Op 30 november 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in de strafzaak tegen de verdachte, die werd beschuldigd van woninginbraak. De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, had gevorderd dat de verdachte schuldig werd bevonden aan de ten laste gelegde woninginbraak en vroeg om een gevangenisstraf van zes maanden, met aftrek van voorarrest. Tijdens de zitting op 16 november 2023 werd echter duidelijk dat de tenlastelegging een fout bevatte met betrekking tot de pleegplaats van de inbraak. De rechtbank constateerde dat de woninginbraak niet had plaatsgevonden in de locatie zoals vermeld in de tenlastelegging, maar in een andere plaats. Dit leidde tot de conclusie dat de rechtbank gebonden was aan de grondslag van de tenlastelegging en dat een wijziging van de pleegplaats niet mogelijk was zonder vordering van de officier van justitie. Hierdoor kon de rechtbank niet anders dan de verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde feiten, omdat deze niet wettig en overtuigend bewezen konden worden.
Daarnaast had de benadeelde partij, [benadeelde partij01], zich in het geding gevoegd en vorderde schadevergoeding voor materiële en immateriële schade. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij echter niet-ontvankelijk in de vordering, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De vordering kon enkel bij de burgerlijke rechter worden ingediend. De rechtbank besloot ook dat de benadeelde partij de kosten van de verdediging diende te dragen, welke kosten op nihil werden begroot. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, onder leiding van voorzitter mr. R. Brand, en de uitspraak werd openbaar gemaakt op de datum van de uitspraak.