In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 16 februari 2023, wordt de zaak behandeld van eiseres die zich heeft ziekgemeld met longklachten en psychische klachten. Eiseres, die als schoonmaakster werkte, ontving vanaf 1 maart 2021 een uitkering op grond van de Werkloosheidswet (WW) en heeft zich op 12 maart 2021 ziekgemeld. De verzekeringsarts heeft eiseres op 15 april 2021 onderzocht en geconcludeerd dat zij niet volledig arbeidsongeschikt is. Dit oordeel is gebaseerd op het feit dat er geen medische gronden zijn die haar ongeschiktheid voor haar werk als schoonmaakster onderbouwen. Eiseres heeft echter in beroep aangevoerd dat er onvoldoende rekening is gehouden met haar psychische klachten, waaronder een borderline persoonlijkheidsstoornis en PTSS. De rechtbank oordeelt dat het medisch oordeel van de verzekeringsarts onvoldoende gemotiveerd is, vooral met betrekking tot de psychische klachten van eiseres. De rechtbank stelt dat de verzekeringsarts niet adequaat heeft gereageerd op de medische informatie die door eiseres is overgelegd. De rechtbank geeft verweerder de gelegenheid om het gebrek in het bestreden besluit te herstellen binnen acht weken na deze tussenuitspraak. Als verweerder dit niet doet, zal de rechtbank zonder tweede zitting uitspraak doen op het beroep. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak.