ECLI:NL:RBROT:2023:12688

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/10/658442 / JE RK 23-1223
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling in een jeugdzorgzaak met betrekking tot de kinderen [kind01] en [kind02]

Op 20 december 2023 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in de zaak van de ondertoezichtstelling van de kinderen [kind01] en [kind02]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft verzocht om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van twaalf maanden, omdat er momenteel geen onbelast contact is tussen de vader en de kinderen. De vader heeft aangegeven niet in staat te zijn om op andere dagen dan vrijdag omgang te hebben, wat leidt tot frustratie en stress bij de kinderen. De moeder heeft haar zorgen geuit over de omgang met de vader, die eerder afspraken niet is nagekomen en bedreigingen heeft geuit.

De kinderrechter heeft de situatie beoordeeld en vastgesteld dat de zorgen over de ontwikkeling van de kinderen nog steeds aanwezig zijn. Ondanks eerdere hulpverlening is er geen structureel contact tussen de vader en de kinderen. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen met zes maanden, tot 22 juni 2024, en benadrukt het belang van onbelast contact tussen de vader en de kinderen. De vader moet zich flexibeler opstellen en de jeugdbeschermer moet de regie voeren over de situatie. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na betekening.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/658442 / JE RK 23-1223
Datum uitspraak: 20 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling
in de zaak van
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2016 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [kind01] ,
[kind02],
geboren op [geboortedatum01] 2016 in [geboorteplaats02] , hierna te noemen: [kind02] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. H.M. Huenting, kantoorhoudende te Brielle,
[naam02],
hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats02] ,
advocaat: mr. M.V. de Nooijer, kantoorhoudende te Middelburg.

1.Het verdere verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in zijn beoordeling:
  • de beschikking van de kinderrechter van 21 juni 2023 en de daaraan ten grondslag liggende stukken;
  • een e-mailbericht van de advocaat van de vader van 13 december 2023 en 15 december 2023;
  • de briefrapportage van de GI van 15 december 2023;
- de brief van de advocaat van de vader van 19 december 2023.
1.2.
Op 20 december 2023 heeft de kinderrechter de mondelinge behandeling van de zaak met gesloten deuren voortgezet. Daarbij waren aanwezig:
- de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
- een vertegenwoordiger van de GI, [naam03] .
De vader en zijn advocaat zijn niet verschenen. Dit hebben zij voorafgaand aan de zitting per brief aan de rechtbank kenbaar gemaakt.

2.De feiten

2.1.
De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01] en [kind02] .
2.2.
[kind01] en [kind02] wonen bij de moeder.
2.3.
Bij beschikking van 21 juni 2023 is de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] verlengd tot 22 december 2023.

3.Het aangehouden verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] te verlengen voor de duur van elf maanden, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad.
3.2.
De GI heeft het verzoek per briefrapportage d.d. 15 december 2023 en ter zitting gewijzigd, in die zin dat de GI verzoekt om de ondertoezichtstelling te verlengen voor de duur van 12 maanden. Hiervan is al zes maanden toegewezen. Thans dient nu te worden beslist op de periode tot 22 juni 2024.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft het verzoek ter zitting en licht het volgende toe. De afgelopen periode hebben er drie begeleide omgangsmomenten op vrijdag en een aantal videomomenten tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden. Dit is nu gestopt, waardoor er thans geen contact is tussen de vader en de kinderen. Dit komt enerzijds doordat er een wisseling van jeugdbeschermer is geweest, omdat er nu een vaste jeugdbeschermer betrokken is. Zij werkt echter niet op vrijdag. Ook hebben de kinderen op vrijdag zwemles. Anderzijds is sprake van een frustratie in het plaatsvinden van de omgangsmomenten, doordat de vader aangeeft niet in de mogelijkheid te zijn om op een andere doordeweekse dag de omgang te kunnen realiseren. Door de vader is geopperd om de omgang daarom door het omgangshuis of IPH uit te laten voeren. Dit is echter niet mogelijk, omdat de inzet van het omgangshuis eerder al geprobeerd is en een ander doel kent. Verder is gebleken dat de kinderen stress ervaren door de bezoeken met de vader. Dit komt mede doordat de vader moeite heeft met het aansluiten bij de kinderen.

5.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt gerefereerd aan het oordeel van de kinderrechter en het volgende naar voren gebracht. De ondertoezichtstelling is aanvankelijk uitgesproken ten behoeve van het realiseren van omgangsmomenten, maar dit lijkt niet meer te lukken. Tegelijkertijd is de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog van belang. Hoewel de moeder de kinderen liever niet in de buurt heeft van de vader, begrijpt zij dat dat er omgang tussen de vader en de kinderen moet plaatsvinden, maar het is een lastige situatie. Een reden hiervoor is dat de vader vaker afspraken niet is nagekomen. Zo is de vader meermaals niet alleen verschenen tijdens de omgangsmomenten en hij heeft de moeder bedreigd. Maar ook doordat hij de eis stelt van het enkel willen laten plaatsvinden van de omgangsmomenten op vrijdag, terwijl dit niet gaat.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kinderrechter overweegt daartoe het volgende.
6.2.
De zorgen zoals omschreven in de beschikking van 22 juni 2022 en 21 juni 2023 zijn nog aanwezig, waardoor de kinderen nog altijd in hun ontwikkeling worden bedreigd. Ondanks de eerder ingezette hulpverlening in het vrijwillig kader en de huidige hulpverleningstrajecten vindt er nog altijd geen structureel (onbelast) contact tussen de vader en de kinderen plaats. Sinds de beschikking van 21 juni 2023 hebben er slechts drie fysieke omgangsmomenten tussen de vader en de kinderen plaatsgevonden. Dit komt doordat er een wisseling van jeugdbeschermer is geweest. Maar voornamelijk doordat de vader aangeeft enkel in overleg op vrijdag en/of in het weekend in de mogelijkheid te zijn om omgang te hebben met de kinderen. Dit zorgt voor frustratie in het realiseren van de omgangsmomenten, nu de kinderen op vrijdag zwemles hebben en de jeugdbeschermer dan niet werkzaam is. Daarbij zijn andere hulpverleningsinstanties niet in de mogelijkheid om de omgangsmomenten op de door de vader voorgestelde wijze te laten plaatsvinden.
6.3.
Derhalve heeft de maatregel tot op heden geen bestendig resultaat heeft opgeleverd. Omdat de kinderen recht hebben op onbelast contact met de vader en alle partijen de betrokkenheid van een jeugdbeschermer nog nodig achten, zal de kinderrechter de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] verlengen voor de duur van zes maanden (artikel 1:260, eerste lid, BW).
6.4.
Voor de komende periode is het noodzakelijk dat duidelijk wordt wat de mogelijkheden zijn om onbelast contact tussen de vader en de kinderen te realiseren. Dit kan zijn dat de huidige hulpverleningstrajecten voortgezet moeten worden, maar ook dat de vader zich meer flexibel en meewerkend dient op te stellen in het belang van de kinderen. Op dit moment is er een vaste jeugdbeschermer voor het gezin. Het is belangrijk dat de jeugdbeschermer stevig de regie voert en de veiligheid en het belang van de kinderen blijft bewaken. De kinderrechter acht het tevens van belang dat de vader en de jeugdbeschermer in gesprek gaan over hoe de omgangsmomenten anders vormgegeven kunnen worden.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] en [kind02] tot 22 juni 2024;
7.2.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 2 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.