ECLI:NL:RBROT:2023:12681

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
20 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/4925
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning WIA-uitkering en duurzaamheid van arbeidsongeschiktheid in bestuursrechtelijke context

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 20 december 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (Uwv) over de toekenning van een WIA-uitkering. Eiser, die eerder als vrachtwagenchauffeur werkte, had zich ziek gemeld vanwege psychische klachten en andere gezondheidsproblemen. Het Uwv had hem een loongerelateerde werkhervattingsuitkering (WGA) toegekend, maar eiser betwistte de duurzaamheid van zijn arbeidsongeschiktheid en stelde dat hij recht had op een IVA-uitkering. Eiser voerde aan dat het Uwv zijn hoorplicht had geschonden en dat het expertiserapport onzorgvuldig tot stand was gekomen door een taalbarrière. De rechtbank oordeelde dat het Uwv voldoende inspanningen had geleverd om contact met eiser te krijgen over de hoorzitting en dat de conclusies van de verzekeringsarts zorgvuldig waren onderbouwd. De rechtbank concludeerde dat eiser op de datum in geding wel volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was, en dat het Uwv terecht geen IVA-uitkering had toegekend. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en het bestreden besluit bleef in stand.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/4925

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 20 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiser] , uit [plaats] , eiser,

gemachtigde: mr. P.A.J. van Putten,
en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

het Uwv,
gemachtigde: mr. C. Nobel.

Inleiding

Bij besluit van 31 januari 2022 (het primaire besluit) heeft het Uwv aan eiser op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) per 3 februari 2022 een loongerelateerde werkhervattingsuitkering gedeeltelijk arbeidsgeschikten (WGA-uitkering) naar een mate van arbeidsongeschiktheid van 80 tot 100% toegekend.
Bij besluit van 15 juni 2022 (het bestreden besluit) heeft het Uwv het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het Uwv heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft een nader stuk ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: De zoon van eiser, ook genaamd [naam zoon] , de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het Uwv. Eiser zelf was afwezig.

Totstandkoming van het besluit

1.1.
Eiser is laatstelijk werkzaam geweest als vrachtwagenchauffeur voor 60 uur per week. Op 6 februari 2020 heeft hij zich vanuit een situatie van werkloosheid ziek gemeld vanwege psychische klachten, oogklachten en huidklachten aan zijn benen. Het Uwv heeft eiser vanaf 7 mei 2020 een uitkering op grond van de Ziektewet toegekend.
1.2.
Op 23 juli 2021 heeft eiser een Wet WIA-uitkering aangevraagd. Ten behoeve van de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid in aansluiting op de toepasselijke wachttijd heeft de (verzekerings)arts eiser op 25 januari 2022 op het spreekuur gezien. In zijn rapport van 29 januari 2022 heeft de (verzekerings)arts geconcludeerd dat eiser
een ernstige psychische ziekte heeft (PTSS), waarvoor hij begeleiding krijgt. Zijn herstel stagneert omdat de juiste aanvullende behandeling nog niet is gevonden. Het is niet geheel duidelijk waardoor dit komt. Daarnaast ervaart eiser hierdoor psychische belemmeringen die plausibel zijn gezien zijn ziekte en ook consistent zijn met het dagverhaal en de informatie van de behandelaars van eiser. Eiser heeft volgens de (verzekerings)arts geen benutbare mogelijkheden omdat hij voldoet aan de criteria van één van de uitzonderingscategorieën volgens het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Eiser heeft onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren op micro-, meso- en macroniveau en heeft forse beperkingen op het gebied van conflicthantering. Omdat eiser nog geen passende behandeling heeft gehad, vond de (verzekerings)arts het lastig om vast te stellen welke psychische ziektebeelden nu precies op de voorgrond staan, om te duiden waar de stagnatie in het herstel door komt en wat de prognose is van de belastbaarheid. De (verzekerings)arts heeft een psychiatrische expertise aangevraagd om aan de hand daarvan de prognose vast te stellen en te beoordelen of een herbeoordeling nodig is.
1.3.
Verweerder heeft vervolgens onder verwijzing naar het rapport van de (verzekerings)arts het primaire besluit genomen.
1.4.
Na de ontvangst van het expertiserapport van Psyon van 20 april 2022 heeft de (verzekerings)arts in zijn aanvullende rapport van 15 juli 2022 geconcludeerd dat er bij eiser meerdere diagnoses spelen, posttraumatisch stress syndroom (PTSS) en daarbij aanpassingsklachten/stoornis/slechte coping, waardoor eiser nu geheel vast loopt in zijn leven op meerdere niveaus. Voor alle diagnoses is er volgens de (verzekerings)arts een behandeling, waarbij verwacht kan worden dat dit de klachten van eiser en zijn belastbaarheid zal verbeteren. Daarom zal eiser geen uitkering op grond van de Inkomensverzekering voor volledig en duurzaam arbeidsongeschikten (IVA-uitkering) worden toegekend. Verder heeft de (verzekerings)arts met eiser besproken dat het noodzakelijk is dat hij nu een behandeling gaat volgen.
2.1.
In het kader van de heroverweging in bezwaar heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in zijn rapport van 1 juni 2023 uiteengezet dat de beperkingen van eiser niet duurzaam zijn. Hij heeft daartoe overwogen dat de conclusies van de (verzekerings) arts (in zijn aanvullende rapport van 15 juli 2022) voornamelijk zijn gebaseerd op de inhoud van de psychiatrische expertise. De psychiater is op zorgvuldige wijze tot zijn conclusies gekomen. Belangrijk daarbij is dat de psychiater vaststelt dat er sprake is van lichte problematiek die niet gepaard gaat met ernstige medische beperkingen. De psychiater adviseert vervolgens een behandeltraject volgens de ‘GGZ-standaard aanpassingsstoornis’. Voorts geeft de psychiater aan dat de prognose (betrekkelijk) gunstig is en dat eiser inadequaat herstelgedrag vertoont. De expertise biedt voldoende fundering om de conclusie van de (verzekerings)arts te volgen dat er geen sprake is van duurzaamheid van de medische beperkingen. In reactie op de brief van GGZ Integraal van 29 maart 2023, die door eiser op 19 mei 2023 is overlegd, merkt de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat de (verzekerings)arts in zijn laatste rapport mede uitgaat van de diagnose PTSS, naast de diagnoses die de psychiater in het expertiserapport heeft gesteld, en die ook door GGZ Integraal als hoofd diagnose wordt genoemd. Ook voor PTSS zijn er behandelingen mogelijk. Eiser volgt op dat moment ook een dergelijke behandeling. De verzekeringsarts bezwaar en beroep kan het bezwaar van eiser over het taalprobleem niet volgen, omdat in het expertiserapport staat dat er gepland was om tijdens het gesprek gebruik te maken van een onafhankelijke tolk van het tolk en vertaalcentrum Nederland (TVcN). Eiser had echter van tevoren aangegeven tolken niet te vertrouwen, waardoor er akkoord is gegaan het gesprek zonder de tolk te voeren zolang eiser de Nederlandse taal voldoende machtig bleek. Dit was volgens de psychiater het geval.
2.2.
Vervolgens heeft het Uwv onder verwijzing naar het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep het bestreden besluit genomen. Daarbij heeft het Uwv over het niet houden van een hoorzitting overwogen dat eiser de op 3 oktober 2022 geplande hoorzitting heeft afgezegd en heeft verzocht de bezwaarprocedure aan te houden in afwachting van het behandeltraject dat hij vanaf 14 oktober 2022 zou gaan volgen bij een behandelaar die zijn eigen taal spreekt (Farsi). Eiser wilde met informatie over dit behandeltraject aantonen wat zijn feitelijke situatie is als tegenbewijs ten opzichte van het expertise rapport van verweerder. Op 19 mei 2023 heeft verweerder de medische informatie van de behandelaar van eiser ontvangen.

Standpunten van partijen

3.1.
Eiser betoogt dat hij duurzaam arbeidsongeschikt is en daarom in aanmerking komt voor een IVA-uitkering. Volgens eiser heeft het Uwv zijn hoorplicht geschonden, omdat eiser nooit afstand heeft gedaan van zijn recht om te worden gehoord. Volgens eiser is het expertiserapport onzorgvuldig tot stand gekomen, omdat er sprake is van een taalbarrière en er geen gebruik is gemaakt van een tolk. Niet kan worden vastgesteld of eiser de vragen van de psychiater heeft begrepen en heeft beantwoord zoals hij daadwerkelijk bedoelde. Ook vanwege een tweetal artikelen in de media heeft eiser twijfels over het expertiserapport. Daarnaast stelt eiser dat de brief van GGZ Integraal van 29 maart 2023, in tegenstelling tot wat de verzekeringsarts bezwaar en beroep zegt, niet in lijn ligt met de psychiatrische expertise en de verzekeringsgeneeskundige conclusie. In beroep heeft eiser een brief van GGZ Integraal van 26 oktober 2023 overgelegd. Uit de informatie van GGZ Integraal blijkt volgens eiser niet dat er verbetering in eisers situatie is te verwachten. Met een beroep op het Korošec-arrest verzoekt eiser de rechtbank om een onderzoek door een onafhankelijke deskundige (een psychiater) te laten verrichten.
3.2.
Bij verweerschrift van 5 september 2023 heeft het Uwv onder overlegging van kopieën van de genoemde e-mailberichten en telefoonrapporten, uiteengezet dat de geplande hoorzitting op 3 oktober 2022 geen doorgang vond op verzoek van eiser en dat de medewerkster bezwaar op 22 december 2022 een e-mailbericht aan de gemachtigde van eiser heeft gezonden met het verzoek om op korte termijn te laten weten of er nog aanvullende medische informatie zou worden ingediend en of er nog prijs werd gesteld op een hoorzitting. Op 19 mei 2023 is aanvullende medische informatie ingediend, daarbij is niet aangegeven of nog prijs werd gesteld op een hoorzitting. Vervolgens heeft de medewerkster bezwaar op 25 mei 2023 twee keer telefonisch contact opgenomen met het kantoor van de gemachtigde van eiser met de vraag of er nog prijs werd gesteld op een hoorzitting. Omdat de medewerkster bezwaar op 6 juni 2023 nog steeds geen reactie had ontvangen, heeft zij op 6 juni 2023 nogmaals gebeld. Daarbij heeft zij aangegeven dat, als zij binnen een week nog steeds niets zou vernemen, zij de zaak zal af doen op de stukken. Toen zij op 15 juni 2023 nog steeds niets had vernomen, is de beslissing op bezwaar genomen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (de Raad) met nummer ECLI:NL:CRVB:2016:3559, meent het Uwv dat op goede gronden is aangenomen dat geen prijs werd gesteld op een hoorzitting.
Het Uwv wijst erop dat eiser naar aanleiding van het conceptrapport dat hem door de psychiater is toegezonden, gebruik heeft gemaakt van zijn correctierecht. Daarbij heeft eiser geen opmerkingen gemaakt over een eventuele onjuistheid van het rapport vanwege communicatieproblemen. Verweerder meent dat de expertise zorgvuldig is verricht. De psychiater heeft in het rapport van 20 april 2022 helder gemotiveerd hoe zij tot de gestelde diagnose is gekomen en waarom zij de diagnose PTSS binnen het onderhavige onderzoek niet kon bevestigen. Het enkele feit dat in het rapport van Psyon een andere diagnose wordt gesteld dan de diagnose die de behandelaar van eiser heeft gesteld, maakt niet dat het rapport ondeugdelijk is.
Voor een reactie op het krantenartikel uit de Groene Amsterdammer verwijst het Uwv naar de antwoorden van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 juni 2022 op de Kamervragen van het lid Van Kent (SP) over het bericht ‘Allemaal dezelfde stempel van de commerciële keuringsarts’.
Van een ongelijkheid in procespositie zoals in het arrest Korosec-arrest bedoeld, is volgens het Uwv geen sprake. Eiser heeft geen onderbouwing gegeven voor zijn stelling dat hij belemmeringen heeft ondervonden bij de onderbouwing van zijn standpunt. De benoeming van een onafhankelijke deskundige acht het Uwv niet noodzakelijk.

Wettelijk kader

4. Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van het tweede lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medisch stabiele of verslechterende situatie.
Op grond van het derde lid wordt onder duurzaam mede verstaan een medische situatie waarbij op lange termijn een geringe kans op herstel bestaat.

Vaste rechtspraak

5.1.
Volgens vaste rechtspraak van de Raad [1] dient de verzekeringsarts zich een oordeel te vormen over de duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid in de zin van artikel 4 van de Wet WIA, waarbij hij een inschatting dient te maken van de herstelkansen in de zin van een verbetering van de functionele mogelijkheden van de betrokken verzekerde. Bij de beantwoording van de vraag of sprake is van duurzaamheid gaat het om een inschatting van de toekomstige ontwikkelingen van de arbeidsbeperkingen. Dit brengt mee dat de inschatting van de verzekeringsarts van de kans op herstel in het eerste jaar en daarna dient te berusten op een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij de betreffende individuele verzekerde aan de orde zijn. Als de inschatting van de kans op herstel berust op een (ingezette) medische behandeling, is een onderbouwing vereist die ziet op het mogelijke resultaat daarvan voor de individuele verzekerde.
5.2.
Het is ook vaste rechtspraak van de Raad [2] dat het, indien een verzekerde in beroep komt tegen een besluit waarbij op basis van een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep is vastgesteld dat geen sprake is van duurzaamheid van de arbeidsongeschiktheid, aan de verzekerde is om zijn standpunt dat de prognose van de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet deugdelijk was voldoende te onderbouwen.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat eiser op de datum in geding, te weten 3 februari 2022, volledig arbeidsongeschikt is. In geschil is de vraag of de volledige arbeidsongeschiktheid van eiser geacht moet worden duurzaam te zijn, zodat hij recht heeft op een IVA-uitkering in plaats van een WGA-uitkering.
6.2.
Over de grond dat het Uwv zijn hoorplicht heeft geschonden, wordt het volgende overwogen. Met wat onder 3.2. ten aanzien van de hoorplicht is weergegeven heeft het Uwv overtuigend uiteengezet dat hij voldoende moeite heeft gedaan om met (de gemachtigde van) eiser in contact te komen over de vraag of nog prijs werd gesteld op het houden van een hoorzitting. Niet is betwist dat (de gemachtigde van) eiser niet heeft gereageerd op het e-mailbericht van de medewerker van het Uwv van 22 december 2022. In voornoemd e-mailbericht is gevraagd of er nog prijs werd gesteld op een hoorzitting. Evenmin is betwist dat niet is gereageerd op de telefonische contacten van de medewerker van het Uwv met het kantoor van de gemachtigde van eiser op 25 mei 2023 en op 6 juni 2023. Tijdens de telefonische contacten op 25 mei 2023 had de secretaresse meegedeeld de gemachtigde van eiser te vragen om terug te bellen over de vraag of het nog gewenst was een hoorzitting te laten plaatsvinden. In het telefonische contact op 6 juni 2023 heeft de medewerker van het Uwv de telefoniste van het kantoor van de gemachtigde van eiser erop gewezen dat het al vele malen is mislukt om met de gemachtigde van eiser in contact te komen en dat als de gemachtigde niet in die week zou terugbellen, de zaak mogelijk afgerond zal worden zonder verder overleg. De telefoniste had meegedeeld dit door te geven. Onder deze omstandigheden heeft het Uwv eiser niet nogmaals uit hoeven nodigen voor een hoorzitting. Desgevraagd heeft de gemachtigde op de zitting van 13 november 2023 ook niet duidelijk kunnen maken waarom hij nooit heeft gereageerd op verweerder. De enkele stelling dat hij alleen het contact in mei 2023 terug heeft kunnen vinden in zijn administratie, is daartoe onvoldoende.
6.3.
Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op een anamnese, dossieronderzoek, gegevens van de behandelend sector, eigen psychisch onderzoek door de verzekeringsarts, dat wat in het bezwaarschrift naar voren is gebracht en een expertise van een door verweerder ingeschakelde (onafhankelijke) deskundige. De rechtbank heeft geen gronden om aan te nemen dat het onderzoek niet op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
6.4.
Het betoog van eiser dat het expertiserapport onzorgvuldig tot stand is gekomen omdat er sprake is van een taalbarrière en er geen gebruik is gemaakt van een tolk, slaagt niet. Eiser heeft gebruik gemaakt van zijn inzage- en correctierecht. Daarbij heeft hij niet aangegeven dat en wat er door een eventuele taalbarrière niet juist in het expertiserapport zou zijn opgenomen. Ook in beroep is er tot en met de behandeling ter zitting niet inhoudelijk aangegeven wat er onjuist is opgenomen in het rapport of wat door de psychiater onjuist zou zijn begrepen. In wat eiser verder heeft aangevoerd ziet de rechtbank evenmin aanknopingspunten om te oordelen dat het expertiserapport onzorgvuldig tot stand is gekomen.
6.5.
Wat eiser in beroep heeft aangevoerd geeft verder ook geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt voor onjuist te houden. De rechtbank is niet gebleken dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onvolledig beeld heeft gehad van de medische situatie van eiser op de datum in geding, 3 februari 2022. Wat eiser heeft aangevoerd legt – zonder af te doen aan de door hem ervaren klachten – tegenover het gemotiveerde medisch oordeel van de (verzekerings)arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de getrokken conclusies. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat verweerders (verzekerings)arts er in zijn aanvullende rapport van 15 juli 2022 van is uitgegaan dat er bij eiser meerdere diagnoses spelen: PTSS, aanpassingsklachten/stoornis/slechte coping en dat er voor al die diagnoses een behandeling is, waarbij verwacht kan worden dat dit de klachten van eiser en zijn belastbaarheid zal verbeteren. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 1 juni 2023 dus terecht opgemerkt dat de (verzekerings)arts, naast de diagnoses die de psychiater in het expertiserapport heeft gesteld, mede is uitgegaan van de diagnose PTSS, die door GGZ Integraal als hoofddiagnose is genoemd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft erop gewezen dat er ook voor PTSS behandelingen mogelijk zijn. Dat wordt ook bevestigd door de brief van GGZ Integraal van 29 maart 2023, waaruit blijkt dat eiser inmiddels voor onder meer de PTSS in behandeling is gekomen. De rechtbank overweegt dan ook dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de inschatting van de mogelijkheden tot verbetering van de belastbaarheid van eiser, gelet op het beoordelingskader en op basis van een concrete en deugdelijke afweging van de feiten en omstandigheden die bij eiser aan de orde zijn, op inzichtelijke wijze heeft onderbouwd. Eiser heeft in beroep verder geen medische gegevens verstrekt die aanknopingspunten bieden voor twijfel over het verzekeringsgeneeskundig oordeel. De brief van GGZ Integraal van 26 oktober 2023 werpt geen nieuw licht op de medische situatie van eiser op de datum in geding.
6.6.
Uit het voorgaande volgt dat het Uwv de duurzaamheid van eisers beperkingen correct heeft vastgesteld. De rechtbank wijst het verzoek van eiser om over te gaan tot het benoemen van een deskundige zoals bedoeld in artikel 8:47 van de Algemene wet bestuursrecht dan ook af. De rechtbank heeft dit verzoek beoordeeld aan de hand van de zogenoemde drietrapsraket die voortvloeit uit de uitspraak van de Raad van 30 juni 2017. [3] In deze uitspraak is het Korošec-arrest geduid voor zaken als die van eiser. Volgens die drietrapsraket dient eerst de zorgvuldigheid van de besluitvorming van verweerder door de rechtbank te worden beoordeeld: de rapporten van de verzekeringsartsen moeten blijk geven van een zorgvuldig onderzoek en moeten deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Vervolgens moet worden bezien of er evenwicht bestaat tussen partijen met betrekking tot de mogelijkheid om bewijsmateriaal aan te dragen. Indien op grond van het geheel aan gegevens wordt vastgesteld dat geen equality of arms bestaat, zal de rechtbank moeten waarborgen dat dit evenwicht wordt hersteld. Indien sprake is van evenwicht dient tenslotte een inhoudelijke beoordeling plaats te vinden. Als eiser door zijn gemotiveerde betwisting twijfel heeft doen ontstaan aan de verzekeringsgeneeskundige beoordeling en deze na een eventuele reactie van het Uwv niet is weggenomen, kan daarin reden bestaan een (medisch) deskundige te benoemen. Uit wat hiervoor is overwogen volgt dat de rechtbank niet twijfelt aan de zorgvuldigheid van de besluitvorming van het Uwv, omdat de rapporten van de (verzekerings)arts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep blijk geven van zorgvuldig onderzoek en daarnaast deugdelijk gemotiveerd, inzichtelijk en consistent zijn. Daarnaast heeft eiser voldoende de mogelijkheid en gelegenheid gekregen om in beroep het standpunt van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te betwisten. De rechtbank ziet daarom geen aanleiding om over te gaan tot het benoemen van een deskundige.
6.7.
Het Uwv heeft terecht geoordeeld dat eiser op de datum in geding wel volledig maar niet duurzaam arbeidsongeschikt was en dus terecht geen IVA-uitkering aan hem toegekend.

Conclusie en gevolgen

7.1.
Het beroep moet ongegrond worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
7.2.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiser het griffierecht niet terug. Er is geen aanleiding voor een vergoeding van proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 20 december 2023.
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie onder meer de uitspraak van de Raad van 4 februari 2009, ECLI:NL:CRVB:2009:BH1896.
2.Bijvoorbeeld de uitspraak van 1 oktober 2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BN9226).