ECLI:NL:RBROT:2023:12676

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
22 december 2023
Publicatiedatum
18 januari 2024
Zaaknummer
10763473 HA VERZ 23-70
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Arbeidsrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding arbeidsovereenkomst na langdurige ziekte zonder recht op transitievergoeding of schadevergoeding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Rotterdam op 22 december 2023 uitspraak gedaan in een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst van een werknemer, [persoon01], die meer dan twee jaar ziek was. De werknemer verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst en om betaling van een transitievergoeding en schadevergoeding van € 120.000,-. De werkgever, RD Metals B.V., ging akkoord met de ontbinding, maar betwistte de vergoedingen. De kantonrechter oordeelde dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen van de werkgever, waardoor de werknemer geen recht had op een transitievergoeding. De kantonrechter wees ook de schadevergoeding af, omdat de werknemer onvoldoende bewijs had geleverd van geestelijk letsel of andere schade. De arbeidsovereenkomst werd ontbonden per 12 januari 2024, met een transitievergoeding van € 3.293,- die de werkgever aan de werknemer moest betalen. De proceskosten werden gecompenseerd, wat betekent dat elke partij zijn eigen kosten draagt. De werknemer kreeg de mogelijkheid om zijn verzoek in te trekken tot 5 januari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

locatie Dordrecht
zaaknummer: 10763473 HA VERZ 23-70
uitspraak: 22 december 2023
Beschikking van de kantonrechter
in de zaak van
[persoon01] ,
woonplaats: [woonplaats01] ,
verzoeker, verweerder in het voorwaardelijk zelfstandig tegenverzoek,
die zelf procedeert,
tegen
RD Metals B.V.,
vestigingsplaats: Dordrecht,
verweerster, verzoekster in het voorwaardelijk zelfstandige tegenverzoek,
gemachtigden: mr. E.D. Breugelmans-Tanis.
Partijen worden hierna ‘ [persoon01] ’ en ‘RD Metals’ genoemd.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kantonrechter heeft kennisgenomen van de volgende stukken:
  • het verzoekschrift, ingekomen op 23 oktober 2023, met bijlagen;
  • de brief van [persoon01] van 27 oktober 2023, met bijlagen;
  • de brief van [persoon01] van 3 november 2023, met bijlagen;
  • het verweerschrift van RD Metals met voorwaardelijke tegenverzoeken, met bijlagen;
  • de brief van [persoon01] van 24 november 2023, met bijlagen;
  • de tijdens de mondelinge behandeling overgelegde brief van 4 november 2023, met bijlagen.
1.2.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 4 december 2023. [persoon01] was hierbij aanwezig. Namens RD Metals was mevrouw [naam01] aanwezig, bijgestaan door mr. E.D. Breugelmans-Tanis.

2.Waar gaat de zaak over?

2.1.
[persoon01] is sinds 24 oktober 2019 op grond van een arbeidsovereenkomst in dienst getreden bij RD Metals in de functie van vrachtwagenchauffeur voor 40 uur per week tegen een maandloon van € 2.567,08 bruto. Mevrouw [naam01] (hierna: [naam01] ) is de gevolmachtigde van RD Metals. [persoon01] is het neefje van [naam01] .
2.2.
Op 20 mei 2021 heeft [persoon01] zich ziek gemeld. [persoon01] is vervolgens diverse keren gezien door een bedrijfsarts.
2.3.
RD Metals heeft op 13 september 2021 het loon van [persoon01] stopgezet, omdat hij niet was verschenen op de oproep om passende arbeid te verrichten bij RD Metals. Na nieuwe adviezen van de bedrijfsarts heeft RD Metals [persoon01] vervolgens opgeroepen om op 4 oktober 2021 passende werkzaamheden te verrichten bij SSI SteelSolutions International. Omdat [persoon01] aan deze oproep geen gehoor wilde geven, heeft RD Metals de loonstop gehandhaafd. Na een deskundigenoordeel van het UWV van 2 februari 2022 heeft RD Metals het loon over de periode van 13 september 2021 tot 4 oktober 2021 betaald aan [persoon01] en de loonstop gehandhaafd vanaf 4 oktober 2021. In een kort gedingprocedure die [persoon01] vervolgens is gestart, heeft [persoon01] ongelijk gekregen.
2.4.
RD Metals heeft vervolgens de kantonrechter in juli 2022 verzocht om de arbeidsovereenkomst met [persoon01] te ontbinden op grond van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten, omdat hij zich niet aan zijn reintegratieverplichtingen hield. Tijdens deze procedure hebben partijen afgesproken dat RD Metals het loon vanaf 1 september 2022 weer aan [persoon01] zou betalen. RD Metals heeft echter het loon van [persoon01] weer stopgezet vanaf 21 november 2022, omdat [persoon01] weigerde passende arbeid te verrichten bij het bedrijf Eurosafe.
2.5.
De kantonrechter heeft in de beschikking van 8 maart 2023 het ontbindingsverzoek afgewezen, omdat door nieuwe ontwikkelingen (onder andere een second opinionrapport van [persoon01] en nieuwe rapportages van het UWV) niet geoordeeld kon worden dat [persoon01] onvoldoende had meegewerkt aan zijn re-integratie. De loonstops van 4 oktober 2021 en 21 november 2022 waren volgens de kantonrechter ten onrechte opgelegd, zodat RD Metals is veroordeeld om het loon vanaf 4 oktober 2021 te betalen aan [persoon01] .
2.6.
Op 17 mei 2023 is de wettelijke verplichting van RD Metals om het loon door te betalen tijdens ziekte geëindigd. [persoon01] heeft RD Metals gevraagd vervolgens verzocht om door middel van een vaststellingsovereenkomst de arbeidsovereenkomst te beëindigen, waaraan RD Metals in eerste instantie niet wilde meewerken, omdat RD Metals een ontslagvergunning wilde aanvragen bij het UWV. Later heeft RD Metals [persoon01] aangeboden om de arbeidsovereenkomst door middel van een vaststellingsovereenkomst te beëindigen met als uitgangspunt de wettelijke transitievergoeding. Hiermee is [persoon01] niet mee akkoord gaan, omdat hij ook een schadevergoeding wil hebben.

3.De verzoeken

3.1.
[persoon01] verzoekt om de arbeidsovereenkomst te ontbinden en RD Metals te veroordelen om aan hem de transitievergoeding te betalen en een bedrag van € 120.000,- aan (netto) schadevergoeding.
3.2.
RD Metals kan instemmen met het ontbindingsverzoek van [persoon01] als er geen billijke vergoeding of schadevergoeding wordt toegekend. Voorwaardelijk, voor het geval [persoon01] het ontbindingsverzoek intrekt, verzoekt RD Metals om de arbeidsovereenkomst te ontbinden op grond van artikel 7:669 lid 3 onder b BW, met toekenning van een transitievergoeding van € 3.293,- bruto.

4.De beoordeling

Het verzoek van [persoon01]
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden
4.1.
De kantonrechter kan op verzoek van de werknemer de arbeidsovereenkomst ontbinden wegens omstandigheden die van dien aard zijn dat de arbeidsovereenkomst billijkheidshalve dadelijk of na korte tijd behoort te eindigen (artikel 7:671c lid 1 BW).
4.2.
Een eigen verzoek van de werknemer om de arbeidsovereenkomst te ontbinden dient, mede gelet op het (grond)recht van arbeidskeuze, in beginsel gehonoreerd te worden. [persoon01] wil graag dat de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd zodat hij zich kan richten op zijn revalidatie en re-integratie. RD Metals kan met de beëindiging instemmen. De kantonrechter ziet gelet hierop voldoende reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
4.3.
Mede gelet op wat hierna wordt overwogen met betrekking tot de mogelijkheid van [persoon01] om zijn verzoek in te trekken, wordt de arbeidsovereenkomst ontbonden per 12 januari 2024. [persoon01] wordt niet benadeeld door deze datum, want hij wil immers zelf graag dat de arbeidsovereenkomst zo snel mogelijk eindigt en bovendien is de loondoorbetalings-verplichting al geëindigd.
[persoon01] heeft geen recht op een transitievergoeding
4.4.
[persoon01] heeft alleen recht op een transitievergoeding als de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van RD Metals (artikel 7:673 lid 1 onder b sub 2 BW). In zijn verzoekschrift heeft [persoon01] 34 punten aangedragen waaruit volgens hem volgt dat RD Metals – en dan met name [naam01] – onjuist en zwaar verwijtbaar, dan wel strafbaar heeft gehandeld. De kantonrechter is van oordeel dat als hieruit al volgt dat RD Metals een verwijt te maken valt, dat dit verwijt dan onvoldoende is voor het oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. Daarvoor moet immers wel iets echt ergs aan de hand zijn en dat is niet het geval. Dit betekent dat [persoon01] geen recht heeft op een transitievergoeding. De kantonrechter zal hieronder gebundeld op de punten ingaan die [persoon01] heeft aangedragen.
Punten 1 en 2: ziekmelden bij UWV
4.5.
De punten 1 en 2 zien erop dat [naam01] na de ziekmelding van [persoon01] heeft gezegd dat ze hem bij het UWV ging ziekmelden en dit uiteindelijk op 26 mei 2021 ook gedaan heeft. RD Metals had echter op grond van de wet een loondoorbetalingsverplichting, zodat [naam01] [persoon01] ten onrechte bij het UWV heeft ziekgemeld. De kantonrechter kan [persoon01] niet volgen in zijn stelling dat het een bewuste keuze was van [naam01] om [persoon01] ziek te melden bij het UWV om zo van hem af te komen en kosten te besparen. [naam01] heeft toegelicht dat zij per abuis [persoon01] heeft ziekgemeld bij het UWV, omdat zij weinig ervaring had met zieke werknemers. De kantonrechter heeft geen aanleiding om [naam01] hierin niet te geloven, zodat dit niet verwijtbaar is.
Punten 3, 4, 5, 6, 12, 24 en 25: uitlatingen van [naam01]
4.6.
De punten 3, 4, 5, 6, 12, 24 en 25 zien op uitlatingen die [naam01] heeft gedaan tegen [persoon01] of tegen anderen over [persoon01] of over zijn ziekte. De kantonrechter is van oordeel dat [persoon01] deze uitlatingen niet altijd op de juiste wijze heeft geïnterpreteerd, zodat hij ten onrechte van mening is dat [naam01] bepaalde uitlatingen jegens hem of over zijn ziekte gedaan heeft. De kantonrechter leest bijvoorbeeld in het e-mailbericht van [naam01] van 5 juni 2021 niet dat [naam01] van mening is dat het [persoon01] schuld is dat hij acht weken moet wachten op een MRI-scan, maar uit het e-mailbericht volgt eerder dat [naam01] de neurologen een verwijt maakt dat het lang duurt en dat ze dat jammer vindt voor [persoon01] . Daarnaast is de kantonrechter van oordeel dat als bepaalde uitlatingen misschien wel door [persoon01] als kwetsend of in strijd met zijn privacy kunnen zijn ervaren, het te ver gaat om dat aan te merken als ernstig verwijtbaar handelen. Daarvoor moet immers wel iets echt ergs aan de hand zijn en dat is niet het geval.
Punten 7, 8 en 13: gedrag [naam01]
4.7.
[persoon01] vindt het gedrag van [naam01] zeer omgepast of pestgedrag, zoals het één keer verkeerd opschrijven van zijn achternaam als ‘ [naam02] ’ (punt 7), het uitnodigen voor een bedrijfsuitje met de mededeling dat ‘ze zich niet bezwaart voelen als het niet uitkomt’ (punt 8) en het posten op Facebook van een foto van haarzelf in trainingspak met namaak joints erop voor een ‘foute party’ (punt 13). Het is vervelend voor [persoon01] dat hij dit als niet leuk ervaart, maar dat is echter onvoldoende voor het oordeel dat RD Metals ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. [persoon01] heeft onvoldoende gesteld waaruit volgt dat sprake is geweest van bewuste opzet of pesten toen zijn achternaam verkeerd was geschreven. Dat RD Metals [persoon01] uitnodigt voor een bedrijfsuitje is daarnaast niet zeer ongepast, want als iemand ziek is dan is het nog steeds mogelijk om aan een (deel van een) bedrijfsuitje deel te nemen. Het is eerder sociaal van [naam01] om [persoon01] ook uit te nodigen voor het uitje. Voorts volgt uit het posten van een foto in ‘foute’ kleding niet dat [naam01] de spot en de hoon met [persoon01] wilde drijven. [persoon01] betrekt deze foto ten onrechte op zichzelf, terwijl er geen enkele aanwijzing is dat die foto voor hem bedoeld was en [naam01] daarmee [persoon01] wilde pesten.
Punten 9 en 10: [naam01] zet onder druk en doet een valse werkoproep en ontkent het bestaan originele rapportage
4.8.
[persoon01] stelt dat hij in een driegesprek, dat op 21 juli 2021 heeft plaatsgevonden tussen hemzelf, [naam01] en de arbeidsdeskundige de heer [naam03] , onder druk onder voorbehoud akkoord is gegaan met afspraken over zijn re-integratie. [persoon01] heeft echter onvoldoende onderbouwd waaruit deze druk bestond, zodat dit niet als vaststaand kan worden aangenomen. Daarnaast kan [persoon01] niet gevolgd worden in zijn stelling dat [naam01] na het gesprek op 21 juli 2021 een valse werkoproep heeft gedaan, want uit het aangepaste advies van de bedrijfsarts van 21 juli 2021 volgt alleen dat de uitslagen over zes weken verwacht worden en daaruit volgt niet dat pas over zes weken met re-integratie gestart mocht worden.
De kantonrechter is voorts van oordeel dat [persoon01] niet gevolgd kan worden in zijn stelling dat uit het verweerschrift van 25 augustus 2022 van RD Metals volgt dat [naam01] het bestaan van de originele rapportage van de bedrijfsarts ontkent. [naam01] is van mening dat deze rapportage is aangepast waardoor de aangepaste rapportage volgens haar de juiste is. Ook als RD Metals in het verweerschrift ten onrechte dit standpunt heeft ingenomen, dan volgt daaruit nog niet dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. Er kan immers discussie zijn over welke rapportage van de bedrijfsarts de juiste is.
Punt 11: onder druk zetten om vaststellingsovereenkomst te sluiten tijdens ziekte
4.9.
[persoon01] verwijt [naam01] dat zij hem onder druk heeft gezet om tijdens ziekte een vaststellingsovereenkomst te tekenen. [persoon01] heeft echter zelf, nadat deze mogelijkheid door de arbeidsdeskundige was benoemd, naar de ins en outs van een vaststellingsovereenkomst gevraagd. Dat [persoon01] en [naam01] vervolgens in gesprek gaan over de vaststellingsovereenkomst en [naam01] dan toelicht dat [persoon01] wordt beter gemeld en vertelt wat [persoon01] bij het UWV moet zeggen om in aanmerking te komen voor een uitkering, is onvoldoende voor het oordeel dat [naam01] [persoon01] onder druk heeft gezet. Het was de eigen keuze van [persoon01] om de vaststellingsovereenkomst wel of niet te tekenen en dat heeft hij uiteindelijk niet gedaan. Niet geoordeeld kan worden dat RD Metals hierdoor ernstig verwijtbaar heeft gehandeld.
Punt 14: valse e-mails van [naam03] en [naam01]
4.10.
Op 8 september 2021 heeft een driegesprek plaatsgevonden met [naam03] , [naam01] en [persoon01] . [persoon01] is tijdens dit gesprek vertrokken. Volgens [persoon01] hebben zowel [naam03] als [naam01] in twee e-mailberichten de feitelijke gebeurtenissen tijdens dit gesprek onjuist beschreven. De kantonrechter is van oordeel dat het te ver gaat om te oordelen dat de e-mails van [naam03] en [naam01] vals zijn, omdat zij een andere kijk hebben op de feitelijke gebeurtenissen dan [persoon01] . Als het daarnaast zo is dat zij de gebeurtenissen verkeerd hebben beschreven, dan is dat onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten.
Punt 15: de eerste loonstop
4.11.
De eerste loonstop van 13 september 2021 is door RD Metals ingetrokken na een deskundigenoordeel van het UWV. Punt 15 van [persoon01] ziet erop dat door deze onterechte loonstop het tweede spoor pas vijf maanden later is ingezet. De kantonrechter is van oordeel dat het RD Metals inderdaad verweten kan worden dat zij het tweede spoor pas in februari 2022 heeft opgestart, terwijl de bedrijfarts dit al eerder geadviseerd had. Dit is echter onvoldoende om als ernstig verwijtbaar aan te merken. Hierbij weegt mee dat RD Metals is uitgegaan van de adviezen van de bedrijfsarts die niet altijd even duidelijk waren wat betreft reintegratiemogelijkheden van [persoon01] .
Punten 16, 17 en 18: gevolgen loonstops
4.12.
Volgens [persoon01] hebben de loonstops van 13 september 2021 en 4 oktober 2021 grote gevolgen voor hem en zijn gezin gehad, omdat zijn re-integratie pas na maanden in het tweede spoor is opgestart en hij door de loonstop in financiële problemen kwam en de relatie met zijn vrouw is verbroken. Het is echter inherent aan een loonstop dat dit gevolgen zal hebben voor de werknemer. Als achteraf blijkt dat een loonstop onterecht is geweest, dan heeft de werknemer de mogelijkheid om de wettelijke verhoging van artikel 7:625 BW te vragen. Dit heeft [persoon01] ook gedaan. De kantonrechter heeft in zijn beschikking van 8 maart 2023 de wettelijke verhoging voor de eerste loonstop toegewezen en voor de tweede loonstop gematigd tot nihil, omdat onvoldoende was gebleken dat RD Metals ten aanzien van het te laat betaalde loon een verwijt te maken valt. De reden hiervoor was dat RD Metals de adviezen van de bedrijfsarts had opgevolgd, die achteraf bezien niet juist waren. Gelet hierop kan niet geoordeeld worden dat RD Metals wat betreft de loonstops ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. In aansluiting hierop kan daarom ook niet geoordeeld worden dat [naam01] valselijk [persoon01] heeft opgeroepen voor vervangende werkzaamheden.
Punten 19 en 20: deskundigenoordeel UWV
4.13.
De punten 19 en 20 zien op het deskundigenoordeel van het UWV dat [naam01] op 26 oktober 2021 heeft aangevraagd. Volgens [persoon01] heeft [naam01] een plan van aanpak valselijk aangeleverd bij het UWV. [persoon01] heeft echter, gelet op de betwisting van RD Metals, onvoldoende dit standpunt onderbouwd. Daarnaast kan [naam01] er niets aan doen dat de bedrijfsarts laat in actie komt om medische stukken op te sturen aan het UWV voor het deskundigenoordeel. Deze punten kunnen daarom niet als ernstig verwijtbaar handelen worden aangemerkt.
Punten 21 en 23: ontbindingsprocedure
4.14.
Volgens [persoon01] heeft [naam01] in de ontbindingsprocedure ten onrechte gezegd dat [persoon01] geen machtiging verleende aan de bedrijfsarts om zijn medische gegevens op te vragen en volgens [persoon01] is [naam01] ten onrechte de ontbindingsprocedure gestart. Wat dat laatste betreft is de kantonrechter van oordeel dat het RD Metals, en dus niet [naam01] , vrij stond om de kantonrechter te verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden. Het enkele feit dat de ontbinding is afgewezen maakt niet dat [naam01] ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Als het daarnaast zo is dat [naam01] in de ontbindingsprocedure ten onrechte heeft gezegd dat [persoon01] geen machtiging wilde verlenen, dan is dat onvoldoende voor de conclusie dat sprake is van ernstige verwijtbaarheid. Hieruit volgt onvoldoende dat [naam01] bewust een negatief beeld van [persoon01] heeft willen creëren.
Punt 22: aanpassingen eerste jaarsevaluatie voor gezien tekenen, maar geen actie ondernemen
4.15.
[persoon01] verwijt [naam01] dat zij zijn aanpassingen op de eerste jaarsevaluatie voor gezien heeft getekend, maar vervolgens geen actie heeft ondernomen. RD Metals stelt zich op het standpunt dat de twintig pagina’s aan aanpassingen alleen maar verwijten richting RD Metals betroffen en niets toevoegde aan de inhoud van de eerste jaarsevaluatie. De kantonrechter is van oordeel dat het misschien beter was geweest als RD Metals eerst contact op had genomen met [persoon01] om te bespreken waarom ze de eerste jaarsevaluatie niet wilde aanpassen. [persoon01] heeft echter onvoldoende zijn standpunt onderbouwd wat de gevolgen van het niet aanpassen voor hem zijn geweest en hij heeft ook onvoldoende onderbouwd dat RD Metals hiermee bewust een negatief beeld van hem heeft willen vormen. Dit kan daarom niet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten worden aangemerkt.
Punten 26, 27 en 28: afwikkeling na ontbindingsprocedure
4.16.
[persoon01] stelt dat het verstrekken van de correcte loonstroken chaotisch is verlopen na de beschikking van de kantonrechter van 8 maart 2023 in de ontbindingsprocedure en daarnaast dat het lang heeft geduurd voordat het juiste netto equivalent van zijn vakantieuren is uitbetaald. [persoon01] heeft echter wel erkend dat de correcties uiteindelijk goed zijn doorgevoerd. Dat de aanloop daartoe naar de mening van [persoon01] chaotisch is verlopen en hij geen rust heeft gehad hierdoor, is onvoldoende voor het oordeel dat sprake is van ernstig verwijtbaar handelen. RD Metals heeft namelijk wel aan haar betalingsverplichting voldaan en ook voldoende toegelicht dat de loonberekeningen lastiger waren gelet op de loonstops en voorschotten die verstrekt waren. Dat RD Metals fouten heeft gemaakt daarbij is vervelend, maar dat is onvoldoende voor het oordeel dat RD Metals ernstig verwijtbaar heeft gehandeld. Niet gebleken is immers dat zij doelbewust de fouten gemaakt heeft.
Punten 29 en 30: RD Metals wilde geen vaststellingsovereenkomst
4.17.
[persoon01] verwijt RD Metals dat zij aan hem geen vaststellingsovereenkomst wilde aanbieden en een ontslagvergunning bij het UWV wilde aanvragen. Het staat RD Metals echter vrij om zelf de keuze te maken of zij [persoon01] wel of niet een vaststellingsovereenkomst aanbiedt, zodat dit niet als ernstig verwijtbaar kan worden aangemerkt. Dat RD Metals later wel een vaststellingsovereenkomst heeft aangeboden, had ermee te maken dat [persoon01] geen medewerking wilde verlenen aan het opmaken van een recent actueel oordeel van de bedrijfsarts, zodat RD Metals eigenlijk geen andere keuze had. Dat is niet ernstig verwijtbaar. De kantonrechter kan [persoon01] ook niet volgen in zijn standpunt dat het niet reageren van RD Metals op zijn tegenvoorstel als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten kan worden aangemerkt. Het was misschien wel netjes geweest van RD Metals om [persoon01] te berichten dat zij niet met zijn voorstel akkoord ging, maar gelet op de verhoudingen tussen partijen heeft RD Metals het standpunt kunnen innemen dat zij niet wilde reageren omdat zij het voorstel onaanvaardbaar en buiten proporties achtte.
Punt 31: vanaf 20 oktober 2022 niet meer begeleid door bedrijfsarts
4.18.
De kantonrechter begrijpt dat [persoon01] van mening is dat RD Metals verwijtbaar handelt, omdat hij sinds 20 oktober 2022 feitelijk niet meer is begeleid door een bedrijfsarts. [persoon01] heeft echter zelf aangegeven dat hij bedrijfsarts Puik (en ook de andere bedrijfsartsen) niet meer vertrouwt, zodat het niet alleen aan RD Metals heeft gelegen dat de begeleiding stil heeft gelegen. Dit kan daarom niet als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten worden aangemerkt.
Punt 32: bezwaar WIA-uitkering
4.19.
[persoon01] stelt dat RD Metals het bezwaar tegen de WIA-uitkering heeft ingetrokken en dat dit erop wijst dat [naam01] het eens is met de mogelijke loondoorbetalingsverplichting. RD Metals heeft echter toegelicht dat zij alleen pro forma bezwaar gemaakt, omdat zij het niet eens was met de feiten in het bezwaarschrift van [persoon01] . De kantonrechter is van oordeel dat het RD Metals vrij staat om haar bezwaar in te trekken en dat [persoon01] onvoldoende heeft toegelicht waarom RD Metals door het intrekken van haar bezwaarschrift ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.
Punt 33: verstoorde verhoudingen
4.20.
Onder punt 33 verwijst [persoon01] naar passages in diverse rapportages waarin de deskundigen zich erover uitspreken dat de verhoudingen verstoord zijn. Onvoldoende is echter gebleken dat de verstoring alleen aan RD Metals te wijten is, zodat dit niet als ernstig verwijtbaar handelen kan worden aangemerkt.
Punt 34: [naam01] reageert niet op schrijven van [persoon01]
4.21.
Het laatste verwijt dat [persoon01] [naam01] maakt is dat zij stelselmatig niet reageert op zijn schrijven. Als dit al het geval is, dan betekent het enkele feit dat [naam01] niet altijd reageert op [persoon01] niet dat RD Metals ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten.
[persoon01] heeft geen recht op een transitievergoeding op grond van de Xella-beschikking
4.22.
De kantonrechter is van oordeel dat er geen grond is om aan [persoon01] een transitievergoeding toe te kennen op grond van de Xella-beschikking (Hoge Raad 8 november 2019, ECLI:NL:HR:2019:1734). Uit die uitspraak volgt dat een werkgever op grond van goed werkgeverschap in beginsel moet instemmen met een verzoek van een werknemer met een ‘slapend dienstverband’ om de arbeidsovereenkomst te beëindigen en de transitievergoeding te betalen. Een werknemer moet echter ook als de werkgever een redelijk voorstel doet dit – behoudens onredelijke finale kwijtingsvoorwaarden (HR 21 januari 2022, ECLI:NL:HR:2022:63) – accepteren. Dat heeft [persoon01] niet gedaan, want hij heeft de door RD Metals aangeboden vaststellingsovereenkomst met transitievergoeding niet geaccepteerd. Dit betekent dat hij nu niet meer het standpunt kan innemen dat RD Metals in strijd heeft gehandeld met artikel 7:611 BW (goed werkgeverschap).
[persoon01] heeft geen recht op een billijke vergoeding
4.23.
Voor zover [persoon01] heeft verzocht om aan hem een billijke vergoeding toe te kennen, is de kantonrechter van oordeel dat dit verzoek niet toewijsbaar is. Een billijke vergoeding kan worden toegewezen als een werkgever ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten (artikel 7:671c lid 3 onder b BW). Gelet op wat hiervoor daarover is overwogen is daarvan geen sprake.
[persoon01] heeft geen recht op een schadevergoeding
4.24.
[persoon01] maakt aanspraak op een bedrag van € 120.000,- netto aan schadevergoeding. Dit bedrag specificeert hij als volgt:
a. immateriële schade € 100.000,-;
b. schade ivm procedures € 13.500,-;
c. advocaatkosten € 6.500,-.
4.25.
De kantonrechter begrijpt dat [persoon01] zich op het standpunt stelt dat hij aanspraak heeft op immateriële schadevergoeding, omdat hij in zijn persoon is aangetast (artikel 6:106 lid 1 onder b BW). [persoon01] heeft echter onvoldoende, bijvoorbeeld met een rapport van een psycholoog of psychiater, onderbouwd dat hij geestelijk letsel heeft opgelopen door het handelen van RD Metals en dat hij geestelijk letsel heeft opgelopen doordat hij niet met zijn revalidatie kon beginnen in maart 2023. Daarbij merkt de kantonrechter op dat, zoals hiervoor is overwogen, niet is komen vast te staan dat RD Metals ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten richting [persoon01] . Daarnaast is ook onvoldoende gebleken dat het aan RD Metals te wijten is dat [persoon01] niet met zijn revalidatie kon beginnen in maart 2023, want uit de door [persoon01] overgelegde stukken volgt dat hij zelf wilde wachten met zijn revalidatie. De reden daarvoor was niet alleen het conflict met RD Metals, maar ook zijn echtscheiding, lopende klachten tegen diverse artsen en de verwachtte pijn die gepaard zou gaan met het revalidatietraject. De kantonrechter is daarnaast van oordeel dat [persoon01] onvoldoende met concrete gegevens heeft onderbouwd dat op andere wijze sprake is van de bedoelde aantasting in de persoon. Er is daarom geen grond om een bedrag van € 100.000,- aan immateriële schadevergoeding toe te kennen.
4.26.
De twee andere door [persoon01] gevorderde bedragen zien op vermogensschade die hij stelt te hebben geleden door het handelen van RD Metals. Voordat vermogensschade voor vergoeding in aanmerking komt, moet eerst komen vast te staan dat RD Metals niet als een goed werkgever heeft gehandeld (artikel 7:611 BW). Hiervoor is al geoordeeld dat daarvan geen sprake is, zodat deze schade niet voor vergoeding in aanmerking komt en wordt afgewezen. Wat het bedrag van € 13.500,- betreft merkt de kantonrechter daarnaast nog op dat de kantonrechter in de beschikking van 8 maart 2023 al heeft overwogen dat de gevorderde wettelijke verhoging wordt gematigd tot nihil. Daartegen is geen hoger beroep ingesteld, zodat dit oordeel vaststaat. Daarover kan niet opnieuw worden beslist.
Proceskosten
4.27.
De kantonrechter ziet gelet op de aard van het geschil aanleiding de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.
[persoon01] heeft het recht om de procedure in te trekken
4.28.
Omdat aan de door [persoon01] gevorderde ontbinding van de arbeidsovereenkomst niet de door hem verzochte vergoedingen worden verbonden, zal de kantonrechter hem op grond van artikel 7:686a lid 6 en lid 7 BW een termijn stellen waarbinnen [persoon01] de bevoegdheid heeft zijn verzoek in te trekken. [persoon01] wordt daarom in de gelegenheid gesteld om zijn verzoek uiterlijk 5 januari 2024 in te trekken. Als [persoon01] tijdig van die gelegenheid gebruik maakt, dan zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
Het voorwaardelijke verzoek van RD Metals
4.29.
Als [persoon01] van de hiervoor genoemde intrekkingsmogelijkheid gebruik maakt, dan is aan de voorwaarde voldaan van RD Metals om haar ontbindingsverzoek te beoordelen. Voor die situatie overweegt de kantonrechter hierna als volgt.
De arbeidsovereenkomst wordt ontbonden
4.30.
De kantonrechter kan op verzoek van RD Metals de arbeidsovereenkomst ontbinden als er een redelijke grond is en herplaatsing van [persoon01] binnen een redelijke termijn niet mogelijk is of niet in de rede ligt. RD Metals stelt dat sprake is van langdurige arbeidsongeschiktheid (artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder b BW),
4.31.
RD Metals kan de kantonrechter pas verzoeken om de arbeidsovereenkomst te ontbinden wegens langdurige arbeidsongeschiktheid als het UWV heeft geweigerd om toestemming te verlenen om de arbeidsovereenkomst op die grond op te zeggen (artikel 7:671b lid 1 onder b BW). RD Metals heeft toegelicht dat haar aanvraag bij UWV niet in behandeling is genomen, omdat zij geen actueel oordeel van de bedrijfsarts had overgelegd. Volgens RD Metals kon haar nieuwe arbodienstverlener geen nieuw actueel oordeel afgeven, omdat [persoon01] heeft geweigerd een machtiging af te geven waarmee de nieuwe arbodienstverlener zijn medische dossier kon opvragen bij de oude arbodienstverlener. [persoon01] heeft dit niet weersproken. De kantonrechter ziet hierin voldoende reden om in dit geval het feit dat de ontslagaanvraag niet in behandeling is genomen gelijk te stellen met een weigering van de toestemming van het UWV.
4.32.
Volgens RD Metals kan [persoon01] al meer dan 104 weken de bedongen arbeid door ziekte niet verrichten en is het niet aannemelijk dat binnen 26 weken herstel zal optreden en dat binnen die periode de bedongen arbeid in aangepaste vorm kan worden verricht. [persoon01] heeft dit niet weersproken, zodat er sprake is van een redelijke grond. Dat herplaatsing binnen een redelijke termijn niet mogelijk of in de rede ligt, heeft RD Metals hiermee ook voldoende onderbouwd en dat is door [persoon01] ook niet weersproken. Er is gelet hierop voldoende grond om de arbeidsovereenkomst te ontbinden.
4.33.
Omdat [persoon01] tot en met 5 januari 2024 de tijd heeft om zijn verzoekschrift in te trekken, wordt de datum waarop de arbeidsovereenkomst wordt ontbonden gesteld op 1 maart 2024 (artikel 7:671b lid 9 onder a BW). De kantonrechter ziet geen reden om deze termijn te verkorten, omdat RD Metals niet heeft gesteld dat de ontbinding het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [persoon01] (artikel 7:671b lid 9 onder b BW).
[persoon01] heeft recht op een transitievergoeding
4.34.
RD Metals verzoekt om aan [persoon01] een transitievergoeding toe te kennen van € 3.293,- bruto. [persoon01] heeft hiertegen geen bezwaar gemaakt, zodat RD Metals veroordeeld zal worden om dit bedrag aan [persoon01] te betalen.
Proceskosten
4.35.
De kantonrechter ziet gelet op de aard van het geschil aanleiding de proceskosten te compenseren. Dit betekent dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
stelt [persoon01] in de gelegenheid om uiterlijk 5 januari 2024 zijn verzoekschrift in te trekken;
voor het geval [persoon01] het verzoek niet tijdig intrekt:
5.2.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 12 januari 2024;
5.3.
bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
5.4.
wijst af het meer of anders verzochte;
voor het geval [persoon01] het verzoek wel tijdig intrekt:
5.5.
ontbindt de tussen partijen bestaande arbeidsovereenkomst met ingang van 1 maart 2024;
5.6.
veroordeelt RD Metals om aan [persoon01] te betalen een transitievergoeding ten bedrage van € 3.293,- bruto;
5.7.
bepaalt dat elk van partijen de eigen kosten draagt;
5.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.C. Halk en uitgesproken ter openbare terechtzitting.
31688