ECLI:NL:RBROT:2023:12697

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
6 oktober 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
10-114498-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis in de zaak van de invoer van 395 kilo cocaïne met toepassing van de Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting

Op 6 oktober 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam vonnis gewezen in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van de invoer van 395 kilo cocaïne. Deze zaak werd behandeld onder de nieuwe procedure van de Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting (STMK), die gericht is op een snelle en efficiënte berechting, met nadruk op de strafdoelen van vergelding, speciale en generale preventie, en resocialisatie. De verdachte, geboren in 1992 en preventief gedetineerd, werd beschuldigd van het opzettelijk binnenbrengen van een grote hoeveelheid cocaïne in Nederland op 4 mei 2023. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen betrokken was bij de invoer van de cocaïne, die was verborgen in een container met granaatappels uit Peru. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 34 maanden, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en bijzondere voorwaarden zoals meldplicht en deelname aan een gedragsinterventie. De rechtbank benadrukte de ernst van het feit en de impact van drugshandel op de samenleving, maar hield ook rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn bereidheid om hulp te zoeken en zijn inzicht in de noodzaak van gedragsverandering. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van drie rechters, die de verdachte de kans gaven om zijn leven te beteren onder toezicht van de reclassering.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam
Team straf 1
Parketnummer: 10-114498-23
Datum zitting en uitspraak: 6 oktober 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken in de zaak tegen de verdachte:

[verdachte01] ,

geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1992,
niet ingeschreven in de basisregistratie personen,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] ,
raadsvrouw mr. O. Saki, advocaat te Rotterdam.

Beschuldiging

Kern van de tenlastelegging
De verdachte word beschuldigd van betrokkenheid bij de invoer van een grote partij cocaïne.
Integrale tenlastelegging
De tenlastelegging houdt in dat de verdachte:
primair
op of omstreeks 4 mei 2023, te Rotterdam en/of Ridderkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet, ongeveer 395 kilogram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair
op of omstreeks 4 mei 2023, te Rotterdam en/of Ridderkerk, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, voor te bereiden en/of te bevorderen, te weten
het opzettelijk binnen en/of buiten het grondgebied van Nederland brengen, waaronder zoals bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet en/of
  • het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken en/of vervoeren, en/of
  • het opzettelijk vervaardigen van 395 kilogram cocaïne, in elk geval een hoeveelheid van een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van de Opiumwet,
  • een ander heeft getracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen en/of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn en/of om daartoe gelegenheid, middelen en/of inlichtingen te verschaffen,
  • zich en/of een ander gelegenheid, middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat feit heeft getracht te verschaffen,
  • voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij, verdachte en/of zijn mededader(s), wist(en)of ernstige reden had(den) om te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van dat feit, door
  • de container [containernummer01] wederrechtelijk (met een valse pincode) op/uit te (laten) halen vanaf de terminal van Hutchison Ports ECT Delta en/of
  • zich te begeven naar/in een loods gelegen aan de [adres01] te Ridderkerk en/of
  • een medeverdachte, te weten de chauffeur van de vrachtwagen met container [containernummer01] , de weg te wijzen naar voornoemde loods en/of
  • in voornoemde loods de container [containernummer01] te openen en/of
  • de zich aldaar in genoemde container bevindende pakketten cocaïne te verwijderen en/of te openen en/of één of meerdere (organisatie)telefoons, een GPS-tracker, ducttape en/of een kniptang voorhanden te hebben.

Bewijs

Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vindt dat het primaire feit bewezen kan worden.
Bewezenverklaring
Bewezen is dat de verdachte:
op 4 mei 2023, te Ridderkerk tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
Bewijsmotivering
De bewezenverklaring steunt op de inhoud van de bewijsmiddelen die zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van het vonnis vereist.

Verboden gedraging en strafbaarheid

Kwalificatie

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid feit en verdachte
Het feit en de verdachte zijn strafbaar.

Strafmotivering

Vooraf
Voor het bewezenverklaarde feit wordt aan de verdachte een straf opgelegd. In deze strafmotivering zullen de feiten en (persoonlijke) omstandigheden worden besproken die bij de strafoplegging een rol spelen.
De rechtbank heeft in dit geval gekozen voor een vorm van berechting waarin wordt gestreefd naar een snelle berechting en waarin bovendien de nadruk explicieter ligt op de met strafoplegging na te streven strafdoelen. Naast vergelding, waar maatschappelijk vaak het zwaartepunt ligt, wil de rechtbank ook de andere doelen van straf goed voor ogen houden: speciale preventie, generale preventie en resocialisatie. Deze vorm van berechting wordt aangeduid als de ‘Snelle Toekomstgerichte Meervoudige Kamerzitting’ (STMK). Een belangrijk thema van zo’n zitting is ‘naar de toekomst te kijken’. Hierbij past een zekere reflectie op het heden en het verleden. Daarbij heeft de verdachte nadrukkelijk ook een eigen rol. Als de verdachte verantwoordelijkheid neemt voor zijn handelen, inzicht kan geven in de oorzaken van zijn gedrag en kan reflecteren op zijn handelen, zet hij daarmee een eerste stap op de weg terug naar de maatschappij.
Eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist van 42 maanden met aftrek van voorarrest waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren met daarbij de volgende bijzondere voorwaarden: meldplicht, actieve deelname aan de gedragsinterventie CoVa (plus), begeleid wonen bij een instelling als Stichting Exodus, een inspanningsverplichting voor het vinden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De officier van justitie baseert die eis op de richtlijnen van het OM en het reclasseringsrapport.
De beoordeling
Ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van de invoer van 395 kilo cocaïne, gepleegd op 4 mei 2023 te Rotterdam. In een container met granaatappels, die afkomstig was uit Peru, trof de douane een dag eerder bundels aan met in totaal 395 pakketten waarin cocaïne bleek te zitten. De pakketten zijn vernietigd en vervangen voor dummypakketten met een zogeheten terugplaatsmonster van 10 gram cocaïne. De container is vervolgens door de douane ‘vrijgegeven’ en heeft zijn weg vervolgd. De container is naar een bedrijfspand in Ridderkerk gebracht en daar zijn drie personen, waaronder de verdachte, aangehouden. In de loods trof de politie de – door onder andere de verdachte – opengemaakte dummypakketten aan. De verdachte heeft dus, samen met twee anderen, de container in een loods in ontvangst genomen, de bundels uit de container gehaald en de dummypakketten opengesneden. Door het uitvoeren van deze handelingen ziet de rechtbank voor deze verdachte een grotere rol weggelegd dan voor de simpele ‘uithaler’ op het haventerrein. Hij is niet alleen een onmisbare schakel voor de georganiseerde criminaliteit, maar heeft ook een grote verantwoordelijkheid gekregen bij de ontvangst van een partij cocaïne van dergelijke omvang.
De samenleving heeft veel last van de gevolgen van drugshandel. Harddrugs leveren grote gevaren op voor de gezondheid van gebruikers. Daar komt bij dat de handel in en het gebruik van verdovende middelen gepaard gaan met verschillende vormen van (ernstige) criminaliteit, waardoor aan de samenleving ernstige schade wordt toegebracht.
Persoonlijke omstandigheden
Uit het strafblad blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De reclassering heeft een rapport over de verdachte opgemaakt. In dit rapport van 3 oktober 2023 wordt vermeld dat sinds zijn jeugd bij de verdachte sprake is van een patroon van antisociale gedragingen (zowel heimelijk, als openlijk), ondanks verschillende sancties en gedwongen hulpverlening. De delictfrequentie lijkt af te nemen, maar de ernst van de delicten en de zorgen om zijn maatschappelijke positie niet. De verdachte heeft geen vaste woon- of verblijfsplaats, geen inkomen uit arbeid of uitkering en geen (toereikend) steunnetwerk, terwijl hij mogelijk vaardigheidstekorten heeft. Concreet zicht op zijn
middelengebruik in de delictperiode ontbreekt, maar tijdens zijn voorarrest is hij een paar keer betrapt op cannabisgebruik. Verder geeft de verdachte aan te leven van onderhandse leningen, maar dat hij niet in staat is om deze af te lossen. Het risico op recidive wordt ingeschat als hoog en het risico op letsel/geweld en onttrekking aan voorwaarden als hoog-gemiddeld. Bij een veroordeling adviseert de reclassering een (deels) voorwaardelijke straf met bijzondere voorwaarden, zoals een meldplicht, actieve deelname aan de gedragsinterventie CoVa (plus), begeleid wonen bij een instelling als Stichting Exodus, een contactverbod met de mededaders, een inspanningsverplichting voor het vinden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en aan middelencontrole.
De rechtbank heeft daarnaast acht geslagen op de inhoudelijke verklaring die de verdachte op de zitting over zijn rol heeft afgelegd. Hij heeft verteld dat hij tot het feit is overgegaan omdat hij schulden had en geen andere uitweg zag dan hierin meegaan. Hij heeft ingezien dat dit niet de juist weg is en dat hij in de toekomst andere keuzes moet maken. Hij beseft dat hij hierbij hulp nodig heeft en is bereid om aan de voorwaarden die de reclassering heeft geadviseerd, mee te werken.
Passende straf
Gezien de ernst van het feit kan in beginsel niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf. De door de reclassering geadviseerde begeleiding en bijzondere voorwaarden zal de rechtbank deels overnemen; in een contactverbod ziet de rechtbank geen heil. Een deel van de voorgenomen straf zal voorwaardelijk worden opgelegd, met daarbij de voorwaarden die hierna worden genoemd. Dit voorwaardelijk strafdeel biedt de verdachte ook de kans om zijn leven anders in te richten. De algemene en bijzondere voorwaarden helpen hem hierbij, enerzijds als waarschuwing om niet nogmaals de fout in te gaan en anderzijds om het onder toezicht van de reclassering niet (meer) zo ver te laten komen.
Conclusie
Aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 34 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 14 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarden: meldplicht, begeleid wonen, een inspannings-verplichting voor het vinden van dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en een plicht tot meewerken aan middelencontrole.
Wettelijke voorschriften
Bij de strafoplegging is gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht en artikelen 2 en 10 van de Opiumwet.

Beslissingen

De rechtbank:
verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, heeft begaan;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert het hiervoor vermelde strafbare feit;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 34 (vierendertig) maanden;
bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 14 (veertien) maanden niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten;
verbindt hieraan een proeftijd, die wordt gesteld op 3 (drie) jaren;
tenuitvoerlegging kan worden gelast als de veroordeelde de algemene voorwaarde niet naleeft en ook als de veroordeelde gedurende de proeftijd een bijzondere voorwaarde niet naleeft of een voorwaarde die daaraan van rechtswege is verbonden;
stelt als algemene voorwaarde:
de veroordeelde zal zich vóór het einde van de proeftijd niet aan een strafbaar feit schuldig
maken;
stelt als bijzondere voorwaarden:
de veroordeelde meldt zich binnen drie werkdagen na het ingaan van de proeftijd bij reclassering Leger des Heils op het adres [adres02] , [postcode01] [plaats01] ( [telefoonnummer01] ) en blijft zich daarna melden op afspraken zolang en frequent als die reclasseringsinstelling noodzakelijk vindt;
de veroordeelde neemt actief deel aan de gedragsinterventie CoVa (plus) of een andere gedragsinterventie die gericht is op cognitieve vaardigheden. De reclassering bepaalt welke training het precies wordt. De veroordeelde houdt zich aan de afspraken en aanwijzingen van de trainer/begeleider;
de veroordeelde verblijft in een instelling voor begeleid wonen, zoals Stichting Exodus, of een soortgelijke instelling, en houdt zich aan de aanwijzingen die door of namens de directeur van die instelling worden gegeven, gedurende de gehele proeftijd, of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
de veroordeelde spant zich in voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
de veroordeelde werkt mee aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De veroordeelde geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
de veroordeelde werkt mee aan controle van het gebruik van alcohol en drugs, de reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd;
verstaat dat van rechtswege de volgende voorwaarden zijn verbonden aan de hierboven genoemde bijzondere voorwaarden:
  • de veroordeelde zal ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking verlenen aan het nemen van één of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbieden;
  • de veroordeelde zal medewerking verlenen aan reclasseringstoezicht, daaronder begrepen de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht;
geeft aan genoemde reclasseringsinstelling opdracht toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.I. Kernkamp-Maathuis, voorzitter, en mrs. J.H. Janssen en S.A. van Egmond, rechters, in tegenwoordigheid van C.A. van den Houwen, griffier, en uitgesproken op de openbare zitting van deze rechtbank op 6 oktober 2023.
De oudste en de jongste rechter alsmede de griffier zijn buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.