ECLI:NL:RBROT:2023:12679

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
1 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
C/10/667339 / JE RK 23-2457
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige

In deze beschikking van de kinderrechter van de Rechtbank Rotterdam, gedateerd 1 december 2023, wordt de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van de minderjarige [kind01] behandeld. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de ouders, [naam01] (de moeder) en [naam02] (de vader), belast zijn met het ouderlijk gezag over [kind01], die in een gezinshuis verblijft. De kinderrechter heeft eerder al maatregelen getroffen, waaronder een ondertoezichtstelling en een machtiging tot uithuisplaatsing, die op 17 februari 2023 en 29 juni 2023 zijn verleend en verlengd tot 7 december 2023.

De gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West heeft op 18 oktober 2023 een verzoek ingediend om de ondertoezichtstelling van [kind01] te verlengen voor een jaar en om de machtiging tot uithuisplaatsing te verlengen voor twaalf maanden. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 december 2023 waren de moeder en haar advocaat aanwezig, terwijl de vader en zijn advocaat niet verschenen. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de vader correct was opgeroepen, maar niet aanwezig was vanwege autopech.

De kinderrechter heeft in zijn beoordeling geconcludeerd dat de wettelijke criteria voor verlenging van de ondertoezichtstelling zijn voldaan, gezien de ernstige bedreiging van de ontwikkeling van [kind01]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling te verlengen tot 7 december 2024 en de machtiging tot uithuisplaatsing tot 7 april 2024. Het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen is afgewezen, omdat er al een zorgregeling bestaat die niet altijd wordt nagekomen. De kinderrechter heeft ook een vervolgdatum vastgesteld voor de behandeling van het overige verzoek.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaaknummer: C/10/667339 / JE RK 23-2457
Datum uitspraak: 1 december 2023
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming West,
gevestigd te Dordrecht, hierna te noemen de GI,
vertegenwoordigd door
het Landelijk Expertise Team Jeugdbescherming,
gevestigd te Utrecht, hierna eveneens te noemen: de GI,
over
[kind01],
geboren op [geboortedatum01] 2018 in [geboorteplaats01], hierna te noemen [kind01].
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[naam01],
hierna te noemen de moeder, wonende in [woonplaats01],
advocaat mr. A.J.H.M. Hopmans te Rotterdam,
[naam02],
hierna te noemen de vader, wonende in [woonplaats02],
advocaat mr. E.C.A.E. Verschuren te Gilze.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 18 oktober 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • het gewijzigde verzoekschrift van de GI van 28 november 2023;
  • het verweerschrift van de advocaat van de vader van 27 november 2023;
  • een e-mailbericht met bijlagen van de advocaat van de moeder van 29 november 2023, binnengekomen bij de rechtbank op diezelfde datum;
  • de pleitaantekeningen van de advocaat van de vader, binnengekomen bij de rechtbank op 1 december 2023.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 1 december 2023. Daarbij waren aanwezig:
  • de moeder met haar advocaat;
  • een tweetal vertegenwoordigsters van het LET, [naam 1] en
[naam 2].
De vader en zijn advocaat zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de vader en de advocaat wel juist zijn opgeroepen. De advocaat kon door autopech niet aanwezig zijn, maar heeft de kinderrechter tijdens de zitting haar pleitaantekeningen toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [kind01].
2.2.
[kind01] verblijft in een gezinshuis.
2.3.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 17 februari 2023 de ondertoezichtstelling van [kind01] verlengd tot 7 december 2023. Bij beschikking van 29 juni 2023 is een machtiging verleend [kind01] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een gezinsgerichte voorziening. Deze is nadien verlengd tot 7 december 2023.

3.Het verzoek

3.1.
De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [kind01] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een gezinsgerichte voorziening voor de duur van twaalf maanden.
De GI verzoekt de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

4.De standpunten

4.1.
Ter zitting heeft de GI het verzoek gehandhaafd en als volgt toegelicht. Na de zitting van 14 september 2023 heeft het LET de betrokkenen benaderd voor onderzoek. De GI heeft een instantie gevonden genaamd Instituut van der Stam die een perspectiefonderzoek kan uitvoeren. Als de gemeente groen licht geeft kan dat onderzoek medio februari/maart worden gestart. Er is inmiddels iemand van Bemoeizorg betrokken bij de moeder. De GI heeft gekeken naar het voorgestelde netwerkpleeggezin, maar dit bleek geen passende plek. Sinds 2 november jl. is de samenwerking tussen de vader en de GI gestagneerd. Contact krijgen met de vader blijkt lastig. Op 13 november is de vader niet bij het omgangsmoment gekomen. Hierna is het niet meer gelukt om een vervolgafspraak in te plannen.
4.2.
Door en namens de moeder is geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De moeder voert wel verweer tegen de duur van de machtiging uithuisplaatsing. Zij zou graag een verlenging willen voor de duur van zes maanden, zodat er een tussentijds toetsmoment is. De moeder heeft zich aangemeld bij een instelling waar zij de traumatherapie kan voorzetten, waar zij vrijwel direct kan beginnen. De komende maanden zullen er flinke stappen worden gezet. De moeder wil eerst aan zichzelf werken, voordat er wordt gewerkt aan een terugplaatsing.
4.3.
De advocaat van de vader heeft schriftelijk verweer gevoerd. Het verzoek van de GI is niet-ontvankelijk, omdat het verzoek ziet op het halfbroertje van [kind01]. Verder is er onvoldoende grond voor een verlenging van de ondertoezichtstelling alsook de uithuisplaatsing. Indien de kinderrechter beslist om de maatregelen te verlengen, vraagt de vader om een verlenging voor de duur van drie manden. Tot slot verzoekt de vader een zorgregeling vast te stellen

5.De beoordeling

5.1.
Op basis van de stukken en de mondelinge behandeling is de kinderrechter van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke criteria genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW).
5.2.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [kind01] nog altijd ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Op dit moment verblijft [kind01] samen met zijn broer [naam 3] in een gezinshuis, waar het goed met ze gaat. Zij ontwikkelen zich daar goed. De moeder erkent dat zij de zorg- en opvoedingstaken nog niet op zich nemen, omdat de situatie nog onvoldoende gewijzigd is. De komende periode blijft zij hard aan het werk om daar verbetering in aan te brengen, bijvoorbeeld door het volgen van intensieve therapie. Voorts start op afzienbare termijn het perspectiefonderzoek dat meer duidelijkheid zal moeten bieden over het perspectief van [kind01] en de eventuele hulpverlening die daar verder voor nodig zal zijn. Gelet op de huidige stand van zaken en de voorgeschiedenis, acht de kinderrechter een verlenging van de ondertoezichtstelling voor de duur van een jaar aangewezen. Niet te verwachten is dat de taak van de GI binnen deze periode zal zijn afgerond.
5.3.
De machtiging tot uithuisplaatsing zal worden verlengd voor de duur van vier maanden. Na verloop van deze periode zal worden bezien wat de resultaten zijn van de behandeling van de moeder en het perspectiefonderzoek. Dan zal worden besproken hoe het vervolgtraject vormgegeven moet worden. Het overig verzochte wordt aangehouden.
5.4.
Ten aanzien van het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen overweegt de kinderrechter dat er reeds een zorgregeling is, die volgens de informatie van de GI niet steeds door de vader wordt nagekomen. De afgelopen weken is de GI er bovendien niet in geslaagd om met de vader in contact te komen. Ook ter zitting is de vader, zonder bericht van verhindering, niet verschenen. Onder die omstandigheden is er geen aanleiding om een andere zorgregeling vast te stellen dan die reeds voorhanden is. Het verzoek van de vader zal dan ook worden afgewezen.

6.De beslissing

De kinderrechter:
6.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van [kind01] tot 7 december 2024;
6.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [kind01] in een gezinsgerichte voorziening tot 7 april 2024;
6.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het verzoek van de vader om een zorgregeling vast te stellen af;
en alvorens verder te beslissen:
6.5.
houdt de behandeling van het verzoek voor het overige verzochte aan en bepaalt dat de GI, mr. A.J.H.M. Hopmans, mr. E.C.A.E. Verschuren, de moeder en de vader zullen worden gehoord ter zitting van
26 maart2024 om 9.30 uur, welke zitting wordt gehouden
in het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100-125;
6.6.
de zitting zal op laatstgenoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden worden behandeld door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter;
6.7.
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de GI, mr. A.J.H.M. Hopmans, mr. E.C.A.E. Verschuren, de moeder en de vader;
6.8.
verzoekt de GI uiterlijk een week voor genoemde zittingsdatum de kinderrechter een briefrapportage over de stand van zaken te doen toekomen.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 1 december 2023 door mr. W.J. Loorbach, kinderrechter, in aanwezigheid van K.F.G. van Leeuwen als griffier, en op schrift gesteld op 15 december 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en de belanghebbende(n) aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Den Haag.