In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 een beschikking gegeven over de beëindiging van het ouderlijk gezag van de moeder over haar minderjarige dochter, geboren op 28 december 2013. De rechtbank heeft vastgesteld dat het perspectief van de minderjarige niet meer bij de moeder ligt, gezien de onveilige thuissituatie en de zorgen over de opvoeding. De moeder was belast met het ouderlijk gezag, maar door eerdere incidenten van huiselijk geweld en verwaarlozing is de minderjarige met spoed uit huis geplaatst. De minderjarige verblijft momenteel bij pleegouders, die een stabiele en liefdevolle omgeving bieden. De Raad voor de Kinderbescherming heeft het verzoek gedaan om het gezag van de moeder te beëindigen en de gecertificeerde instelling William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als voogd te benoemen. De rechtbank heeft de verzoeken van de GI en de Raad toegewezen, waarbij de moeder is veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording over het vermogen van de minderjarige. De rechtbank heeft ook de verzoeken tot verlenging van de ondertoezichtstelling en wijziging van het verblijf van de minderjarige afgewezen, omdat het gezag van de moeder wordt beëindigd. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag.