In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1992 en ingeschreven op een adres in [woonplaats01], heeft de rechtbank Rotterdam op 14 november 2023 uitspraak gedaan. De verdachte werd beschuldigd van witwassen, met een tenlastelegging die een bedrag van € 176.968,13 omvatte. De officier van justitie, mr. T.J. Lindhout, heeft vrijspraak gevorderd, en de verdediging stelde dat de dagvaarding nietig moest worden verklaard vanwege onvoldoende concretisering van de tenlastelegging. De rechtbank heeft het onderzoek op de terechtzitting van 31 oktober 2023 in overweging genomen en geconcludeerd dat de dagvaarding voldoet aan de eisen van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering. De rechtbank oordeelde dat de verdachte niet in staat was een verifieerbare verklaring te geven over de herkomst van het geld, wat een vermoeden van witwassen rechtvaardigde. Desondanks werd de verdachte vrijgesproken, omdat het ten laste gelegde niet wettig en overtuigend bewezen kon worden. De rechtbank verklaarde de dagvaarding geldig, maar sprak de verdachte vrij van de beschuldigingen. Dit vonnis is uitgesproken door een meervoudige kamer, bestaande uit de voorzitter en twee andere rechters, in aanwezigheid van de griffier.