In deze zaak vordert eiser, [eiser01], schadevergoeding van gedaagden [gedaagde01] en [gedaagde02] op grond van wanprestatie en onrechtmatige daad. Eiser heeft juridische bijstand ingeschakeld van gedaagde [gedaagde01], waarbij [gedaagde02] als gemachtigde optrad. Eiser heeft in het verleden een aanvraag voor een verblijfsvergunning ingediend, die is afgewezen. Gedaagde [gedaagde02] heeft vervolgens bezwaar gemaakt en een verzoek om voorlopige voorziening ingediend, maar deze zijn ongegrond verklaard. Eiser stelt dat gedaagde [gedaagde02] beroepsfouten heeft gemaakt, waardoor hij schade heeft geleden. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde [gedaagde02] niet de zorgvuldigheid heeft betracht die van een redelijk bekwaam vakgenoot mag worden verwacht. De kantonrechter wijst een schadevergoeding van € 3.000,- toe, vermeerderd met wettelijke rente, en € 514,25 aan buitengerechtelijke incassokosten. Tevens worden de proceskosten aan de zijde van eiser vastgesteld op € 799,14. Gedaagden worden hoofdelijk veroordeeld tot betaling van deze bedragen.