezocht naar het telefoonnummer van de VVD Rotterdam en heeft direct daarna daadwerkelijk, tot driemaal toe en ook nog nadat er was gezegd dat men zich niet liet bedreigen, naar de VVD Rotterdam gebeld en de ten laste gelegde bedreigingen geuit.
Voorts heeft de verdachte zich door de lokale VVD te bellen en gelet op de aard en inhoud van de door hem gebruikte bewoordingen, willens en wetens blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat de minister van deze bedreiging op de hoogte zou worden gesteld.
Daarnaast konden de bedreigingen, gelet op de aard en de context waarin deze werden gedaan, te weten de bedreiging van een politicus en medewerkers van een politieke partij en - naar de ervaring leert - de wetenschap dat de maatschappij er daadwerkelijk toe in staat is om uitvoering te geven aan dergelijke bedreigingen, bij de bedreigden de redelijke vrees doen ontstaan dat er ook daadwerkelijk uitvoering zou worden gegeven aan de bedreigingen.
Gelet hierop acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de medewerkers [aangever01] en [getuige01] van de VVD Rotterdam heeft bedreigd en de minister indirect heeft bedreigd.
4.2.3.
Conclusie
Het onder 2 en 3 ten laste gelegde kan wettig en overtuigend worden bewezen.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
2.
hij op 21 maart 2023 te Rotterdam,
ten overstaan van [naam01] , medewerker van de VVD,
[slachtoffer02] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die voornoemde [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat de Minister van Onderwijs doodgeschoten zou gaan worden,
van welke bedreiging voornoemde [slachtoffer02] nadien kennis heeft genomen, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer02] in diens hoedanigheid van Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
3.
hij op 21 maart 2023 te Rotterdam,
[naam01] en [slachtoffer01] met enig misdrijf tegen het leven gericht,
door die voornoemde [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen dat zij ook meewerkten aan pedofilie en dat zij ook doodgeschoten zouden worden en
- " Jullie worden doodgeschoten" en
- " De hele VVD wordt doodgeschoten" en
- " heel Nederland wil jullie dood. Ik zou heel goed over je schouder kijken, gozer. Je wordt actief bedreigd op dit moment. Je wordt actief bedreigd. Jullie hele partij wordt op dit moment actief bedreigd" en
- " Dat is een massa van miljoenen Nederlanders die jullie gaan doodmaken als jullie niet stoppen met de kinderen te indoctrineren met pedofiele propaganda.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet ook daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
feit 2:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, terwijl het feit wordt gepleegd tegen een persoon in diens hoedanigheid van Minister,
feit 3:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een - indirecte - bedreiging met de dood van de minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs en de bedreiging met de dood van twee medewerkers van de VVD Rotterdam. Deze feiten hebben bij hen gevoelens van angst en onveiligheid veroorzaakt. Daarbij is het in een democratische rechtstaat van cruciaal belang dat (medewerkers van) politici en kabinetsleden in staat zijn hun werkzaamheden te verrichten en zich vrij te uiten, zonder zich daarbij beknot te voelen door ontoelaatbare dreigementen. Wie het niet eens is met de ideeën van een politicus of een politieke partij heeft de mogelijkheid op een andere partij te stemmen of zijn afkeuring op een vreedzame manier te laten blijken. Het bedreigen van politici is volstrekt onacceptabel.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van
6 september 2023, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor bedreiging.
7.3.2.
Rapportages
Psychiater [naam02] , psycholoog [naam03] en forensisch milieuonderzoeker [naam04] hebben een Pro Justitia rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd 29 november 2023.
Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
De verdachte is een thans zeventwintigjarige man die vanaf zijn vierde jaar bekend is met gedragsproblemen door een gebrekkige afstemming met anderen en een gebrekkig sociaal inlevingsvermogen. Diagnostisch wordt volgends de DSM 5 TR een autismespectrumstoornis vastgesteld (zonder bijkomende verstandelijke beperking, met ondersteuning vereist (niveau 1)). Een stoornis in middelengebruik (cannabis) kan in onderhavig onderzoek niet bevestigd of uitgesloten worden. Het middelengebruik kan echter waarschijnlijk gezien worden in het licht van een inadequate coping.
De autismespectrumstoornis is een neurobiologische ontwikkelingsstoornis, chronisch en derhalve ook ten tijde van het ten laste gelegde aanwezig. Deze stoornis beïnvloedde verdachtes gedragskeuzes en gedragingen ten tijde van het ten laste gelegde.
De verdachte is een ontkennende verdachte en het mogelijk delict scenario is niet vast komen te staan. Diagnostisch wordt een psychiatrische stoornis vastgesteld met grote impact op verdachtes waarnemen, denken, voelen en handelen ten gevolge van de forse
beperkingen in de sociale interactie en afstemming met anderen. Tevens zijn er hierdoor impuls-, emotie- en agressieregulatie problemen, die gepaard gaan met krenkbaarheid en narcistische afweer. De verdachte is ermee bekend dat in complexe sociale situaties,
wanneer spanningen en frustraties oplopen en/of zijn onrechtvaardigheidsgevoel getriggerd raakt zijn impuls-, emotie- en agressieregulatie tekortschiet en hij overgaat op verbale agressie met schelden en dreigen. De verdachte kan daarbij de impact op anderen niet overzien en heeft beperkt begrip van de sociale context. Hij neigt vanuit zijn autisme naar het persisteren in zijn eigen rigide denkpatronen, is gefixeerd op in zijn ogen onjuistheden of onrechtvaardigheid en het kost hem grote moeite om afstand te nemen en los te kunnen laten. Het advies is derhalve de verdachte de ten laste gelegde feiten in geval van een bewezenverklaring ten minste verminderd toe te rekenen.
De kans op recidive met een geweldsdelict wordt als matig tot hoog ingeschat. De risicofactoren komen met name voort uit verdachtes psychiatrische stoornis (autisme), terwijl hij weinig beschermende factoren kent. Het psychiatrisch beeld en de
spanningen door de psychosociale stressoren beïnvloeden elkaar negatief.
Samenvattend worden er op basis van de VERA-2R geen ernstige risicofactoren voor gewelddadig extremisme gezien. De opvattingen van de verdachte worden als een samenraapsel van verschillende complottheorieën en (extreem) rechts-nationalistische overtuigingen beschouwd. Deze opvattingen worden als zorgelijk gezien en roepen vraagtekens op. Tegelijkertijd laat de verdachte duidelijk merken dat hij afstand neemt van geweld en in het verleden ook nauwelijks fysiek gewelddadig is geweest. Zijn dreigende taal blijft bij verbale uitingen en hoewel deze indrukwekkend kunnen zijn, geeft de omgeving aan dat hij nog nooit fysiek agressief werd. Daarmee neemt hij weliswaar extreme, radicale standpunten in, maar lijkt er van een koppeling met daadwerkelijk gewelddadig gedrag (behoudens verbale dreigementen) tot op heden geen sprake te zijn. Al met al wordt de kans op recidive als laag ingeschat.
Voor het verminderen van het recidive risico wordt geadviseerd de verdachte ambulante, outreachende hulpverlening te bieden door hem aan te melden bij een forensisch
FACT-team met deskundigheid en ervaring op het gebied van autismespectrumstoornis. Aandachtspunten vanuit het FACT dienen te zijn psycho-educatie, training van sociale vaardigheden en emotie-agressieregulatie, herstel van dagstructuur, verkrijgen van een zinvolle dagbesteding en uitbreiding van het sociale steunsysteem.
Als strafrechtelijk kader wordt geadviseerd om de verdachte een (deels) voorwaardelijk strafdeel op te leggen met een langdurend toezicht. Als bijzondere voorwaarde wordt geadviseerd om de verdachte ambulante hulpverlening op te leggen, welke wordt belegd bij een Forensisch FACT team. De behandeling dient gericht te zijn op het vergroten van zijn copingvaardigheden, het op orde krijgen van zijn dagelijks leven en het vergroten van ziektebesef. Daarnaast wordt geadviseerd om langdurig reclasseringstoezicht op te leggen, gericht op het voorkomen van terugval in middelengebruik, afglijden en het opnieuw in een isolement belanden. Een FACT-benadering wordt daarin als een passende interventie gezien. Ingeschat wordt dat een gevangenisstraf als stok achter de deur de verdachte voldoende zal motiveren om recidive te voorkomen. In aanvulling hierop kan overwogen worden om de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen.
Voorts heeft Reclassering Nederland een rapport over de verdachte opgemaakt, gedateerd
7 december 2023.
Dit rapport houdt onder andere het volgende in.
In geval van een bewezenverklaring van het ten laste gelegde is de reclassering van mening dat het delictgedrag verweven is met verdachtes psychiatrische problematiek, maar ook met zijn gedachtegoed, hetgeen extremistische opvattingen bevat. De reclassering merkt hierbij op dat het bij de verdachte moeilijk is in te schatten of handelingen, interesses en uitspraken voortkomen vanuit zijn psychiatrische problematiek, dan wel vanuit extremistische ideologische opvattingen. De reclassering is echter van mening dat zowel zijn psychiatrische problematiek als zijn gedachtegoed risicofactoren vormen voor recidive en beide aandachtspunten dienen te zijn binnen begeleiding.
Volgens de reclassering is er geen sprake van een doorleefde ideologie, maar past de verdachte ideologische aspecten toe die passend zijn bij zijn persoonlijke grieven, situatie of een actuele ontwikkeling. Hierbij hanteert hij ook extremistische opvattingen van nationalistische en sociaal-nationalistische aard. Ondanks dat uit het onderzoek geen aanwijzingen naar voren komen dat de verdachte zelf het plan heeft om geweld toe te passen, acht hij de toepassingen van geweld als gevolg op politiek beleid om tot verandering te komen of als middel om gezagdragers ter verantwoording te brengen, een logische
en begrijpelijke legitimatie. Daarnaast ziet hij een rol voor zichzelf weggelegd om (politieke) instanties te voorzien van advies of ze terecht te wijzen, wat hij voornamelijk telefonisch doet. Hierbij maakt hij gebruik van racistisch, sociaal nationalistisch en grensoverschrijdend taalgebruik, waarmee hij ook de grenzen van de wet overschrijdt. Ondanks dat zijn handelen zich tot op heden voornamelijk lijkt te beperken tot verbale agressie, acht de reclassering het zorgelijk en risicovol dat de bedreigingen waar hij van verdacht wordt, gericht zijn aan specifieke personen en een politieke partij.
Ondanks langdurige gespecialiseerde ambulante hulpverlening in het verleden, merkt de reclassering op dat de gedragsproblemen en -patronen die de verdachte vertoont sinds zijn vroege jeugd onveranderd lijken, maar wel extremer worden. Tevens blijkt dat, ondanks het strafproces en dat hij momenteel in een gecontroleerde omgeving verblijft, de verdachte telefonisch contact blijft leggen met (politieke) instanties.
De reclassering schat de uitvoerbaarheid om te komen tot gedragsbeïnvloeding middels interventies laag in. Echter, er is nimmer sprake geweest van een reclasseringstoezicht of gespecialiseerde behandeling sinds de verdachte volwassen is. Er is momenteel bij de verdachte enige bereidheid om mee te werken, maar dit komt voornamelijk meer voort uit zijn wens om in vrijheid gesteld te worden dan dat sprake is van probleembesef of ziekte-inzicht. Echter, geleid door het NIFP-advies, komt de reclassering tot een reclasseringsaanbod.
De reclassering schat het risico op recidive in als hoog, het risico op extremistisch geweld als gemiddeld en het risico op geweldsrecidive als gemiddeld-hoog. Het risico op onttrekken aan eventuele op te leggen voorwaarden wordt ingeschat als hoog.
De reclassering adviseert om in geval van een bewezenverklaring een straf met een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldplicht bij de reclassering, meewerken aan een ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), meewerken aan middelencontrole en de dadelijke uitvoerbaarheid van voornoemde voorwaarden.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Nu de conclusies van de psychiater en psycholoog gedragen worden door hun bevindingen en door hetgeen ook overigens op de terechtzitting is gebleken, neemt de rechtbank die conclusies over en maakt die tot de hare. De verdachte wordt dus in verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht. Bij de verdachte bestond tijdens het begaan van de feiten een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens, in verband waarmee hij in verminderde mate toerekeningsvatbaar wordt geacht.
Bij de bepaling van de op te leggen straf heeft de rechtbank acht geslagen op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt daarbij uit op een lagere straf dan door de officier van justitie is gevorderd, omdat de rechtbank – anders dan de officier van justitie heeft gerekwireerd – de verdachte zal vrijspreken van het onder 1 ten laste gelegde. Gezien de aard en ernst van de feiten zal de rechtbank een taakstraf van 120 uur opleggen.
Anders dan de Pro Justitia-rapporteurs en de reclassering adviseren en anders dan de officier van justitie heeft gevorderd, ziet de rechtbank geen meerwaarde in oplegging van een voorwaardelijk strafdeel met voorwaarden. Gelet op hetgeen de verdachte heeft aangegeven bij de rapporteurs en ook gelet op het onderzoek ter terechtzitting, komt bij de verdachte geen grote intrinsieke motivatie naar voren ten aanzien van het inzien van het nut van op te leggen voorwaarden en het opvolgen daarvan. Voorts heeft de verdachte geen hulpvraag. Hier komt bij dat de verdachte zich bijna negen maanden in voorlopige hechtenis heeft bevonden, hetgeen - afgezet tegen de op te leggen straf - een stok achter de deur in de vorm van een voorwaardelijk strafdeel illusoir maakt, nu de verplichte aftrek van het voorarrest ook geldt voor een te executeren voorwaardelijk strafdeel (vgl. HR 17 maart 2017, ECLI:NL:HR:2017:462).
Alles afwegend acht de rechtbank de hierna te noemen straf passend en geboden.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 9, 22c, 22d, 57 en 285 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

10.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen dat de verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, subsidiair
60 (zestig) dagenvervangende hechtenis;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering wordt gebracht volgens de maatstaf van twee uren per dag, zodat na deze aftrek
geen urente verrichten taakstraf resteert.
Dit vonnis is gewezen door:
mr. R. Brand, voorzitter,
en mrs. N.M. Ketelaar en I.G.M. Oostrom, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L. Lobs-Tanzarella, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter, de jongste rechter en de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1.
primair
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2023 tot en met 22 maart 2023 te Hoorn, althans in Nederland,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het opzettelijk een ontploffing te weeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen of levensgevaar of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel voor een ander te duchten is (als omschreven in artikel 157 Wetboek van Strafrecht),
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten
- meerdere, althans een, stalen/metalen bui(s)(zen)/pijp(en) en/of een lege brandblusser en/of meerdere, althans een, gaspatro(o)n(en) en/of een ontsteker/afvuurmechanisme en/of een afstandsbediening en/of meerdere, althans een, staaf/staven lijm (welke voorwerpen gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van een zelfgemaakte explosieve constructie) en/of
- een hoeveelheid (deels vermalen) houtskool en/of een hoeveelheid kaliumnitraat en/of een hoeveelheid natriumcarbonaat (welke stoffen, al dan niet in combinatie met elkaar, gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van explosieve stoffen/precursoren om een zelfgemaakte explosieve constructie tot ontploffing te brengen) en/of
- een vierkante pot en/of een maatbeker (welke voorwerpen gebruikt kunnen worden om explosieve stoffen/precursoren met elkaar te mengen) en/of
- meerdere, althans een, lege vuurwerkpot(ten) en/of vuurwerkdoos/vuurwerkdozen (van welke voorwerpen de pyrotechnische lading
gebruikt kan worden voor het tot ontploffing brengen van een zelfgemaakte explosieve constructie) en/of
- een grote hoeveelheid metalen kogels en/of glazen knikkers (welke voorwerpen in een explosieve constructie worden gebruikt om ernstig/dodelijk letsel bij personen en/of schade aan goederen toe te brengen),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
subsidiair
hij in of omstreeks de periode van 21 maart 2023 tot en met 22 maart 2023 te Hoorn, althans in Nederland,
ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van acht jaren of meer is gesteld, te weten het voorhanden hebben van (een) voorwerp(en) bestemd voor het treffen van personen of zaken door vuur of door middel van ontploffing (als omschreven in artikel 55 juncto artikel 26 Wet Wapens en Munitie),
opzettelijk voorwerpen en/of stoffen, te weten
- meerdere, althans een, stalen/metalen bui(s)(zen)/pijp(en) en/of een lege brandblusser en/of meerdere, althans een, gaspatro(o)n(en) en/of een ontsteker/afvuurmechanisme en/of een afstandsbediening en/of meerdere, althans een, staaf/staven lijm (welke voorwerpen gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van een zelfgemaakte explosieve constructie) en/of
- een hoeveelheid (deels vermalen) houtskool en/of een hoeveelheid kaliumnitraat en/of een hoeveelheid natriumcarbonaat (welke stoffen, al dan niet in combinatie met elkaar, gebruikt kunnen worden voor het vervaardigen van explosieve stoffen/precursoren om een zelfgemaakte explosieve constructie tot ontploffing te brengen) en/of
- een vierkante pot en/of een maatbeker (welke voorwerpen gebruikt kunnen worden om explosieve stoffen/precursoren met elkaar te mengen) en/of
- meerdere, althans een, lege vuurwerkpot(ten) en/of vuurwerkdoos/vuurwerkdozen (van welke voorwerpen de pyrotechnische lading
gebruikt kan worden voor het tot ontploffing brengen van een zelfgemaakte explosieve constructie) en/of
- een grote hoeveelheid metalen kogels en/of glazen knikkers (welke voorwerpen in een explosieve constructie worden gebruikt om ernstig/dodelijk letsel bij personen en/of schade aan goederen toe te brengen),
bestemd tot het begaan van dat misdrijf,
heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad;
2.
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
ten overstaan van [naam01] , medewerker van de VVD,
[slachtoffer02] heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die voornoemde [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat de Minister van Onderwijs doodgeschoten zou gaan worden, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking,
van welke bedreiging/dreigende woorden voornoemde [slachtoffer02] nadien kennis heeft genomen, terwijl dit feit werd gepleegd tegen die [slachtoffer02] in diens hoedanigheid van Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs;
3.
hij op of omstreeks 21 maart 2023 te Rotterdam, althans in Nederland,
[naam01] en/of [slachtoffer01] en/of (andere) leden van de VVD heeft bedreigd met openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen of goederen en/of met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling,
door die voornoemde [aangever01] dreigend de woorden toe te voegen - zakelijk weergegeven - dat zij ook meewerkten aan pedofilie en dat zij ook doodgeschoten zouden worden en/of
- " Jullie worden doodgeschoten" en/of
- " De hele VVD wordt doodgeschoten" en/of
- " heel Nederland wil jullie dood. Ik zou heel goed over je schouder kijken, gozer. Je wordt actief bedreigd op dit moment. Je wordt actief bedreigd. Jullie hele partij wordt op dit moment actief bedreigd" en/of
- " Dat is een massa van miljoenen Nederlanders die jullie gaan doodmaken als jullie niet stoppen met de kinderen te indoctrineren met pedofiele propaganda. Knoop dat goed in je oren",
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.