ECLI:NL:RBROT:2023:12771

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
8 december 2023
Publicatiedatum
1 februari 2024
Zaaknummer
C/10/667957 / FA RK 23-7900
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging van het gezag van de moeder over een minderjarige in het kader van de jeugdzorg

In deze beschikking van de Rechtbank Rotterdam, uitgesproken op 8 december 2023, is het gezag van de moeder over de minderjarige [voornaam minderjarige] beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige, geboren in 2012, in een onveilige en instabiele thuissituatie is opgegroeid, wat zijn ontwikkeling ernstig bedreigt. De moeder, die het ouderlijk gezag uitoefent, is niet in staat om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige] te dragen. De minderjarige verblijft momenteel bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] en de Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de beëindiging van het gezag van de moeder en de benoeming van de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond als voogd.

De rechtbank heeft in haar beoordeling gekeken naar de feiten en omstandigheden rondom de minderjarige. De moeder heeft zich neergelegd bij het verzoek van de Raad, maar de rechtbank oordeelt dat de beëindiging van het gezag noodzakelijk is om de stabiliteit en continuïteit in de opvoedsituatie van de minderjarige te waarborgen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ouders niet in staat zijn om de zorg en opvoeding van [voornaam minderjarige] op zich te nemen, ondanks hun liefdevolle intenties. De rechtbank heeft de beslissing uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de beslissing onmiddellijk van kracht is, en heeft de griffier verzocht om een aantekening te maken in het centraal gezagsregister.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/667957 / FA RK 23-7900
Datum uitspraak: 8 december 2023
Beschikking van de meervoudige kamer over gezagsbeëindiging
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige],
geboren op [geboortedatum 1] 2012 in [geboorteplaats] , hierna te noemen [voornaam minderjarige] .
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
[moeder],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
advocaat mr. W. Suttorp, kantoorhoudende te Rotterdam.
De rechtbank merkt als informant aan:
[vader],
hierna te noemen de vader, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De rechtbank neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad, binnengekomen bij de rechtbank op 30 oktober 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de advocaat van de moeder;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [persoon A] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [persoon B] .
1.3.
De moeder is niet verschenen ter zitting. De rechtbank stelt vast dat de moeder goed is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige] .
2.2.
[voornaam minderjarige] verblijft in een pleeggezin, te weten bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] .
2.3.
Bij beschikking van 2 juni 2023 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige] verlengd tot 4 juni 2024. Ook heeft de kinderrechter bij deze beschikking de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg verlengd tot 4 juni 2024.
2.4.
De GI heeft zich bij brief van 24 oktober 2023 bereid verklaard om de voogdij te aanvaarden.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt het gezag van de moeder te beëindigen en de GI tot voogd over [voornaam minderjarige] te benoemen en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
De Raad handhaaft het verzoek ter zitting en licht het als volgt toe. In 2022 is door de kinderrechter bepaald dat het perspectief van [voornaam minderjarige] niet meer thuis ligt. De voormalige pleegouders hadden aanvankelijk toegezegd perspectiefbiedend te zijn, maar hebben de plaatsing (vanwege hun eigen problematiek) als zwaar ervaren. De plaatsing van [voornaam minderjarige] bij hen is daarom beëindigd. Sinds maart 2023 verblijft [voornaam minderjarige] bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] . Daar ligt zijn perspectief. Voor [voornaam minderjarige] moet duidelijk zijn dat een terugplaatsing bij de ouders niet meer aan de orde is. [voornaam minderjarige] is veerkrachtig, maar ook kwetsbaar. Het is fijn dat [voornaam minderjarige] een klik heeft met pleegmoeder [naam pleegmoeder] . Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat de moeder niet in staat is om zelfstandig beslissingen over [voornaam minderjarige] te nemen. In de praktijk neemt de GI die taak nu al op zich. Een gezagsbeëindiging is vooral gevoelsmatig lastig voor de moeder.

4.De standpunten

4.1.
De GI staat achter het verzoek van de Raad. In het contact met de ouders is het alsof de GI al de voogdij over [voornaam minderjarige] heeft. De GI informeert de ouders en houdt hen op de hoogte over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige] . Bij het nemen van beslissingen vertrouwen de ouders op de beoordeling van de GI. De moeder heeft contact met [voornaam minderjarige] via de telefoon. Vanwege lichamelijke klachten is het voor de moeder lastig om deel te nemen aan de bezoekmomenten. Twee weken geleden is [voornaam minderjarige] een hele dag met de vader naar de dierentuin geweest. De GI heeft dat omgangsmoment begeleid. De ouders willen dat [voornaam minderjarige] bij hen thuis langskomt, maar daar is [voornaam minderjarige] nog niet aan toe. De ouders hebben het hart op de juiste plaats, maar het lukt hen niet de verantwoordelijkheid voor de zorg en opvoeding van [voornaam minderjarige] te dragen. Met [voornaam minderjarige] gaat het goed. Hij zit op zijn plek bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] . Eerder is traumatherapie voor [voornaam minderjarige] ingezet, maar vanwege de verhuizing is die gestopt. De jeugdbeschermer is al jaren betrokken bij [voornaam minderjarige] en gunt hem dat hij duidelijkheid krijgt over zijn toekomstperspectief. [voornaam minderjarige] vraagt al langere tijd waar hij mag wonen. Het moet helder zijn dat [voornaam minderjarige] bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] kan blijven wonen en dat de ouders hun rol als ouder op afstand invullen. Pleegmoeder [naam pleegmoeder] is op leeftijd, maar nog voldoende fit. De GI is van plan om met het netwerk van pleegmoeder [naam pleegmoeder] in gesprek te gaan om uit te zoeken welke mogelijkheden er zijn binnen dat netwerk voor het geval dat pleegmoeder [naam pleegmoeder] op termijn de zorg voor [voornaam minderjarige] onverhoopt niet meer aan zou kunnen.
4.2.
Namens de moeder is het volgende naar voren gebracht. De moeder heeft zich neergelegd bij het verzoek van de Raad. De moeder is heel liefdevol richting [voornaam minderjarige] , maar het lukt haar niet om haar opvoedtaak op te pakken. De vraag is of een beëindiging van het ouderlijk gezag noodzakelijk is. De moeder werkt gezagsbeslissingen niet tegen.

5.De beoordeling

5.1.
Op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter het gezag van een ouder beëindigen, indien:
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [voornaam minderjarige] een belaste voorgeschiedenis kent en ingrijpende levensgebeurtenissen heeft meegemaakt. In de thuissituatie bij de ouders is [voornaam minderjarige] blootgesteld aan ruzies, onbekende personen in de woning en drugsgebruik van de vader. De ouders waren, ondanks de hulp die voor hen is ingezet, niet in staat om [voornaam minderjarige] een veilige en stabiele opvoedomgeving te bieden. In juni 2020 is [voornaam minderjarige] vrijwillig bij het Uitwijkhuis van Enver geplaatst. Een jaar later is [voornaam minderjarige] met een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin geplaatst. Dit pleeggezin zou perspectiefbiedend zijn, maar in februari 2023 hebben de pleegouders aangegeven (vanwege hun eigen problematiek) niet langer voor [voornaam minderjarige] te kunnen zorgen. De plaatsing in het pleeggezin is daarom per eind maart 2023 beëindigd, waarna [voornaam minderjarige] is verhuisd naar pleegmoeder [naam pleegmoeder] . [voornaam minderjarige] heeft het fijn bij haar en er is een klik tussen hen. De ouders hebben vertrouwen in pleegmoeder [naam pleegmoeder] .
5.3.
De Raad benoemt in zijn rapport dat het voor [voornaam minderjarige] belangrijk is dat hij bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] kan blijven wonen en dat hij zekerheid gaat ervaren over zijn perspectief. De aanvaardbare termijn waarbinnen [voornaam minderjarige] duidelijkheid moet hebben over zijn opgroeiperspectief is al geruime tijd verstreken. Gebleken is dat de moeder niet zelfstandig in staat is om (met de vader) beslissingen over [voornaam minderjarige] te nemen. De ouders laten het aan de GI over om praktische zaken te regelen en gaan akkoord met keuzes die de GI maakt. Wanneer een handtekening van de moeder nodig is, moet de jeugdbeschermer bij de ouders langsgaan. Het lukt de moeder niet om de noodzakelijke handtekening met de post of digitaal op te sturen. De ouders overzien niet welke zaken voor [voornaam minderjarige] moeten worden geregeld, omdat zij niet goed weten wat er speelt in het leven van [voornaam minderjarige] . In de afgelopen jaren is er minimaal contact geweest tussen de ouders en [voornaam minderjarige] . De ouders verschenen vaak niet als er geplande bezoekenmomenten waren. Sinds de plaatsing van [voornaam minderjarige] bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] heeft hij een keer per maand begeleide omgang met de vader, vaak bij McDonald’s. De moeder is vanwege lichamelijke klachten niet in staat om bij de begeleide bezoekmomenten aanwezig te zijn. Het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder verloopt via de telefoon. Volgens de Raad schat Enver pleegzorg in dat de moeder, ondanks haar beste intenties en overduidelijke liefde voor [voornaam minderjarige] , niet meer kan dan dat zij doet.
5.4.
Omdat er niet meer toegewerkt wordt naar een terugplaatsing van [voornaam minderjarige] bij de moeder (en de vader), zijn de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing niet langer de geëigende maatregelen. Om de stabiliteit en de continuïteit in de opvoedsituatie van [voornaam minderjarige] te waarborgen en om alle betrokkenen - en vooral [voornaam minderjarige] - duidelijkheid te bieden over zijn perspectief, is het in het belang van [voornaam minderjarige] om het gezag van de moeder te beëindigen.
5.5.
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, onder a, BW is voldaan en dat de gezagsbeëindiging ook de toets van artikel 8 EVRM doorstaat. De rechtbank zal daarom het verzoek tot beëindiging van het gezag van de moeder toewijzen.
5.6.
Omdat de beëindiging van het gezag van de moeder ertoe zal leiden dat een gezagsvoorziening over [voornaam minderjarige] komt te ontbreken, dient de rechtbank op grond van artikel 1:275, eerste lid, BW een voogd over hem te benoemen. De Raad verzoekt om de GI met de voogdij over [voornaam minderjarige] te belasten. Pleegoudervoogdij behoort volgens de Raad op dit moment niet tot de mogelijkheden. De plaatsing van [voornaam minderjarige] bij pleegmoeder [naam pleegmoeder] is nog pril en de relatie tussen de pleegmoeder en de ouders is goed, mede doordat er door de tussenkomst van de GI geen spanning staat op die relatie. De rechtbank is het eens met visie van de Raad en acht professionele begeleiding noodzakelijk. De rechtbank zal daarom de GI met de voogdij belasten. De GI heeft in dit kader verklaard de voogdij over [voornaam minderjarige] op zich te willen nemen.
5.7.
De rechtbank wijst er nadrukkelijk op dat het beëindigen van het gezag niets afdoet aan het feit dat de moeder altijd de moeder van [voornaam minderjarige] zal blijven. Het is de taak van de GI als voogd om daar aandacht voor te hebben. Beëindiging van het gezag van de moeder staat niet in de weg aan contact tussen [voornaam minderjarige] en de ouders. Het is aan de GI om het verloop van de omgang tussen [voornaam minderjarige] en de vader te volgen en te onderzoeken welke mogelijkheden er zijn om het contact tussen [voornaam minderjarige] en de moeder te versterken. Daarnaast dient de GI de ouders zoveel mogelijk te informeren over essentiële zaken die [voornaam minderjarige] betreffen.
5.8.
Op grond van het bepaalde in artikel 1:276, eerste lid, BW wordt de moeder veroordeeld tot het afleggen van rekening en verantwoording aan de opvolger in dit bewind, ervan uitgaande dat zij het bewind voerde over het vermogen van [voornaam minderjarige] .

6.De beslissing

De rechtbank:
6.1.
beëindigt het ouderlijk gezag van [moeder] , geboren op [geboortedatum 2] 1973 in [geboorteplaats] , over [voornaam minderjarige] ;
6.2.
benoemt tot voogd over genoemde minderjarige, de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
verzoekt de griffier om krachtens het bepaalde in het Besluit Gezagsregisters een aantekening te maken van deze beslissing in het centraal gezagsregister.
De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 december 2023 door mr. G.M. Paling, voorzitter, tevens kinderrechter, mr. M. de Geus en mr. A.J. van Dijk, kinderrechters, in aanwezigheid van mr. M.M.C. van der Knaap als griffier, en op schrift gesteld op 11 januari 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.