ECLI:NL:RBROT:2023:12678

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
ROT 23/216
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Socialezekerheidsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag wegens geen toegenomen beperkingen uit dezelfde ziekteoorzaak

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank Rotterdam het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering in verband met toegenomen klachten. Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 11 februari 2021 afgewezen, en bij het bestreden besluit van 2 januari 2022 is deze afwijzing gehandhaafd. De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, alsook de gemachtigde van het UWV aanwezig waren.

Eiseres, die sinds 10 januari 2017 uitgevallen is als pedagogisch medewerker, had eerder een WIA-uitkering ontvangen, maar deze werd beëindigd per 7 januari 2021. Eiseres meldde op 8 juni 2020 dat haar klachten waren toegenomen, wat leidde tot een medisch onderzoek door het UWV. De verzekeringsarts concludeerde echter dat er geen toegenomen beperkingen waren ten opzichte van de eerdere beoordeling. Eiseres betoogde in beroep dat haar medische situatie ernstiger was dan het UWV had aangenomen en dat de informatie van haar reumatoloog onjuist was geïnterpreteerd.

De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres per 10 juni 2020 geen toegenomen beperkingen had die voortkwamen uit dezelfde ziekteoorzaak als waarmee zij eerder de wachttijd had volmaakt. De rechtbank volgde de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep en oordeelde dat eiseres niet met nieuwe medische gegevens had aangetoond dat haar gezondheidstoestand op de datum in geding anders was dan vastgesteld. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond, waardoor het bestreden besluit in stand bleef en eiseres geen griffierecht of proceskostenvergoeding ontving.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM
Bestuursrecht
zaaknummer: ROT 23/216

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 december 2023 in de zaak tussen

[naam eiseres] , uit [plaats] , eiseres,

gemachtigde: mr. A.T. Meijhuis,
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(het UWV), verweerder,
gemachtigde: mr. C. Nobel.

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen de afwijzing van haar aanvraag om een WIA-uitkering [1] in verband met toegenomen klachten.
Het UWV heeft deze aanvraag met het besluit van 11 februari 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 2 januari 2022 op het bezwaar van eiseres is het UWV bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
De rechtbank heeft het beroep op 13 november 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben eiseres, de gemachtigde van eiseres en de gemachtigde van het UWV deelgenomen.

Totstandkoming van het besluit

Inleiding
1. Op 10 januari 2017 is eiseres uitgevallen voor haar werkzaamheden als pedagogisch medewerker. Het UWV heeft eiseres vanaf 8 januari 2019 een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is vastgesteld op 80 tot 100%. Naar aanleiding van het bezwaar van eiseres daartegen, heeft het UWV met een besluit van 24 september 2019 de WIA-uitkering beëindigd met ingang van 7 januari 2021.
2. Met een formulier van 8 juni 2020 heeft eiseres bij het UWV gemeld dat haar klachten langzaam zijn toegenomen.
Het primaire besluit
3.1.
Naar aanleiding van de melding van eiseres op 8 juni 2020 dat haar gezondheid is verslechterd heeft het UWV een medisch onderzoek laten verrichten. Ten behoeve van de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres heeft een verzekeringsarts van het UWV in zijn rapport van 11 februari 2021 op basis van de dossiergegevens en de van de reumatoloog verkregen informatie geconcludeerd dat er geen sprake is van toegenomen beperkingen ten opzichte van de benutbare mogelijkheden zoals vastgesteld bij de eerdere beoordeling per 20 november 2018 (beoordelingsdatum 8 januari 2019).
3.2.
Bij het primaire besluit heeft het UWV geweigerd eiseres een WIA-uitkering toe te kennen.
Het bestreden besluit
4. Omdat eiseres tegen het primaire besluit bezwaar heeft gemaakt, heeft een heroverweging plaatsgevonden. In verband daarmee heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in haar rapport van 12 oktober 2022 geconcludeerd dat eiseres per de datum in geding (10 juni 2020) geen toegenomen beperkingen heeft als gevolg van dezelfde ziekteoorzaak als waarmee zij op 8 januari 2019 de wachttijd volmaakte. Uit de brieven van de reumatoloog van 9 november 2020 en 1 maart 2021 blijkt volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep duidelijk dat er bij herevaluatie, bestaande uit uitgebreid lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek, longfunctietest, looptest en ECG geen aanwijzingen voor progressie werden gevonden.

Standpunten in beroep

5.1.
Eiseres heeft in beroep betoogd dat zij in verband met haar medische situatie, waaronder systemische sclerose, veel ernstiger beperkt is dan het UWV heeft aangenomen. Volgens eiseres heeft het UWV de informatie van de reumatoloog onjuist geïnterpreteerd. Eiseres acht zich niet in staat hele dagen arbeid te verrichten. Eiseres meent dat zij geen reëel aanbod is op de arbeidsmarkt en acht zich niet in staat de aan haar voorgehouden functies te verrichten. Ter ondersteuning van haar standpunt heeft eiseres een rapport (medisch advies) van [persoon A] , verzekeringsarts-medisch adviseur van Triage medisch adviesbureau (Triage) van 24 februari 2023 (rapport van Triage) en een nader rapport van 5 juli 2023 met een reactie op het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 3 mei 2023 overgelegd. Mede omdat in deze rapporten wordt geadviseerd om een reumatoloog nader onderzoek te laten verrichten naar de gevolgen van de bij eiseres aanwezige ziektes (systemische sclerose, fibromyalgie en het syndroom van Tietze) voor haar mogelijkheden tot functioneren c.q. haar beperkingen, heeft eiseres de rechtbank verzocht een deskundige te benoemen.
5.2.
Het UWV heeft in wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geen reden gezien om een ander standpunt in te nemen over de mate van arbeidsongeschiktheid van eiseres. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het aanvullende rapport van 3 mei 2023 overwogen dat van de in het rapport van Triage van 24 februari 2023 opgenomen beperking ten aanzien van trillingsbelasting bij eiseres geen sprake is. Trillingsbelasting kan bij sommige patiënten klachten van Raynaud uitlokken, maar nergens blijkt uit dat dit bij eiseres het geval is. Ook de gestelde beperking vanwege allergie (hooikoorts) hoeft volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep niet in de Functionele Mogelijkheden Lijst te worden opgenomen. Uit de gegevens van de behandelende sector blijkt dat eiseres in juni 2016 klachten van hooikoorts rapporteerde en hiervoor van de huisarts medicatie voorgeschreven heeft gekregen. Niet is gebleken dat de huisarts na 20 oktober 2016 nog medicatie voorgeschreven heeft tegen hooikoorts of dat eiseres rond de datum in geding medicatie voor hooikoortsklachten hoefde te gebruiken. Tot slot heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen aanleiding gezien om de gestelde urenbeperking aan te nemen. Er was bij de beoordeling bij het einde van de wachttijd wel een diagnose gelimiteerde systemische sclerose, maar er was geen sprake van duidelijke actieve pathologie. Bij herevaluatie door de reumatoloog zijn er geen aanwijzingen voor progressie van de systemische sclerose gevonden. Bij fibromyalgie/SOLK (somatisch onverklaarbare klachten), ofwel klachten zonder afdoende verklarend medisch substraat of pathologische afwijkingen, zijn de ervaren klachten en belemmeringen geen maat voor de medische grenzen van de belastbaarheid. Dat eiseres vermoeidheid ervaart en overdag slaapt, maakt niet dat er medisch gezien sprake is van een verstoorde energiehuishouding. In die redenatie ontbreekt het onderliggende medische substraat/pathologische afwijkingen, het essentiële element, aldus de verzekeringsarts bezwaar en beroep.

Beoordeling door de rechtbank

6.1.
De rechtbank moet beoordelen of het UWV bij het bestreden besluit terecht heeft geweigerd eiseres per 10 juni 2020 een WIA-uitkering toe te kennen. Daarbij is allereerst van belang of eiseres op deze datum toegenomen beperkingen heeft, voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak als die op grond waarvan zij eerder de wachttijd heeft volgemaakt.
6.2.
De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft vastgesteld dat eiseres met ingang van 10 juni 2020 geen toegenomen beperkingen heeft die voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als waarmee zij eerder de wachttijd heeft volgemaakt. De rechtbank oordeelt dan ook dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit heeft.
7. Bij de beoordeling is een aantal wettelijke bepalingen van belang. Deze zijn te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
8.1.
Het onderzoek van de verzekeringsarts is gebaseerd op dossierstudie, anamnese, lichamelijk en psychisch onderzoek en informatie van de behandelend sector. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft dossierstudie verricht en het gestelde in het bezwaarschrift en ter hoorzitting van 11 oktober 2022, alsmede de tijdens de bezwaarfase overgelegde informatie van de behandelende sector meegewogen. Aansluitend op de hoorzitting heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres onderzocht. Er is geen reden om te oordelen dat het verzekeringsgeneeskundig onderzoek niet zorgvuldig is uitgevoerd.
8.2.
Wat eiseres in beroep heeft aangevoerd geeft geen reden het medisch oordeel dat aan het bestreden besluit ten grondslag ligt onjuist te achten. Uit de rapporten van de verzekeringsarts en de verzekeringsarts bezwaar en beroep volgt dat zij rekening hebben gehouden met de door eiseres genoemde klachten en op inzichtelijke wijze hebben gemotiveerd dat eiseres met ingang van 10 juni 2020 geen toegenomen beperkingen heeft die voortkomen uit dezelfde ziekteoorzaak als waarmee zij eerder de wachttijd heeft volgemaakt. Naar het oordeel van de rechtbank heeft het UWV met het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep van 12 oktober 2022 voldoende gereageerd op wat eiseres in bezwaar aan medische gronden naar voren heeft gebracht en aan stukken heeft overgelegd. De rechtbank volgt de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat uit de brief van de neuroloog van 9 november 2020 volgt dat er bij herevaluatie geen aanwijzingen voor progressie werden gevonden. Daarnaast is de rechtbank niet gebleken dat de informatie van de reumatoloog onjuist is geïnterpreteerd.
8.3.
Eiseres heeft in beroep niet met nieuwe medische gegevens die zien op de datum in geding aannemelijk gemaakt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep een onjuist beeld had van haar gezondheidstoestand op de datum in geding. Hierbij is van belang dat het in de systematiek van de arbeidsgeschiktheidsbeoordeling niet gaat om de medische klachten van eiseres als zodanig, of om de door haar ervaren beperkingen, maar om objectief vastgestelde beperkingen bij het verrichten van arbeid. Wat eiseres in dat verband in beroep heeft aangevoerd en aan stukken heeft overgelegd, legt tegenover het gemotiveerde en inzichtelijke medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende gewicht in de schaal om op grond daarvan te twijfelen aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. Eiseres heeft verwezen naar de rapporten van Triage van 24 februari 2023 en 5 juli 2023, maar daaruit blijkt niet dat zij op 10 juni 2020 toegenomen beperkingen heeft voortkomend uit dezelfde ziekteoorzaak als die op grond waarvan zij eerder de wachttijd heeft volgemaakt, zijnde de benutbare mogelijkheden zoals vastgesteld bij de eerdere beoordeling per 20 november 2018 (beoordelingsdatum 8 januari 2019).
8.4.
Uit het voorgaande volgt dat het UWV bij het bestreden besluit terecht heeft vastgesteld dat eiseres met ingang van 10 juni 2020 niet voor een WIA-uitkering in aanmerking komt.
8.5.
Nu de rechtbank geen aanleiding ziet aan de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep te twijfelen, ziet zij geen aanleiding een deskundige te benoemen.

Conclusie en gevolgen

10.1.
De slotsom is dat het beroep ongegrond moet worden verklaard. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft.
10.2.
Omdat het beroep ongegrond is krijgt eiseres het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.N. Abdoelkadir, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.W. Geerts, griffier. De uitspraak is in het openbaar gedaan op 21 december 2023.
griffier rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: wettelijke bepalingen

Op grond van artikel 4 van de Wet WIA is volledig en duurzaam arbeidsongeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling duurzaam slechts in staat is om met arbeid ten hoogste 20% te verdienen van het maatmaninkomen per uur.
Op grond van artikel 5 is gedeeltelijk arbeidsgeschikt degene die als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte, gebrek, zwangerschap of bevalling slechts in staat is met arbeid ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur, doch die niet volledig en duurzaam arbeidsongeschikt is.
Op grond van artikel 6, derde lid, wordt onder de genoemde arbeid verstaan alle algemeen geaccepteerde arbeid waartoe de verzekerde met zijn krachten en bekwaamheden in staat is.
Op grond van artikel 55, eerste lid, aanhef en onder b (ten tweede), van de WIA, ontstaat, indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid (de eerste dag na afloop van de wachttijd), geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan omdat de verzekerde op die dag niet gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, alsnog recht op die uitkering met ingang van de dag dat hij wel gedeeltelijk arbeidsgeschikt wordt indien hij op de dag hieraan voorafgaand minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid voortkomt uit dezelfde oorzaak als die op grond waarvan hij eerder recht had op arbeidsongeschiktheidsuitkering.
In het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten zijn regels gesteld betreffende de vaststelling van de mate van arbeidsongeschiktheid op grond van de Wet WIA.

Voetnoten

1.WIA staat voor Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen.