ECLI:NL:RBROT:2023:12696

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/10/668334 / JE RK 23-2602
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige in een netwerkpleeggezin

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 21 december 2023, wordt de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [voornaam minderjarige01] verlengd. De zaak betreft de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond, die verzoekt om de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een netwerkpleeggezin, bij de opa en oma moederszijde, te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De kinderrechter heeft de mondelinge behandeling met gesloten deuren gehouden, waarbij de minderjarige, de moeder, en vertegenwoordigers van de GI aanwezig waren.

De feiten tonen aan dat [voornaam minderjarige01] sinds januari 2023 bij de opa en oma moederszijde verblijft, nadat er ernstige zorgen waren over zijn ontwikkeling in de opvoedomgeving bij de moeder. De moeder heeft persoonlijke problematiek en kan niet in de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] voorzien. De kinderrechter oordeelt dat de verlenging van de machtiging noodzakelijk is voor de verzorging en opvoeding van de minderjarige, zoals vastgelegd in artikel 1:265c van het Burgerlijk Wetboek. De kinderrechter benadrukt dat er passende hulpverlening moet worden ingezet voor zowel [voornaam minderjarige01] als de moeder, om hun trauma's en angsten te verwerken.

De beslissing van de kinderrechter is om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen tot 3 april 2024 en deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren. Hoger beroep kan worden ingesteld bij het gerechtshof te Den Haag, door tussenkomst van een advocaat, binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/668334 / JE RK 23-2602
datum uitspraak: 21 december 2023
beschikking van de kinderrechter over een verlenging van een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de GI,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2009 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres.
De kinderrechter merkt als informanten aan:
[oma01],
hierna te noemen oma moederszijde, wonende te [woonplaats01] ,
[opa01],
hierna te noemen opa moederszijde, wonende te [woonplaats01] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 7 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
- het nagekomen gezinsplan van 13 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [voornaam minderjarige01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
  • de moeder;
  • de oma moederszijde;
  • de opa moederszijde;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam01] .

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft bij de opa en oma moederszijde.
2.3.
Bij beschikking van 3 april 2023 is [voornaam minderjarige01] onder toezicht gesteld tot 3 april 2024. De kinderrechter heeft bij beschikking van 29 juni 2023 de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de oma en opa moederszijde, verlengd tot 3 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt – naar de kinderrechter – begrijpt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de oma en opa moederszijde, te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling en de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De GI heeft het verzoek ter zitting gehandhaafd en als volgt toegelicht. [voornaam minderjarige01] moet langer bij opa en oma moederszijde opgroeien. De redenen hiervoor zijn weergegeven in het verzoekschrift. De GI ziet een positieve ontwikkeling in de relatie tussen de moeder en haar ouders. De GI hoopt dat deze ontwikkeling duurzaam is. Ook het contact tussen de moeder en [voornaam minderjarige01] is verbeterd. [voornaam minderjarige01] wil eventueel op termijn bij de moeder wonen, maar heeft zelf een aantal voorwaarden gesteld. Hij wil hulpverlening samen met moeder en wil ook dat moeder met hulpverlening voor zichzelf start. [voornaam minderjarige01] heeft een vol hoofd en benoemt en ervaart dat zelf ook. Onlangs zijn hierover ook vanuit school zorgen geuit. De GI wil hiervoor hulpverlening inzetten. [voornaam minderjarige01] staat helaas nog op de wachtlijst. Intussen kan [voornaam minderjarige01] praten met een schoolmaatschappelijk werker, pleegzorg en de GI, maar het is wenselijk dat hij passende hulpverlening krijgt om het verleden een plek te geven. Vanuit school kan hij ook een KOPP-training volgen. Voor de komende periode is het belangrijk dat iedereen over het perspectief van [voornaam minderjarige01] gaat nadenken. Onderzocht moet worden wat de beste plek is voor [voornaam minderjarige01] om op te groeien. Indien blijkt dat daarover onvoldoende duidelijkheid is, kan het KSCD worden ingeschakeld. Echter is er bij het KSCD sprake van een lange wachtlijst.
4.2.
De moeder voert geen verweer tegen het verzoek van de GI. De moeder weet dat [voornaam minderjarige01] bij haar ouders goed zit. De hulpverlening voor zichzelf is net gestart. Ze vindt het jammer dat er voor [voornaam minderjarige01] en haar samen nog geen hulpverlening is ingezet. De moeder is bang als daarvoor lange wachtlijsten zijn dat het contactherstel tussen hen belemmerd zal worden. Het is belangrijk zij en [voornaam minderjarige01] dingen samen verwerken. Ook moeten ze werken aan hun wijze van communicatie. De moeder is bereid om overal aan te werken, maar vindt dat alles te lang duurt.
4.3.
De opa en oma moederszijde staan ook achter het verzoek van de GI. Het gedrag van [voornaam minderjarige01] wisselt. Als hij overloopt, merken zij dat hij iets zoekt waardoor hij het gesprek niet hoeft aan te gaan. Hij probeert problemen te vermijden. Ook heeft hij dan last van nachtmerries. Meestal is [voornaam minderjarige01] echter goed aan te sturen en luistert hij goed. [voornaam minderjarige01] doet wat van hem gevraagd wordt. Op school gaat het qua cijfers goed, maar het contact met sommige leerkrachten verloopt minder. De opa en oma moederszijde hebben hierover een gesprek met school gehad. De opa en oma moederszijde zijn blij dat na een lange periode alle neuzen dezelfde kant op staan. Het is belangrijk dat [voornaam minderjarige01] en de moeder hulpverlening krijgen zodat zij hun trauma’s kunnen verwerken.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, Burgerlijk Wetboek).
5.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft sinds januari 2023 bij de opa en oma moederszijde. Er waren ernstige zorgen over de ontwikkeling van [voornaam minderjarige01] in de opvoedomgeving bij de moeder. Deze zorgen waren gelegen in de omstandigheid dat [voornaam minderjarige01] vaak voor zichzelf moest zorgen en op zichzelf was aangewezen. De moeder kampt met persoonlijke problematiek waardoor zij niet in staat was [voornaam minderjarige01] te bieden wat hij nodig had in zijn verzorging en opvoeding. Tevens was er sprake van veelvuldig schoolverzuim.
5.3.
Sinds de plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de opa en oma moederszijde is sprake van een vooruitgang. [voornaam minderjarige01] voelt zich veilig bij de opa en oma moederszijde en kan weer toekomen aan zijn persoonlijke ontwikkeling. De ingezette hulpverlening heeft nog niet tot een terugplaatsing bij moeder kunnen leiden. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige01] last heeft van het verleden. Voordat een terugplaatsing kan worden gerealiseerd is het noodzakelijk dat voor zowel [voornaam minderjarige01] als de moeder en voor hen samen passende hulpverlening wordt ingezet. Deze hulpverlening dient zich te richten op de trauma’s en angsten van [voornaam minderjarige01] en de moeder. Ook dient een vorm van gezinstherapie van de grond te komen.
5.4.
De komende periode zal onderzocht worden waar het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt. Het is in het belang van [voornaam minderjarige01] dat hij daarover duidelijkheid en zekerheid krijgt. De GI gaat een en ander in overleg en samenspraak met de moeder en de oma en opa moederszijde bezien en indien daartoe aanleiding is het KSCD benaderen.
5.5.
De kinderrechter zal daarom de machtiging tot uithuisplaatsing in een netwerkpleeggezin, te weten bij de oma en opa moederszijde, verlengen voor de verzochte duur.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in een netwerkpleeggezin, te weten bij de oma en opa moederszijde, tot 3 april 2024;
6.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 9 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.