In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 februari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eisers, woonachtig in Ulft, en het Dagelijks Bestuur van GR Sociaal. Het college had op 21 april 2022 besloten om eisers alsnog bijstand te verlenen voor de periode van 1 november 2017 tot en met 6 augustus 2018, maar dit bedrag van € 13.021,75 werd verrekend met een openstaande schuld. Tevens werd de bijstand met ingang van 7 augustus 2018 ingetrokken. Eisers hebben hiertegen bezwaar gemaakt, wat door het college op 8 juli 2022 ongegrond werd verklaard. Hierop hebben eisers beroep ingesteld.
De rechtbank heeft het beroep op 29 november 2022 behandeld. De rechtbank oordeelde dat het college onvoldoende had gemotiveerd dat eisers de inlichtingenverplichting hadden geschonden. Eisers stelden dat zij niet in staat waren om precieze informatie te geven over hun verblijfplaatsen, aangezien zij na de intrekking van hun bijstand dakloos waren geworden en op verschillende plekken verbleven. De rechtbank erkende dat het voor eisers moeilijk was om een reconstructie te maken van hun verblijfplaatsen en dat het college de bijzondere omstandigheden onvoldoende had onderkend.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, maar besloot dat de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand konden blijven. Dit betekent dat het college de bijstand per 7 augustus 2018 terecht had ingetrokken, omdat eisers geen recht op bijstand meer hadden. De rechtbank heeft het college veroordeeld tot terugbetaling van het griffierecht en vergoeding van proceskosten aan eisers, die zijn vastgesteld op € 1.674,-. De uitspraak is openbaar gedaan en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep.