ECLI:NL:RBROT:2023:12687

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
19 januari 2024
Zaaknummer
C/10/668254 / JE RK 23-2587
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige met problematiek

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2023 een beschikking gegeven over de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, aangeduid als [kind01]. De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond heeft op 2 november 2023 een verzoek ingediend voor een verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing voor een jaar. De moeder van [kind01] is belast met het ouderlijk gezag, maar door eigen problematiek is zij niet in staat om voor [kind01] te zorgen. De kinderrechter heeft de moeder als belanghebbende aangemerkt en haar advocaat, mr. A.L. Witteveen, was aanwezig tijdens de zitting.

Tijdens de mondelinge behandeling op 20 december 2023 is [kind01] apart gehoord en waren ook vertegenwoordigers van de GI aanwezig. De kinderrechter heeft vastgesteld dat er zorgen zijn over [kind01], die al geruime tijd niet meer thuis woont en verblijft in een open groep. De moeder heeft ingestemd met het verzoek, maar wenst een kortere verlenging. De kinderrechter heeft geoordeeld dat de wettelijke criteria voor verlenging zijn voldaan en heeft de ondertoezichtstelling verlengd, maar voor een kortere duur van zes maanden in plaats van een jaar. Dit is gedaan om de positieve ontwikkeling van [kind01] te waarborgen en om de mogelijkheid te creëren voor een overgang naar het vrijwillig kader.

De machtiging tot uithuisplaatsing is ook verlengd tot 3 juli 2024, omdat het in het belang van de verzorging en opvoeding van [kind01] is. De kinderrechter heeft benadrukt dat er duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over de toekomstige plaatsing van [kind01] en dat er aandacht moet zijn voor het contact met de vader. De beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken, met de mogelijkheid voor hoger beroep binnen drie maanden.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/668254 / JE RK 23-2587
Datum uitspraak: 20 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming Rotterdam Rijnmond,
gevestigd te Rotterdam, hierna te noemen: de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2010 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [kind01] .
De kinderrechter merkt als belanghebbende aan:
[naam01],
hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. A.L. Witteveen, kantoorhoudende te Rotterdam.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 2 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op 3 november 2023, mee in zijn beoordeling.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 20 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
- [kind01] , die voorafgaand aan de zitting apart is gehoord;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
  • twee vertegenwoordigers van de GI, [naam02] en [naam03] .
De kinderrechter heeft bijzondere toegang verleend aan [naam04] , de partner van de moeder.

2.De feiten

2.1.
De moeder is belast met het ouderlijk gezag over [kind01] .
2.2.
[kind01] verblijft op een open groep bij [instelling01] .
2.3.
Bij beschikking van 3 januari 2023 is [kind01] onder toezicht gesteld tot 3 januari 2024. Bij die beschikking is ook een machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend tot 3 januari 2024.
3.
Het verzoek
De GI verzoekt een verlenging van de ondertoezichtstelling van [kind01] voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder voor de duur van een jaar. De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.Het standpunt van de GI

De GI handhaaft het verzoek ter zitting en verwijst daarbij naar het advies van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 8 december 2023. Het is voor de continuïteit van de hulpverlening en het werken aan de doelen van [kind01] , zoals contactherstel met de vader, noodzakelijk dat de maatregelen voor nu verlengd worden. Er is sprake van een stijgende positieve lijn en het is van belang dat dit doorzet. Op dit moment verblijft [kind01] op een open groep. De komende periode moet worden bekeken of zij kan worden overgeplaatst naar een pleeggezin. Dit kost tijd.

5.Het standpunt van de moeder

Door en namens de moeder wordt ingestemd met het verzoek, maar zij wenst een verlenging voor een kortere periode. Dit komt mede doordat de moeder graag wil overgaan naar het vrijwillig kader en het derhalve van belang is dat snelle en concrete stappen worden gezet. Hierom is het belangrijk dat de komende tijd vinger aan de pols wordt gehouden. De moeder begrijpt dat [kind01] niet meer thuis kan wonen, maar zij wil betrokken blijven bij [kind01] . Daarom wil zij haar ouderlijk gezag behouden en in staat blijven om in samenwerking beslissingen te nemen over [kind01] . Derhalve staat de moeder achter een plaatsing van [kind01] in een pleeggezin, waarbij de moeder gedeeltelijk de verzorging en opvoeding kan blijven dragen.

6.De beoordeling

6.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Er zijn al voor een langere periode zorgen over [kind01] , als gevolg waarvan zij niet meer thuis woont. [kind01] kent een belaste voorgeschiedenis en kampt met gedragsproblematiek. De moeder is vanwege eigen problematiek daartoe onvoldoende in staat gebleken om [kind01] de verzorging en opvoeding te geven die zij nodig heeft. Hierom heeft [kind01] al veel wisselingen gekend in haar leven. [kind01] verblijft nu bij een open instelling en hier gaat het goed met haar. Zij heeft baat bij de duidelijkheid en veiligheid die haar geboden wordt. Daarnaast ontvangt [kind01] behandeling en gaat zij geregeld op verlof naar huis. Mede als gevolg hiervan heeft [kind01] de afgelopen periode minder last gehad van uitbarstingen van woede en boosheid en zit zij lekkerder in haar vel. Ook de moeder is op dit moment stabieler en zij werkt mee aan de hulpverlening. Hierdoor is sprake van een stijgende lijn. Het is van belang dat deze stijgende lijn zich doorzet, zodat [kind01] zich verder kan ontwikkelen. De kinderrechter zal daarom de ondertoezichtstelling van [kind01] , zoals verzocht en niet weersproken, verlengen (artikel 1:260, eerste lid, BW). De kinderrechter ziet wel aanleiding om de ondertoezichtstelling te verlengen voor een kortere duur dan verzocht, te weten voor de duur van zes maanden. Dit komt voornamelijk doordat de moeder en [kind01] goed meewerken aan de hulpverlening en het vertrouwen bestaat dat, in het geval de stijgende lijn zich doorzet, de hulpverlening kan worden voortgezet in het vrijwillig kader.
6.2.
Ten aanzien van de uithuisplaatsing is de kinderrechter van oordeel dat een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding (artikel 1:265c, tweede lid, BW). Vanwege de problematiek van de moeder en de grotere hulpbehoefte van [kind01] woont [kind01] al geruime tijd niet meer thuis. Gebleken is dat [kind01] ook niet meer bij de moeder zal gaan wonen. Hierover zijn alle betrokkenen het eens, waardoor een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk is. Ter zitting is door [kind01] en de moeder aangegeven dat zij graag willen dat [kind01] doorstroomt naar een pleeggezin. Hierbij heeft de moeder de wens uitgesproken om samen te werken met een pleeggezin en daartoe betrokken te blijven bij de verzorging en opvoeding van [kind01] . De GI heeft als antwoord hierop ter zitting aangegeven op zoek te gaan naar een pleeggezin, maar dit kost tijd.
6.3.
De kinderrechter is gelet op voorgenoemde en in afwachting van een passende vervolgplek van oordeel dat de huidige verblijfsplek van [kind01] voor nu geborgd dient te blijven. De kinderrechter ziet wel aanleiding om de maatregel voor een kortere duur te verlengen dan verzocht. Dit komt mede doordat het van belang is dat zo snel als mogelijk duidelijkheid komt over een vervolgplek voor [kind01] . Hierbij is het belangrijk dat duidelijke afspraken worden gemaakt over de invulling en het vormgeven van deze plaatsing. Daarnaast dient de komende tijd aandacht te blijven voor de rol van de vader en het contact tussen de vader en [kind01] .
6.4.
De GI en de advocaat van de moeder worden verzocht om twee weken vóór de hierna vermelde pro forma datum een (brief)rapportage (met afschrift aan de belanghebbende) te overleggen over de dan huidige stand van zaken. Daarnaast wordt de GI verzocht om aan te geven of het verzoek voor het overig verzochte wordt gehandhaafd.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 3 juli 2024;
7.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 juli 2024;
7.3.
en alvorens verder te beslissen:
houdt de beslissing voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de behandeling van de zaak wordt aangehouden
tot 1 juni 2024 pro forma;
bepaalt dat de GI en de belanghebbende en de advocaat op de genoemde pro forma datum niet ter zitting behoeven te verschijnen;
7.4.
verzoekt de GI en de advocaat uiterlijk twee weken voor de genoemde pro forma datum de kinderrechter (met afschriften) de verzochte rapportage te doen toekomen;
7.5.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 20 december 2023 door mr. P. Vlaardingerbroek, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. V. Lankhaar als griffier, en op schrift gesteld op 2 januari 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.