ECLI:NL:RBROT:2023:12682

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
28 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
10826011 \ VV EXPL 23-67
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Concurrentiebeding en postcontractuele bedingen in kort geding tussen werkgever en werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 28 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen SuperYacht Spares B.V. (SYS) en [persoon01]. SYS vorderde nakoming van een concurrentiebeding, relatiebeding en geheimhoudingsbeding, nadat [persoon01] zijn arbeidsovereenkomst had opgezegd en in dienst was getreden bij Royal Van Lent Shipyard (RVLS). SYS stelde dat [persoon01] door zijn indiensttreding bij RVLS het concurrentiebeding overtrad. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een concurrentiebeding en dat SYS voldoende spoed had bij de vordering. De rechter oordeelde dat [persoon01] het concurrentiebeding overtrad door bij RVLS te werken, maar dat er aanleiding was om het concurrentiebeding gedeeltelijk te schorsen. De duur van de schorsing werd beperkt tot een half jaar. SYS werd veroordeeld tot nakoming van het concurrentiebeding tot 1 juni 2024, met een dwangsom van € 3.000,- per dag voor iedere dag dat [persoon01] nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 250.000,-. De vordering tot nakoming van het relatiebeding en geheimhoudingsbeding werd toegewezen, terwijl de proceskosten werden gecompenseerd.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10826011 \ VV EXPL 23-67
datum uitspraak: 28 december 2023
Vonnis in kort geding van de kantonrechter
in de zaak van
SuperYacht Spares B.V.,
vestigingsplaats: Gorinchem,
eiseres, verweerster in reconventie,
gemachtigde: mr. M.L. de Bruijn,
tegen
[persoon01],
woonplaats: [woonplaats01] ,
gedaagde, eiser in reconventie,
gemachtigde: mr. M.P. Bökkerink-de Koning.
De partijen worden ‘SYS’ en ‘ [persoon01] ’ genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het dossier bestaat uit de volgende processtukken:
  • de dagvaarding van 6 december 2023, met bijlagen;
  • de conclusie van antwoord, tevens eis in reconventie, met bijlagen;
  • het e-mailbericht van SYS van 14 december 2023, met bijlagen;
  • de pleitaantekeningen van [persoon01] .
1.2.
Op 14 december 2023 is de zaak tijdens een mondelinge behandeling besproken. Namens SYS waren daarbij aanwezig: [naam01] , [naam02] en [naam03] , bijgestaan door mr. M.L. de Bruijn. [persoon01] was aanwezig, bijgestaan door mr. M.P. Bökkerink-de Koning.

2.De beoordeling

De zaak in het kort
2.1.
SYS is een onderneming gericht op het uitrusten, gereedmaken en ondersteunen van (luxe) jachten. [persoon01] is op 1 januari 2021 bij SYS in dienst getreden in de functie van [functie01] . Per 1 januari 2022 heeft [persoon01] een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd getekend voor de functie van [functie02] waarin diverse postcontractuele bedingen zijn opgenomen, zoals een concurrentiebeding, een relatiebeding en een informatieclausule (geheimhoudingsbeding). Per augustus 2022 heeft [persoon01] de functie van [functie03] . [persoon01] heeft tegen 1 december 2023 de arbeidsovereenkomst met SYS opgezegd en is op 1 december 2023 in dienst getreden bij Royal Van Lent Shipyard (hierna: RVLS) in de functie van [functie04] . SYS is van mening dat [persoon01] de postcontractuele bedingen overtreedt met zijn indiensttreding bij RVLS. [persoon01] betwist dit.
De vorderingen in conventie
2.2.
SYS vordert in conventie, samengevat, dat [persoon01] wordt veroordeeld om het overeengekomen concurrentiebeding, relatiebeding en/of geheimhoudingsbeding na te komen voor de duur die daarin is opgenomen (een jaar) en dat [persoon01] wordt verplicht om direct zijn werkzaamheden bij RVLS en/of haar zuster- en/of dochterondernemingen te staken en gestaakt te houden gedurende de looptijd van de postcontractuele bedingen, op straffe van een dwangsom van € 10.000,- per dag. Tevens vordert SYS dat [persoon01] wordt veroordeeld in de proceskosten en de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
De vorderingen in reconventie
2.3.
[persoon01] is van mening dat het hem vrij staat om bij RVLS te werken, omdat in een bodemprocedure geoordeeld zal worden dat het concurrentiebeding niet wordt overtreden, of omdat het beding (gedeeltelijk) vernietigd zal worden, of omdat dat SYS er geen rechten aan kan ontlenen. [persoon01] vordert daarom in reconventie, samengevat, primair om het concurrentiebeding (gedeeltelijk) te schorsen in die zin dat het hem is toegestaan om zijn werkzaamheden voor RVLS voort te zetten totdat in een bodemprocedure zal zijn beslist. [persoon01] vordert subsidiair, voor het geval de vordering in conventie (gedeeltelijk) wordt toegewezen, te bepalen dat SYS gehouden is aan [persoon01] maandelijks een vergoeding te voldoen ter hoogte van het laatst genoten maandsalaris per de eerst mogelijke datum en tot het moment dat hierover in een bodemprocedure onherroepelijk is beslist. [persoon01] vordert tevens dat SYS wordt veroordeeld in de proceskosten en de uitspraak uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard.
Het toetsingskader in kort geding
2.4.
Een eis in kort geding kan worden toegewezen als de partij die de voorziening vraagt hierbij zoveel spoed heeft dat die partij de uitkomst van een gewone procedure niet hoeft af te wachten. Bij die beoordeling is van belang hoe aannemelijk het is dat de eis in een gewone procedure wordt toegewezen. Verder moet het belang dat SYS heeft bij toewijzing van de eis worden meegewogen en de gevolgen hiervan voor [persoon01] deze uitspraak later wordt teruggedraaid.
2.5.
SYS heeft voldoende onderbouwd dat zij spoed heeft bij een snelle beslissing. Dit is door [persoon01] ook niet bestreden. Hij heeft zelf ook belang bij een snelle beslissing, omdat hij al aan de slag is gegaan bij RVLS.
Het concurrentiebeding
2.6.
Tussen partijen is niet in geschil dat een concurrentiebeding is overeengekomen. Dit beding luidt als volgt:
“U zult gedurende het dienstverband alsmede gedurende een periode van een jaar na het eindigen van het dienstverband zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Algemeen Directeur van SuperYacht Spares B. V. geen activiteiten ondernemen welke gelijk of gelijksoortig zijn aan de activiteiten van SuperYacht Spares B. V, en/ 'of 'aan haar gelieerde ondernemingen, op welke wijze en in welke vorm dan ook, hetzij op eigen naam, hetzij door middel van en/of in samenwerking met, dan wel in dienstbetrekking bij andere natuurlijke of rechtspersonen. Onder het omschreven verbod is mede begrepen het al dan niet op eigen naam verwerven of bezitten van aandelen in gelijke of gelijksoortige ondernemingen als die van SuperYacht Spares B.V., anders dan op de beurs officieel genoteerde fondsen.”
2.7.
Voor zover [persoon01] stelt dat zijn functie is gewijzigd per augustus 2022, is de kantonrechter van oordeel dat een concurrentiebeding alleen opnieuw schriftelijk moet worden overeengekomen als de functie zodanig wijzigt, dat het beding aanmerkelijk zwaarder is gaan drukken. [persoon01] onderbouwt echter niet dat sprake is van een ingrijpende functiewijziging, zodat het aannemelijk is dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat het concurrentiebeding zijn geldigheid niet heeft verloren.
RVLS is een concurrent
2.8.
[persoon01] is in december 2023 in dienst getreden bij RVLS en heeft daarvoor geen schriftelijke toestemming, dit zelfs uitdrukkelijk niet, gekregen van de heer [naam01] , de algemeen directeur van SYS (hierna: [naam01] ). Volgens SYS is RVLS een concurrent, omdat RVLS naast het bouwen van jachten (wat SYS niet doet) ook jachten repareert en onderhoudt. Dit laatste doet SYS ook als hoofdactiviteit. Beiden leveren dus (reserve)onderdelen aan jachten, zodat volgens SYS RVLS een concurrent is.
2.9.
[persoon01] betwist niet dat RVLS activiteiten verricht die SYS ook verricht, maar stelt dat RVLS een scheepswerf is en geen handelsmaatschappij, zodat geen sprake is van concurrentie. Dat RVLS ook een scheepswerf is, maakt echter niet dat geen sprake kan zijn van concurrentie. Zowel SYS als RVLS leveren immers (reserve)onderdelen aan jachten die door RVLS zijn gebouwd, zodat zij weldegelijk gelijke of soortgelijke activiteiten ondernemen. Dat er veel andere concurrenten zijn die handelen in (reserve)onderdelen van jachten, maakt dit niet anders. De kantonrechter volgt [persoon01] niet in zijn standpunt dat er geen sprake is van concurrentie, omdat het marktaandeel van RVLS inzake (reserve)onderdelen slechts 4% van de totale markt is. SYS heeft daarover tijdens de mondelinge behandeling nog toegelicht dat in dit kleine percentage grote omzetten omgaan. Ter zitting heeft SYS toegelicht dat RVLS haar weldegelijk als concurrent ziet, hetgeen bijvoorbeeld blijkt uit het feit dat SYS niet wordt toegelaten op de werf van RVLS om een jacht te bezoeken (ondanks uitdrukkelijke uitnodiging/verzoek van de eigenaar van dat jacht). Hogerwou heeft beaamd dat er grote geheimhouding wordt betracht bij RVLS om haar positie te beschermen; hij mag ook weinig loslaten over het project waarop hij zal worden ingezet. Op grond van het voorgaande acht de kantonrechter het aannemelijk dat er sprake is van concurrentie tussen RVLS en SYS.
Door indiensttreding bij RVLS schendt [persoon01] het concurrentiebeding
2.10.
Volgens [persoon01] gaat hij bij RVLS geen concurrerende werkzaamheden uitvoeren, omdat hij gedurende zijn eerste jaar met name betrokken zal zijn bij de afbouw van een door RVLS te bouwen schip. [persoon01] heeft echter ook verklaard dat een deel van zijn functie zal zien op de after sales service die RVLS levert aan eigen gebouwde jachten. Nu SYS ook onderdelen aan deze jachten levert, kan [persoon01] daarmee concurrerende werkzaamheden uitvoeren bij RVLS. Daarbij heeft [persoon01] bij RVLS de functie van [functie04] , hetgeen toch suggereert dat hij zich zal bezig houden met het leveren van (reserve)onderdelen aan jachten. Dit betekent dat het voldoende aannemelijk is dat [persoon01] met zijn indiensttreding bij RVLS het concurrentiebeding overtreedt.
SYS kan rechten ontlenen aan het concurrentiebeding
2.11.
De kantonrechter zal eerst het meer subsidiaire verweer van [persoon01] bespreken, dat SYS geen rechten aan het concurrentiebeding kan ontlenen. Als dit verweer slaagt, dan kan SYS immers geen beroep op het concurrentiebeding doen.
2.12.
SYS kan geen rechten ontlenen aan het concurrentiebeding als het eindigen of niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van SYS (artikel 7:653 lid 4 BW). Er moet dus niet alleen sprake zijn van verwijtbaar handelen of nalaten, maar van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door SYS.
2.13.
Volgens [persoon01] ervoer hij de werksfeer bij SYS al geruime tijd als erg onveilig. De omgangsvormen van de directie richting [persoon01] zouden van een onacceptabel niveau zijn. [persoon01] heeft dit standpunt echter, gelet op de betwisting van SYS, onvoldoende onderbouwd. Bovendien heeft [naam01] een – volgens partijen – succesvol mediationtraject met [persoon01] doorlopen en was [persoon01] een coachingstraject gestart, zodat het op de weg van [persoon01] had gelegen om nader te onderbouwen waarom hij desondanks van mening is dat sprake was van een onveilige werksituatie. De door hem gegeven voorbeelden zijn daartoe niet voldoende. De verklaring die [persoon01] heeft overgelegd van een ex-medewerker weegt niet zwaar omdat deze verklaring anoniem is en niet onderbouwd door andere verklaringen, zelfs uitdrukkelijk tegengesproken. Het is gelet hierop niet aannemelijk dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat [persoon01] de arbeidsovereenkomst heeft opgezegd omdat SYS ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten. Dit betekent dat SYS wel rechten kan ontlenen aan het concurrentiebeding.
Het concurrentiebeding wordt gedeeltelijk geschorst
2.14.
[persoon01] stelt zich (subsidiair) op het standpunt dat het concurrentiebeding in een gewone procedure (gedeeltelijk) vernietigd zal worden, zodat hierop vooruitlopend het concurrentiebeding (gedeeltelijk) geschorst moet worden.
2.15.
De rechter kan een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk vernietigen op de grond dat, in verhouding tot het te beschermen belang van de werkgever, de werknemer door dat beding onbillijk wordt benadeeld (artikel 7:653, lid 3, aanhef en sub b, BW).
Bij deze belangenafweging is het uitgangspunt dat partijen gehouden zijn de door hen gemaakte afspraken na te komen. Voor vernietiging is dan ook niet voldoende dat de werknemer een groter belang heeft bij vernietiging van het beding dan de werkgever heeft bij het in stand houden ervan. Voor vernietiging is slechts dan aanleiding indien het belang van de werknemer zodanig zwaarder weegt dat hij door het in stand houden van het beding onbillijk wordt benadeeld. Vooruitlopend hierop kan in een kort geding een concurrentiebeding geheel of gedeeltelijk worden geschorst.
2.16.
[persoon01] betwist dat SYS het belang heeft haar bedrijfsdebiet te beschermen. De kantonrechter is van oordeel dat SYS voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat dat wel het geval is. Volgens SYS is per 1 mei 2019 een van haar ex-werknemers, de heer [naam04] (hierna: [naam04] ), in dienst getreden bij RVLS als [functie04] . Deze overstap is nota bene aanleiding geweest voor SYS om vanaf dat moment een concurrentiebeding op te nemen in arbeidsovereenkomsten. SYS stelt dat [naam04] bij RVLS heeft geholpen om de nieuwe afdeling Refit & Services op te bouwen en daarbij (mede) gebruik heeft gemaakt van de kennis en procedures van SYS. RVLS is hierdoor volgens SYS een directe concurrent geworden. SYS stelt dat zij werkt met hetzelfde computersysteem als RVLS, maar dat haar systeem door de door haar aangebrachte aanpassingen uniek is. Het computersysteem wordt door SYS wekelijks verbeterd en uitgebreid. Hierdoor kan SYS diensten op een efficiënte wijze leveren over de wereld. [persoon01] is bekend met de meest recente informatie uit dit systeem en hij is ook op de hoogte van de ontwikkelingen. SYS stelt ook dat [persoon01] in zijn functie als [functie02] specifieke kennis heeft opgedaan, niet alleen over relaties, maar ook over de verkoopprijzen, strategieën, levertijden en het softwaresysteem.
2.17.
[persoon01] heeft dit voorgaande onvoldoende weersproken. Dat [persoon01] nog maar circa tweeëneenhalf jaar heeft gewerkt bij SYS en nog geen volleerd medewerker was, maakt niet dat [persoon01] geen specifieke kennis of informatie heeft waarmee hij de positie van SYS kan benadelen. [persoon01] had immers te maken met klanten bij SYS en werkte met het computersysteem van SYS, zodat hij weldegelijk over informatie van SYS beschikt die hij aan RVLS kan overdragen. Dat SYS ook andere middelen heeft om haar bedrijfsdebiet te beschermen, zoals het relatie- en geheimhoudingsbeding, maakt niet dat SYS geen belang heeft om haar bedrijfsdebiet door middel van het concurrentiebeding te beschermen.
2.18.
De kantonrechter ziet anderzijds ook het belang [persoon01] om in dienst te kunnen treden bij RVLS. Een werknemer heeft immers vrijheid van arbeidskeuze en [persoon01] voelt zich kennelijk prettiger bij RVLS en kan daar ook meer verdienen, zodat sprake lijkt van een positieverbetering. Dit betekent echter niet zonder meer dat sprake is van onbillijke benadeling bij handhaving van het concurrentiebeding. De kantonrechter stelt bij de beoordeling daarvan voorop dat het de eigen keuze van [persoon01] is geweest om de arbeidsovereenkomst op te zeggen en om vervolgens bij RVLS in dienst te treden, ondanks dat hij er na zijn opzegging door [naam01] in een gesprek op 30 oktober 2023 op is gewezen dat [naam01] niet zal instemmen met een indiensttreding bij RVLS. Voorzover hij tijdens het ondertekenen van de arbeidsovereenkomst bij RVLS in november 2023 nog niet op de hoogte was van de problemen met [naam04] , die hebben geleid tot het concurrentiebeding in zijn arbeidsovereenkomst, doet dat daaraan niet af. [persoon01] wist bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst met RVLS al dat SYS van mening was dat hij het concurrentiebeding overtrad. Hij heeft zelf een risico genomen om toch bij RVLS in dienst te treden.
2.19.
De kantonrechter kan [persoon01] niet volgen in zijn stelling dat het concurrentiebeding te ruim is geformuleerd. Het verbod ziet op concurrerende werkzaamheden, zodat van een algemeen verbod geen sprake is. SYS heeft daarnaast voldoende onderbouwd waarom het beding niet geografisch is beperkt, namelijk omdat zij op de internationale markt opereert voor bedrijven en relaties die wereldwijd gesitueerd zijn. Zeker gelet op zijn leeftijd, geringe werkervaring en brede opleiding, is het niet aannemelijk dat het [persoon01] , door de wijze van formulering van het concurrentiebeding, niet zou lukken om een baan elders te vinden.
2.20.
Dat [persoon01] geen doorgroeimogelijkheden meer had bij SYS, is door [persoon01] onvoldoende onderbouwd. SYS is onderdeel van de Damen Shipyards Group, zodat het niet aannemelijk is dat [persoon01] niet zou kunnen doorgroeien. Dat [persoon01] zelf het idee had niet met een schone lei te kunnen beginnen bij een van de bedrijven in de Damen Shipyards Group, strookt niet met de inspanningen die SYS voor hem heeft ondernomen, namelijk het (succesvol) doorlopen van mediationtraject, het aanbieden van een coach en daarbij nog een jobcoach. [persoon01] hoefde niet weg bij SYS of de Damen Shipyards Group, maar heeft zelf de keuze gemaakt om weg te gaan. Dat [persoon01] nu meer verdient bij RVLS, maakt niet dat hij door het concurrentiebeding onbillijk in zijn belangen is benadeeld.
2.21.
Tegen de achtergrond is het niet aannemelijk dat in een gewone procedure geoordeeld zal worden dat de belangen van [persoon01] onbillijk worden benadeeld en een rechter in een gewone procedure het concurrentiebeding geheel zal vernietigen. De kantonrechter is echter wel van oordeel dat SYS onvoldoende heeft onderbouwd dat haar belang een jaar beschermd moet worden. Dat het computersysteem, wat zij met name graag wil beschermen, pas na een jaar zodanig is veranderd dat een concurrent daaraan geen voordeel meer zal hebben, is onvoldoende aannemelijk gelet op de eigen verklaring van SYS dat iedere week een werknemer acht uur aan dit computersysteem sleutelt en het aanpast. SYS heeft ook onvoldoende onderbouwd dat wat betreft de kennis van de verkoopprijzen, strategieën en levertijden een periode van een jaar noodzakelijk is. Het is voldoende aannemelijk dat deze informatie snel wijzigt. Gelet hierop is de kantonrechter van oordeel dat het belang van SYS om haar bedrijfsdebiet te beschermen na een half jaar minder zwaar weegt dan het belang van [persoon01] , zodat er tegen die tijd wel van onbillijke benadeling sprake kan zijn. De kantonrechter zal daarom het concurrentiebeding schorsen vanaf 1 juni 2024. De (primaire) reconventionele vordering van [persoon01] wordt dus in zoverre toegewezen.
[persoon01] wordt veroordeeld om het concurrentiebeding gedeeltelijk na te komen
2.22.
De in conventie gevorderde nakoming van het concurrentiebeding is gelet op wat hiervoor is overwogen toewijsbaar tot 1 juni 2024. Een vordering tot nakoming heeft geen constitutief karakter, zodat dit in kort geding kan worden toegewezen. Omdat [persoon01] het concurrentiebeding moet nakomen is er ook voldoende grond om [persoon01] te verplichten om met onmiddellijke ingang zijn werkzaamheden bij RVLS te staken en gestaakt te houden tot 1 juni 2024. SYS vordert dat aan deze verplichting een dwangsom wordt verbonden, omdat [persoon01] – vanwege het ontbreken van een boete in het concurrentiebeding – anders geen prikkel heeft om het concurrentiebeding na te komen. De kantonrechter ziet voldoende reden om de gevorderde dwangsom toe te wijzen, omdat [persoon01] al in dienst is getreden bij RVLS en zich dus niet aan het concurrentiebeding houdt. De kantonrechter zal de dwangsom matigen tot een bedrag van € 3.000,- per dag en een maximum van € 250.000,-
Er wordt geen vergoeding aan [persoon01] toegekend
2.23.
Het is niet aannemelijk dat in een gewone procedure een vergoeding als bedoeld in artikel 7:653 lid 5 BW zal worden toegekend aan [persoon01] voor de duur dat het concurrentiebeding niet is geschorst. Daarvan zou sprake kunnen zijn als het concurrentiebeding [persoon01] in belangrijke mate zou belemmeren om anders dan bij SYS in dienst te zijn. [persoon01] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij geen andere baan dan bij RVLS kan hebben. Dit deel van de (subsidiaire) reconventionele vordering wordt daarom afgewezen.
Nakoming relatiebeding en geheimhoudingsbeding
2.24.
SYS vordert ook dat [persoon01] wordt veroordeeld om het relatiebeding en geheimhoudingsbeding na te komen. [persoon01] erkent dat hij het relatie- en geheimhoudingsbeding moet nakomen en zegt dat ook te (willen) doen. [persoon01] is van mening dat hij niet veroordeeld hoeft te worden om dit na te komen. SYS heeft echter voldoende toegelicht dat zij wel belang heeft bij een veroordeling van [persoon01] om deze bedingen na te komen, omdat [persoon01] tijdens zijn baan bij RVLS al contact heeft gehad met een relatie van SYS. De vordering tot nakoming van deze bedingen wordt daarom toegewezen. SYS heeft geen dwangsom aan de vordering tot nakoming van deze bedingen verbonden, zodat wat [persoon01] hierover heeft aangevoerd niet besproken hoeft te worden.
Proceskosten in conventie en in reconventie
2.25.
Partijen zijn over en weer gedeeltelijk in het (on)gelijk gesteld. Daarom worden de proceskosten in zowel conventie als in reconventie gecompenseerd (artikel 237 Rv). Dat betekent dat zij geen vergoeding hoeven te betalen voor de kosten die de andere partij heeft gemaakt.
Uitvoerbaar bij voorraad in conventie en in reconventie
2.26.
Dit vonnis wordt uitvoerbaar bij voorraad verklaard (artikel 233 Rv).

3.De beslissing

De kantonrechter:
in conventie
3.1.
veroordeelt [persoon01] tot nakoming van het overeengekomen concurrentiebeding tot 1 juni 2024 en veroordeelt [persoon01] tot nakoming van het overeengekomen relatiebeding en geheimhoudingsbeding voor de duur die daarin is opgenomen;
3.2.
veroordeelt [persoon01] om met onmiddellijke ingang tot 1 juni 2024 zijn werkzaamheden voor Royal Van Lent Shipyard b.v. en/of aan haar zuster- en/of dochterondernemingen te staken en gestaakt te houden, op straffe van een dwangsom van € 3.000,- per dag voor iedere dag dat [persoon01] nalaat hieraan te voldoen, met een maximum van € 250.000,-;
3.3.
wijst al het anders gevorderde af;
in reconventie
3.4.
schorst het tussen partijen overeengekomen concurrentiebeding vanaf 1 juni 2024, in die zin dat [persoon01] is toegestaan zijn werkzaamheden voor RVLS voort te zetten totdat hierover in een gewone procedure onherroepelijk is beslist;
3.5.
wijst al het anders gevorderde af;
in conventie en in reconventie
3.6.
bepaalt dat partijen de eigen proceskosten dragen;
3.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.P.M. Jurgens en in het openbaar uitgesproken.
31688