ECLI:NL:RBROT:2023:12772

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/10/665124 / JE RK 23-2135, C/10/665199 / JE RK 23-2150 en C/10/667097 / FA RK 23-7470
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het ouderlijk gezag en benoeming van een voogd in een jeugdzorgzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op 28 december 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat het perspectief van de minderjarige niet meer bij de moeder ligt, gezien de onveilige thuissituatie en de zorgen over de opvoeding. De moeder was belast met het ouderlijk gezag, maar door eerdere incidenten van huiselijk geweld en verwaarlozing is de minderjarige met spoed uit huis geplaatst. De minderjarige verblijft momenteel bij pleegouders, die een stabiele en liefdevolle omgeving bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek gedaan om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd te benoemen. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI en de Raad toegewezen, waarbij de moeder is veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het vermogen van de minderjarige. De rechtbank heeft ook de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en wijziging van het verblijf van de minderjarige afgewezen, omdat het gezag van de moeder wordt beëindigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Team Jeugd
Zaaknummers: C/10/665124 / JE RK 23-2135, C/10/665199 / JE RK 23-2150 en C/10/667097 / FA RK 23-7470
Datum uitspraak: 22 december 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over gezagsbeëindiging
in de zaken van
de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen: de GI,
en
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op 28 december 2013 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats 1] ,
advocaat mr. F. Pool, kantoorhoudende te Rotterdam,
[pleegmoeder] en [pleegvader],
hierna te noemen: de pleegouders, wonende te [woonplaats 2] .
advocaat mr. P. Biesbroek, kantoorhoudende te Rotterdam.
Het verloop van de procedure
1.1. Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • de beschikking van de kinderrechter in deze rechtbank van 23 oktober 2023 en de daarin genoemde stukken;
  • de brief met bijlage van de GI van 1 december 2023 over het verzoek tot wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige] , ingekomen op 6 december 2023;
  • de brief met bijlagen van mr. P. Biesbroek van 7 december 2023, ingekomen op 7 december 2023.
1.2. De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, via een videobelverbinding, bijgestaan door advocaat mr. M.S. Krol (waarnemend voor mr. F. Pool);
- een vertegenwoordiger van de Raad, [persoon A] ;
- drie vertegenwoordigers van de GI, [persoon B] , [persoon C] en [persoon D] ;
- de pleegouders met hun advocaat.
1.3. De rechtbank heeft bijzondere toegang verleend aan dhr. [persoon E] , werkzaam bij Enver pleegzorg.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft bij de pleegouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 23 oktober 2023 de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 1 januari 2024. De behandeling van het verzoek betreffende [voornaam minderjarige] is voor het overige aangehouden en de zaak is voor verdere behandeling verwezen naar de meervoudige kamer van deze rechtbank.
2.4.
De GI heeft zich bij brief van 5 januari 2023 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.De aangehouden verzoeken

Ingeschreven onder zaaknummer C/10/665124 / JE RK 23-2135

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] te verlengen voor de duur
van een jaar tot 1 november 2024. Ook verzoekt de GI verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg voor de duur van een jaar. De periode van 1 januari 2024 tot 1 november 2024 resteert. Daarover moet de rechtbank nog een beslissing nemen.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/665199 / JE RK 23-2150
3.2.
De GI verzoekt toestemming te verlenen tot wijziging van het verblijf van
[voornaam minderjarige] naar een gezinshuis. De GI verzoekt de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
Ingeschreven onder zaaknummer C/10/667097 / FA RK 23-7470
3.3.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen, de GI tot voogd over [voornaam minderjarige] te benoemen en de beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad handhaaft zijn verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. Het is duidelijk dat [voornaam minderjarige] niet bij de moeder zal opgroeien. De moeder heeft niet altijd in het belang van [voornaam minderjarige] gehandeld. De Raad wil met een beëindiging van het ouderlijk gezag zo veel mogelijk rust en duidelijkheid creëren. Vanzelfsprekend is daar veel meer voor nodig, maar de Raad verwacht dat [voornaam minderjarige] na beëindiging van het gezag van de moeder meer kan toekomen aan haar ontwikkeling en kan profiteren van de hulpverlening. De Raad denkt dat een aanhouding van de behandeling van het verzoek tot beëindiging niets oplevert. Het betrekken van de moeder bij belangrijke beslissingen geeft teveel onrust. Voor de Raad is het belangrijkste gegeven dat het perspectief van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders ligt. Daar moet – zonder voorwaarden – op worden ingezet. Er heerst veel wantrouwen, maar de Raad is ervan overtuigd dat alle betrokkenen hun uiterste best hebben gedaan.
4.2.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. Het perspectief van [voornaam minderjarige] ligt, zoals de Raad aangeeft, niet meer bij de moeder. Als het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder niet wordt toegewezen, is een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] noodzakelijk. Voorafgaand aan de zitting heeft de GI alle betrokkenen en de rechtbank laten weten het verzoek tot toestemming voor wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige] te willen intrekken, waarbij de GI een aantal voorwaarden heeft opgesteld waaraan de pleegouders moeten voldoen. Deze voorwaarden zijn nodig om de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders op een goede manier te kunnen voortzetten. Ter zitting trekt de GI het verzoek tot toestemming voor wijziging van het verblijf van [voornaam minderjarige] daadwerkelijk in, ook al zijn de voorwaarden nog niet met de pleegouders besproken. Dat betekent voor de GI overigens niet dat er geen zorgen zijn over de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders. Vanuit speltherapie is aangegeven dat [voornaam minderjarige] een stabiele omgeving en een trauma-sensitieve opvoeding nodig heeft. Het is aan de pleegouders om te laten zien dat zij dat aan [voornaam minderjarige] kunnen bieden. De GI ziet dat de pleegouders van goede wil zijn om de beschreven zorgen weg te nemen. Het is belangrijk dat iedereen een stap vooruit zet. Vanwege de communicatieproblemen tussen de pleegouders, de GI en Enver pleegzorg was dat eerder nog niet gelukt. In de afgelopen periode is bepaalde informatie per abuis niet bij de pleegouders terecht gekomen.
4.3.
De moeder refereert zich aan het oordeel van de rechtbank ten aanzien van het verzoek van de Raad. Namens en door de moeder wordt ter zitting naar voren gebracht dat zij beseft dat haar gezag een keer zal worden beëindigd.
4.4.
Het is voor de moeder duidelijk dat [voornaam minderjarige] niet meer bij haar zal gaan wonen en de moeder heeft dat geaccepteerd. De vraag is alleen of een beëindiging van het gezag nodig is. Er wordt gezegd dat er duidelijkheid moet komen. De onzekerheid die heerst is echter niet gelegen in de vraag of [voornaam minderjarige] terug kan naar de moeder, maar in de vraag of [voornaam minderjarige] in het huidige pleeggezin blijft. De moeder heeft veel zorgen over de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders. Ter zitting hoort de moeder dat de GI daarover ook zorgen heeft. Verder geeft de moeder aan dat zij wel degelijk toestemming had gegeven voor inschrijving van [voornaam minderjarige] bij de huisarts en op school. Dat daar vervolgens niets mee is gedaan, is niet de fout van de moeder. De moeder benadrukt dat zij rechtsbescherming verliest als haar gezag wordt beëindigd omdat daarmee de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing, en daarmee de periodieke verlenging daarvan, komen te vervallen. Vanwege de stappen die nog moeten worden gezet voor een goed voortgezet verblijf van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders, wordt verzocht om de behandeling van het verzoek tot beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder aan te houden.
4.5.
De pleegouders brengen, mede bij monde van hun advocaat, het volgende naar voren. Het gezag van de moeder moet worden beëindigd. Dit is niet omdat er onzekerheid is over het perspectief van [voornaam minderjarige] . Het is duidelijk dat dat niet bij de moeder ligt en de pleegouders staan erachter dat het perspectief van [voornaam minderjarige] in hun gezin ligt. Zij willen dat [voornaam minderjarige] bij hen blijft wonen. De pleegouders lopen er tegenaan dat er gedoe is met formulieren en doktersbezoeken. Als het gezag van de moeder wordt beëindigd, kan de GI makkelijker praktische zaken regelen voor [voornaam minderjarige] , zoals een inschrijving bij de huisarts. Het is van belang dat partijen alsnog met elkaar om tafel gaan om een en ander uit het verleden uit te praten. De pleegouders willen graag in gesprek met de moeder, de GI en Enver pleegzorg. Daarnaast moet er worden gewerkt aan contactherstel tussen [voornaam minderjarige] en de moeder. Ook moet worden ingezet op traumabehandeling voor [voornaam minderjarige] . De pleegouders hebben meerdere keren gevraagd om hulp en een psychodiagnostisch onderzoek voor [voornaam minderjarige] , maar dat is nog niet opgepakt.
De pleegouders hebben vanuit hun rol meer contact met Enver pleegzorg dan met de GI. Er is sprake van een vertrouwensband tussen de gezinsleden en de huidige pleegzorgwerker, de heer [persoon E] . Dat geldt ook voor [voornaam minderjarige] en de andere (pleeg)kinderen in het gezin. Vanuit de GI is sprake van wantrouwen jegens de pleegouders. De pleegouders ervaren dat zij alles bij wijze van spreken in zesvoud moeten bewijzen voordat de GI hen gelooft. De pleegmoeder hoopt dat er een nieuwe start kan worden gemaakt met de nieuwe jeugdbeschermers die zullen worden ingezet.

5.De informant

5.1.
Op vragen van de rechtbank geeft de heer [persoon E] aan dat hij de spil is geworden in de communicatie tussen de pleegouders en de GI en dat hij daarmee niet gelukkig is. De heer [persoon E] krijgt informatie door van de GI, waarbij de GI regelmatig vraagt om die informatie door te geven aan de pleegouders. Het kan zijn dat hij soms vergeten is om iets door te geven, waardoor de communicatie gebrekkig is geweest, maar de belangrijkste dingen zijn door hem wel gedeeld met de pleegouders. De heer [persoon E] is het er niet mee eens als ook hij (als pleegzorgwerker) zou worden vervangen; er kan worden volstaan met het vervangen van de huidige jeugdbeschermers. Hij heeft het idee dat hij als zondebok wordt aangewezen. De heer [persoon E] heeft een vertrouwensband met alle kinderen in het pleeggezin. Hij acht het daarom van belang dat hij als pleegzorgwerker betrokken blijft.
Voor een goede samenwerking vindt hij het van belang dat de afspraken veel meer in samenspraak en overleg met de pleegouders tot stand komen. Nu worden er door de GI dingen opgelegd aan de pleegouders, waarbij de GI te weinig oog heeft voor de belangen van de pleegouders en de kinderen.
Voor [voornaam minderjarige] is het erg belangrijk dat zij weet dat zij bij de pleegouders kan blijven.

6.De beoordeling

Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/667097 / FA RK 23-7470

6.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
6.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] veel heeft meegemaakt in haar nog jonge leven. In de thuissituatie bij de moeder is zij getuige geweest van huiselijk geweld tussen de moeder en haar (ex-)partner en middelengebruik door de moeder. Daarnaast is er sprake geweest van kindermishandeling en verwaarlozing van [voornaam minderjarige] door de moeder. De moeder was niet in staat om [voornaam minderjarige] een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. In november 2021 zijn [voornaam minderjarige] en haar zusje [naam zusje] van toen één jaar oud, om deze redenen met spoed uit huis geplaatst.
6.3.
Sinds 21 maart 2022 verblijven [voornaam minderjarige] en haar zusje in het huidige pleeggezin. [naam zusje] en de moeder zitten sinds 7 november 2023 in een traject van een gezinsopname bij Horizon. [voornaam minderjarige] heeft het fijn bij de pleegouders en wil graag bij hen blijven wonen. Vaststaat dat het perspectief van [voornaam minderjarige] niet meer thuis bij de moeder ligt. Daar zijn alle betrokkenen het over eens. De moeder is niet in staat om binnen een aanvaardbare termijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] te dragen. Tot voor kort was echter niet duidelijk waar het perspectief van [voornaam minderjarige] dan moest komen te liggen. De moeder is van mening dat [voornaam minderjarige] niet in het huidige pleeggezin moet blijven. De verhouding tussen de moeder en de pleegouders is verstoord. De moeder maakt regelmatig verwijten aan het adres van de pleegouders. De pleegouders wensen dat [voornaam minderjarige] bij hen blijft wonen. Hoewel de GI in haar brief van 1 december 2023 nog voorwaarden verbindt aan het voortzetten van de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij de pleegouders, heeft de GI - in navolging van het advies van de Raad - bevestigd dat het perspectief van [voornaam minderjarige] in het huidige pleeggezin ligt. De Raad ziet dat [voornaam minderjarige] het fijn heeft bij de pleegouders en dat haar gedrag zich bij hen goed heeft ontwikkeld. Ook de schoolse ontwikkeling van [voornaam minderjarige] verloopt zeer positief sinds zij in het pleeggezin woont. De pleegouders zijn liefdevol en zorgzaam voor [voornaam minderjarige] . Van alle betrokkenen mag daarom worden verwacht dat zij zich ervoor inzetten om deze plaatsing te laten slagen.
6.4.
In het kader van de perspectiefbepaling benoemt de Raad in zijn rapport nog een aantal aandachtspunten. De Raad vindt het nodig dat er afstemming plaatsvindt tussen alle betrokken partijen rond [voornaam minderjarige] . Daarbij zijn volgens de Raad frequente fysieke afstemmingsoverleggen met alle betrokkenen wenselijk, zodat de kans op onderling begrip toeneemt en de onderlinge spanningen en samenwerkingsproblemen afnemen. Daarnaast benoemt de Raad dat de pleegouders hun pedagogische vaardigheden nog kunnen versterken in verband met de specifieke opvoedbehoeften van [voornaam minderjarige] . De aangeboden cursussen om die vaardigheden te vergroten zijn tot op heden niet gevolgd door de pleegouders. De Raad adviseert dat de pleegouders pedagogische hulpverlening accepteren. Uit het raadsrapport komt naar voren dat de pleegouders enigszins overbelast lijken te zijn (geweest) door specifieke tijdelijke omstandigheden binnen hun gezin en alle afspraken daar omheen. Het is van belang dat de GI daar oog voor heeft. Tegelijkertijd moeten de pleegouders zich ervan bewust zijn dat de GI de regie heeft en dat afspraken moeten worden nagekomen, in het belang van [voornaam minderjarige] .
6.5.
Omdat niet meer wordt toegewerkt naar een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder, zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer de geëigende maatregelen. De rechtbank acht het in het belang van [voornaam minderjarige] dan ook noodzakelijk en proportioneel dat het gezag van de moeder wordt beëindigd. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en dat de gezagsbeëindiging ook de toets van artikel 8 EVRM doorstaat. De rechtbank zal daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
6.6.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over haar te benoemen. De Raad verzoekt om de GI met de voogdij over [voornaam minderjarige] te belasten. De pleegouders zijn het eens met het verzoek van de Raad, ook al betekent toewijzing van het verzoek dat de zeggenschap van de GI wordt vergroot. De pleegouders verwachten echter dat er minder strijd en onrust zal zijn rondom het nemen van beslissingen met betrekking tot [voornaam minderjarige] op het moment dat de moeder daar niet meer tussen zit. Zij hebben er bovendien vertrouwen in dat de samenwerking met de nieuwe jeugdbeschermers beter gaat verlopen. De Raad heeft geadviseerd om de GI tot voogd te benoemen omdat er veel wantrouwen is tussen de moeder en de pleegouders en omdat professionele begeleiding noodzakelijk is voor het acceptatieproces en het vormgeven van de rol van de moeder als ouder op afstand. In mei 2022 is de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de moeder stopgezet, vanwege zorgelijke uitspraken die [voornaam minderjarige] heeft gedaan over haar bezoek bij de moeder. Sindsdien is er tussen hen geen contact geweest. [voornaam minderjarige] is duidelijk in haar wens om geen contact te hebben met de moeder. De GI kan vanuit een neutrale en onafhankelijke positie de belangen van [voornaam minderjarige] behartigen en in het oog houden of er in de toekomst mogelijkheden zijn voor contactherstel. Ook is de GI nodig voor behoud van contact tussen [voornaam minderjarige] en haar zusje [naam zusje] . Zeker als in de toekomst - hetgeen niet uitgesloten is - [naam zusje] zou worden teruggeplaatst bij de moeder. De rechtbank zal daarom de voogdij beleggen bij de GI, die heeft verklaard de voogdij over [voornaam minderjarige] op zich te willen nemen.
6.7.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van [voornaam minderjarige] .
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/665124 / JE RK 23-2135
Omdat het ouderlijk gezag van de moeder zal worden beëindigd, komt de rechtbank niet meer toe aan een beoordeling van het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing. De rechtbank zal dit verzoek daarom afwijzen.
Ten aanzien van het verzoek met zaaknummer C/10/665199 / JE RK 23-2150
De GI heeft het verzoek om toestemming te verlenen tot wijziging in het verblijf van [voornaam minderjarige] ingetrokken. De gronden van dat verzoek kunnen daarom niet verder worden onderzocht. De rechtbank zal dit verzoek daarom ook afwijzen.

7.De beslissing

De rechtbank:
7.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [moeder] , geboren op [geboortedatum] 1990 in [woonplaats 1] over [voornaam minderjarige] ;
7.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige, de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming en Jeugdreclassering;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst de verzoeken van de GI af;
7.5.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.J. van Dijk, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. G.M. Paling en mr. M. de Geus, kinderrechters, en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.