ECLI:NL:RBROT:2023:12695

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
C/10/670538 / JE RK 23-2859
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beschikking van de kinderrechter over ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

Op 21 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht betreffende de minderjarige [voornaam minderjarige01]. De kinderrechter heeft de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] voor de duur van een jaar opgelegd, omdat er ernstige zorgen zijn over haar ontwikkeling en veiligheid in de opvoedsituatie bij de vader. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de moeder is al lange tijd niet betrokken bij de opvoeding. De minderjarige verblijft momenteel bij haar oom en tante, terwijl er zorgen zijn over mogelijke verwaarlozing en seksueel misbruik door de vader. De Raad heeft verzocht om een machtiging tot uithuisplaatsing, die is verleend voor de duur van negen maanden, met de mogelijkheid om bij de oma moederszijde te worden geplaatst zodra de screening positief is afgerond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders onvoldoende in staat zijn om de bedreigingen weg te nemen en dat er een vaste jeugdbeschermer moet worden aangesteld voor de uitvoering van de maatregelen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
zaaknummer: C/10/670538 / JE RK 23-2859
datum uitspraak: 21 december 2023
beschikking van de kinderrechter over een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de Raad voor de Kinderbescherming Rotterdam-Dordrecht,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen de Raad,
over
[minderjarige01],
geboren op [geboortedatum01] 2009 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen [voornaam minderjarige01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[moeder01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
[vader01],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02] ,
advocaat mr. G.S.S. de Kok, kantoorhoudende te Rotterdam.
de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
hierna te noemen de GI, gevestigd te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoekschrift met bijlagen van de Raad van 15 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de brief van mr. G.S.S. de Kok van 14 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de brief van mr. G.S.S. de Kok, gericht aan de Raad, van 18 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het rapport van de Raad van 19 december 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de pleitnotitie van mr. G.S.S. de Kok, overhandigd ter zitting van 21 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 21 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- de vader met zijn advocaat;
- een vertegenwoordiger van de Raad, mw. [naam01] ;
- een vertegenwoordiger van de GI, mw. [naam02] .
1.3.
De moeder is niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de moeder wel juist is opgeroepen.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] .
2.2.
[voornaam minderjarige01] verblijft bij haar oom en tante (moederszijde).
2.3.
Bij beschikking van 13 oktober 2023 is [voornaam minderjarige01] voorlopig onder toezicht gesteld tot 13 januari 2024. Bij diezelfde beschikking heeft de kinderrechter met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing voor [voornaam minderjarige01] in een voorziening voor (netwerk)pleegzorg verleend, met ingang van 13 oktober 2023 voor de duur van vier weken. Bij beschikking van 19 oktober 2023 is de machtiging uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in het netwerk, te weten bij de oom en tante (moederszijde) verlengd tot 13 januari 2024.

3.Het verzoek

3.1.
De Raad verzoekt de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] voor de duur van twaalf maanden. Tevens verzoekt de Raad een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in het netwerk, te weten bij de oma moederszijde, voor de duur van negen maanden. De Raad verzoekt de te geven beschikking uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
De Raad wijzigt ter zitting het verzoek in die zin dat verzocht wordt om een machtiging voor een plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij de oom en tante moederszijde, gevolgd door een plaatsing bij de oma moederszijde. Voor het overig verzochte handhaaft de Raad het verzoek en ligt dit als volgt toe. De zorgen over de opvoedsituatie bij de vader zijn door het onderzoek van de Raad niet weggenomen. Er heeft een vorm van verwaarlozing plaatsgevonden. Wat [voornaam minderjarige01] en de vader vertellen over wat er is gebeurd in de thuissituatie verschilt. De vader ontkent dat hij [voornaam minderjarige01] seksueel heeft misbruikt. Daarnaast wordt gezien dat de moeder op afstand is geweest in het leven van [voornaam minderjarige01] . [voornaam minderjarige01] wordt op dit moment opgevangen door de oom en tante moederszijde. Ze kan binnenkort bij oma moederszijde terecht, zodra de screening positief is afgerond. De Raad is van mening dat gekeken moet worden naar wat voor hulp [voornaam minderjarige01] nodig heeft. Ze heeft behoorlijk wat meegemaakt. Door de Raad wordt gedacht aan GGZ-hulp. Verder moet onderzocht worden of het woonperspectief van [voornaam minderjarige01] nog bij de vader ligt. De Raad acht het van belang dat er binnen zes maanden duidelijkheid is over dat perspectief, omdat [voornaam minderjarige01] nu al om duidelijkheid vraagt. De ouders stemmen in met een voortzetting van de uithuisplaatsing. Er lijkt bij de vader sprake lijkt te zijn van een bepaalde gelatenheid. Hij lijkt de situatie te accepteren. Ondanks dat de vader betrokken is, pakt hij zijn verantwoordelijkheid niet. Datzelfde geldt voor de moeder.
4.2.
De GI ondersteunt het gewijzigde verzoek van de Raad. Het is fijn dat duidelijk is geworden dat [voornaam minderjarige01] bij de oma moederszijde terecht kan. De vader staat hierachter. Hij vindt het belangrijk voor [voornaam minderjarige01] dat zij bij familie verblijft en niet op een groep. De oma is akkoord gegaan met een plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij haar, op voorwaarde dat oom en tante moederszijde haar ondersteunen, met name bij praktische zaken. Op dit moment is Mevis betrokken om laagdrempelige gesprekken op school op te starten. Daarnaast gaat het Goofy-team van het ziekenhuis [voornaam minderjarige01] aanmelden bij een psycholoog. De oma is nog niet volledig gescreend. Omdat sprake is van een andere regio, moet samenwerking plaatsvinden tussen de regio’s. Gezien wordt dat [voornaam minderjarige01] lief en volgzaam is, maar moeite heeft met praten over hetgeen zij zelf wil. Verder merkt de GI op dat de ouders ieder op hun eigen manier betrokken zijn, maar zich ook afstandelijk kunnen opstellen. Wel wordt gezien dat het voor [voornaam minderjarige01] fijn is dat er geen sprake is van een strijd tussen de familieleden.
4.3.
Door de advocaat van vader is ter zitting een pleitnotitie overhandigd. Samengevat wordt het volgende naar voren gebracht. Vader herkent zich geenszins in het door de Raad geschetste beeld van hem. Volgens de Raad lukt het vader niet om te handelen in het belang van [voornaam minderjarige01] . Dit klopt niet. De heer [naam03] van de reclassering heeft verklaard dat de begeleiding van vader goed verloopt en dat de vader een meewerkende houding toont en zijn afspraken goed nakomt. De reclassering en school zien een betrokken vader die zijn afspraken nakomt. De reclassering heeft geen zorgelijke signalen gezien over hoe het thuis gaat. Vader heeft kanker gehad. Het ziet ernaar uit dat de ziekte onder controle is, maar de vader is nog vaak erg moe en kan dan geprikkeld reageren, ook ten opzichte van [voornaam minderjarige01] . De vader begrijpt dat vanwege de zorgen over het mogelijke seksuele misbruik van [voornaam minderjarige01] , zij nu niet thuis geplaatst kan worden. De vader ontkent het misbruik ten stelligste. Vader heeft aangegeven open te staan voor hulp van de jeugdbeschermer over de manier waarop het contact tussen hem en [voornaam minderjarige01] kan worden ingevuld. De jeugdbeschermer dient volgens vader samen met [voornaam minderjarige01] te kijken naar wat haar wensen en behoeften hierin zijn en op welke manier dit vorm zou kunnen gaan krijgen. Vader zou niets liever willen dan dat [voornaam minderjarige01] op termijn weer bij hem komt wonen, maar alleen als die behoefte bij haar leeft en als ze dit echt zelf wil. Vader wenst te benadrukken dat het belang van [voornaam minderjarige01] boven zijn eigen belang gaat. Het is jammer dat de Raad zijn medewerking verkeerd heeft uitgelegd. Concluderend kan vader zich vinden in beide verzoeken van de Raad, waarbij hij vanuit praktisch oogpunt voorstelt om de duur van de ondertoezichtstelling gelijk te laten lopen met de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing.

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Gebleken is dat [voornaam minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. De zorgen zijn hoofdzakelijk gelegen in de veiligheid van [voornaam minderjarige01] in de opvoedsituatie bij de vader en het ontbreken van contact met de moeder. Uit het onderzoek van de Raad is naar voren gekomen dat [voornaam minderjarige01] vanaf jonge leeftijd is opgegroeid in een situatie waarbij sprake is van een vorm van verwaarlozing. Daarbij komt dat er mogelijk seksueel misbruik van [voornaam minderjarige01] heeft plaatsgevonden door de vader. De verhalen van de vader en [voornaam minderjarige01] hierover verschillen. De vader ontkent de beweringen van [voornaam minderjarige01] stellig. Anderzijds worden de verhalen van [voornaam minderjarige01] door het Goofyteam van het Erasmus MC geloofwaardig geacht. Daarnaast was er in thuissituatie regelmatig sprake van ruzies tussen de vader en [voornaam minderjarige01] . In oktober heeft dit geleid tot een spoedsituatie en een plaatsing van [voornaam minderjarige01] bij haar oom en tante moederszijde.
5.3.
Gebleken is dat de moeder al lange tijd niet betrokken is bij de opvoeding van [voornaam minderjarige01] . Het is zorgelijk dat [voornaam minderjarige01] zowel op praktisch als emotioneel gebied voor haarzelf lijkt te zorgen. Vermoedelijk speelt het belaste verleden van de ouders een grote invloed op hun functioneren en handelen als ouder. De ouders zijn op dit moment onvoldoende bereid en onvoldoende in staat onder eigen verantwoordelijkheid de bedreigingen weg te nemen. Het is positief dat de vader te kennen heeft gegeven open te staan voor hulpverlening en het belang van [voornaam minderjarige01] hierin voorop wenst te stellen. Het is noodzakelijk dat duidelijk wordt in welke mate de moeder betrokken is in het leven van [voornaam minderjarige01] en hoe hieraan vorm wordt gegeven. De betrokkenheid van de GI is hierbij noodzakelijk. De kinderrechter zal daarom [voornaam minderjarige01] onder toezicht stellen voor de duur van een jaar. De kinderrechter ziet geen aanleiding om de ondertoezichtstelling in duur te beperken.
5.4.
Ook is de kinderrechter van oordeel dat een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Vanwege de onduidelijkheid wat betreft de veiligheid van [voornaam minderjarige01] in de opvoedsituatie van de vader is het noodzakelijk dat zij de komende tijd veiligheid, structuur en continuïteit ervaart in haar opvoedomgeving. De oma moederszijde is bereid [voornaam minderjarige01] op te vangen. Ter zitting is echter gebleken dat de screening van oma moederszijde nog niet volledig is afgerond. Hierdoor zal [voornaam minderjarige01] nog bij de oom en tante moederszijde verblijven totdat de screening bij oma positief is afgerond. De kinderrechter zal daarom een machtiging tot uithuisplaatsing in het netwerk verlenen, te weten bij de oom en tante moederszijde en zodra de screening positief is afgerond bij de oma moederszijde, voor de verzochte duur van negen maanden. De komende periode zal duidelijk moeten worden waar het perspectief van [voornaam minderjarige01] ligt.
5.5.
De kinderrechter acht het gezien situatie, zoals ter zitting is besproken, van groot belang dat er een vaste jeugdbeschermer met de uitvoering van de maatregelen wordt belast.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
stelt [voornaam minderjarige01] onder toezicht van Stichting Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond met ingang van 21 december 2023 tot 21 december 2024;
6.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van [voornaam minderjarige01] in het netwerk met ingang van 21 december 2023 tot 21 september 2024, te weten bij de oom en tante moederszijde en zodra de screening positief is afgerond bij de oma moederszijde;
6.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 21 december 2023 door mr. G.M. Paling, kinderrechter, in aanwezigheid van A.J.E. van der Veer als griffier, en op schrift gesteld op 4 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.