ECLI:NL:RBROT:2023:12703

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
23 januari 2024
Zaaknummer
C/10/668805 / JE RK 23-2661
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot uithuisplaatsing van kinderen in het kader van ondertoezichtstelling

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 een beschikking gegeven over de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarige kinderen, [kind01] en [kind02]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft het verzoek ingediend, omdat de ouders, [naam01] en [naam02], niet in staat zouden zijn om een veilige opvoedomgeving te bieden. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag en de kinderen wonen bij hen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er al geruime tijd hulpverlening is ingezet, maar dat deze onvoldoende effect heeft gehad. De ouders hebben de kinderen naar Polen gebracht zonder overleg met de GI, wat de zorgen over de kinderen heeft vergroot. Tijdens de mondelinge behandeling op 22 december 2023, waarbij de ouders en hun advocaat aanwezig waren, is de situatie besproken. De kinderrechter heeft geconcludeerd dat de machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen. De beschikking verleent een machtiging tot uithuisplaatsing in een crisispleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad. De ouders dienen openheid van zaken te geven en mee te werken aan de hulpverlening. De beschikking is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken door de kinderrechter, en op schrift gesteld op 3 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/668805 / JE RK 23-2661
Datum uitspraak: 22 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2015 in [geboorteplaats01], hierna te noemen [kind01],
[kind02],
geboren op [geboortedatum02] 2017 in [geboorteplaats02], hierna te noemen [kind02].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01] en [naam02],
hierna te noemen de ouders, wonende in [woonplaats01],
advocaat mr. M. Ter Haar-Bas te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen, binnengekomen bij de rechtbank op 14 november 2023;
  • het verweerschrift van de ouders, binnengekomen bij de rechtbank op
19 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 22 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de ouders, bijgestaan door hun advocaat;
- een vertegenwoordigster van de GI, te weten [naam03].
1.3.
Aangezien de ouders de Nederlandse taal niet of onvoldoende machtig zijn, maar wel de Poolse taal, heeft de kinderrechter het verhoor doen plaatsvinden met bijstand van [naam04], tolk in de Poolse taal. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de tolk is beëdigd overeenkomstig het bepaalde in artikel 12 van de Wet beëdigde tolken en vertalers.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02].
2.2.
[kind01] en [kind02] wonen bij hun ouders.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 juni 2023 de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] verlengd tot 12 juli 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een crisispleeggezin voor de duur van de ondertoezichtstelling, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt nader toegelicht. Afgelopen week heeft de GI een melding ontvangen van de school van [kind01] en [kind02]. [kind01] en [kind02] zijn aan het begin van de week ziekgemeld bij de school. Op donderdag heeft de GI opnieuw gebeld met de school om te vragen of [kind01] en [kind02] nog steeds zijn ziekgemeld. Dit bleek zo te zijn. Vervolgens heeft de GI aan de wijkagent gevraagd om langs te gaan bij het gezin. Na drie keer te zijn langs geweest heeft de vader de laatste keer aangegeven dat [kind01] en [kind02] op dit moment in Polen verblijven. De reden hiervoor is dat de ouders bang zijn [kind01] en [kind02] kwijt te raken. Sinds de ouders op de hoogte zijn van dit verzoek staan zij niet meer open voor de hulpverlening. De ouders houden inmiddels ook het Centrum voor Poolse gezinnen buiten de deur.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting is door en namens de ouders – kort en zakelijk weergegeven – naast het gestelde in het verweerschrift, het volgende aangevoerd. Op dit moment gaat het een stuk beter met de ouders. Het klopt dat de kinderen door ouders naar Polen zijn gebracht. De problemen die er waren zijn grotendeels opgelost. Zo heeft de moeder al maanden geen alcohol genuttigd. De ouders hebben het beste voor met [kind01] en [kind02]. De ouders willen graag een kans krijgen zodat zij kunnen laten zien dat het daadwerkelijk beter gaat. Ook staan de ouders open voor de hulpverlening en de ouders zijn transparant. Er is een aanmelding gedaan bij de psycholoog, maar hiervoor zijn lange wachtlijsten. Ook is er geen sprake meer van relatieproblemen tussen de ouders. De betrokkenheid van de hulpverleners zorgt voor stress en werkt averechts voor het gezin.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
Gebleken is dat er al geruime tijd veel hulp is ingezet bij het gezin, maar dat deze helaas ontoereikend is. Er is meermaals overwogen om een uithuisplaatsing te verzoeken, maar de ouders hebben meerdere kansen gekregen om te laten zien dat zij de problemen binnen de ondertoezichtstelling zouden kunnen oplossen. De ouders lukt het echter niet om de problemen de baas te worden en zorg te dragen voor een verantwoorde opvoedomgeving voor beide meisjes. Naast de GI deelt ook de school de forse zorgen over [kind01] en [kind02]. Deze zorgen zijn alleen maar groter geworden door [kind01] en [kind02] plotsklaps naar het buitenland te brengen. [kind01] en [kind02] verblijven zonder hun ouders in het buitenland en dit heeft plaatsgevonden zonder enig overleg met de GI. [kind01] en [kind02] is verteld dat zij bij de ouders zouden worden weggehaald. De voorgeschiedenis van langdurige hulpverlening, in combinatie met de huidige stand van zaken, maakt duidelijk dat de zorgen enorm groot zijn. Meermaals is ouders duidelijk gemaakt wat hen te doen stond om zorg te dragen voor een verantwoorde zorg en opvoedomgeving voor beide kinderen, om daarmee een uithuisplaatsing te voorkomen. Helaas is dit ouders niet gelukt. Een uithuisplaatsing is daardoor noodzakelijk in het belang is van [kind01] en [kind02]. De komende periode dienen de ouders openheid van zaken te geven en dienen zij mee te werken aan de hulpverlening. [kind01] en [kind02] hebben immers slechts een jeugd waarin zij kunnen toekomen aan hun eigen ontwikkeling, hun belang dient leidend te zijn.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] en [kind02] in een crisispleeggezin met ingang van 22 december 2023 tot 12 juli 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2023 door mr. M.P.G. Rietbergen, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 3 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.