ECLI:NL:RBROT:2023:12673

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
21 september 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
C/10/661755 / FA RK 23-4980
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ouderlijk gezag en aanhouding van verzoeken in een complexe gezinszaak met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 21 september 2023 een beschikking gegeven met betrekking tot de beëindiging van het ouderlijk gezag van de vader over twee minderjarigen, [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02]. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om het gezag van de vader te beëindigen, waarbij de gezondheidssituatie van de moeder een belangrijke rol speelde. De rechtbank heeft vastgesteld dat [voornaam minderjarige01] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd en dat de vader niet in staat is om de verantwoordelijkheid voor haar verzorging en opvoeding te dragen. De rechtbank heeft het verzoek tot beëindiging van het gezag over [voornaam minderjarige01] toegewezen, terwijl het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige02] is aangehouden. Dit laatste omdat [voornaam minderjarige02] tijdens de zitting heeft aangegeven dat hij het contact met zijn vader wil herstellen en dat hij het gezag van de vader over hem wil behouden. De rechtbank heeft benadrukt dat de belangen van de kinderen voorop staan en dat de vader zijn verantwoordelijkheden moet nemen. De zaak zal op 21 december 2023 opnieuw worden behandeld, waarbij de Raad en de GI een rapportage moeten indienen over de stand van zaken.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK ROTTERDAM

Team Jeugd
Zaakgegevens: C/10/661755 / FA RK 23-4980
datum uitspraak: 21 september 2023

beschikking ouderlijk gezag

in de zaak van

de Raad voor de Kinderbescherming regio Rotterdam- Dordrecht ,

hierna te noemen: de Raad, gevestigd te Rotterdam,
betreffende

[minderjarige01] ,

geboren op [geboortedatum01] 2006 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige01] ,

[minderjarige02] ,

geboren op [geboortedatum02] 2007 in [geboorteplaats01] , hierna te noemen: [voornaam minderjarige02] .
De rechtbank merkt als belanghebbenden aan:

[moeder01] ,

hierna te noemen: de moeder, wonende in [woonplaats01] ,

[vader01] ,

hierna te noemen: de vader, wonende in [woonplaats01] ,
advocaat: mr. M.A.J. Beers, kantoor houdende in Rotterdam,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming west,

hierna te noemen: de GI, gevestigd in Dordrecht .

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit het verzoek met bijlagen van de Raad van 6 juli 2023, ingekomen bij de griffie op 6 juli 2023.
Op 21 september 2023 heeft de rechtbank de zaak ter zitting met gesloten deuren behandeld.
Gehoord zijn:
- [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] , die voorafgaand aan de zitting apart zijn gehoord,
- de moeder,
- de vader, bijgestaan door zijn advocaat,
- een vertegenwoordiger van de Raad, dhr. [naam02] ,
- een drietal vertegenwoordigsters van de GI, mw. [naam03] , mw. [naam04] en
mw. [naam05] .
De zaak is gelijktijdig behandeld met zaaknummer C/10/665180 / JE RK 23-2147.

De feiten

Het ouderlijk gezag over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] wordt uitgeoefend door de ouders.
Bij beschikking van de kinderrechter van 6 augustus 2017 is de ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] uitgesproken.
De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] is in oktober 2021 geëindigd.
De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige02] is voor het laatst verlengd op 27 september 2022 tot
5 oktober 2023.
Sinds maart 2019 is [voornaam minderjarige02] met een machtiging uit huis geplaatst en hij verblijft sindsdien in diverse (open en gesloten) instellingen. Bij beschikking van 24 augustus 2023 heeft de kinderrechter een machtiging gesloten jeugdhulp verleend met ingang van 1 september 2023 tot 5 oktober 2023.

Het verzoek

De Raad verzoekt het gezag van de vader te beëindigen.
De Raad handhaaft ter zitting het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige01] en spreekt met betrekking tot [voornaam minderjarige02] de wens uit dat het verzoek wordt aangehouden voor een periode van drie maanden. Het verzoek tot beëindiging van het gezag van de vader over beide kinderen is ingediend naar aanleiding van de gezondheidssituatie van de moeder. Zowel [voornaam minderjarige01] als [voornaam minderjarige02] hebben een duidelijke mening over het verzoek en daar dient, gezien hun leeftijd, rekening mee te worden gehouden. [voornaam minderjarige01] heeft al jaren geen contact meer met de vader en heeft de duidelijke wens dat het gezag van de vader over haar wordt beëindigd. Gedacht werd dat dit ook de wens van [voornaam minderjarige02] was. Ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige02] het contact tussen hem en de vader wil herstellen. Zij hebben via de telefoon al enigszins contact met elkaar. Voorts blijkt ter zitting dat [voornaam minderjarige02] wil dat de vader het gezag over hem blijft behouden. Daar moet serieus naar gekeken te worden.

De standpunten

De GI sluit zich ter zitting aan bij het standpunt van de Raad. De GI was niet op de hoogte van de wens van [voornaam minderjarige02] tot contactherstel tussen hem en de vader. De GI wist ook niet dat [voornaam minderjarige02] wil dat de vader het gezag blijft houden. [voornaam minderjarige02] heeft een ander beeld geschetst naar de GI. [voornaam minderjarige02] lijkt enigszins ambivalent. Nu blijkt dat [voornaam minderjarige02] contact met zijn vader wenst te hebben zal in beginsel moeten worden toegewerkt naar goed contact tussen [voornaam minderjarige02] en de vader. De GI heeft geen contact met de vader. In het verleden verliep de samenwerking tussen de GI en de vader zeer moeizaam. Indien het gezag van de vader behouden blijft en de vader ook de wens heeft dat het contact wordt hersteld en zich daarvoor wil inzetten, zoals hij aangeeft, wordt van de vader verwacht dat hij zijn medewerking verleent aan alle hulpverlening binnen het systeem en daarbij een actieve houding aanneemt. De vader heeft niet enkel rechten, maar ook de plicht zijn verantwoordelijkheid te nemen als gezaghebbende ouder.
De moeder stemt ter zitting in met het verzoek van de Raad. [voornaam minderjarige02] uit zich tegenover de moeder ook wisselend over zijn wens tot contact tussen hem en de vader. Wellicht speelt er loyaliteit, angst of vergeving mee; dat is voor de moeder niet duidelijk. Wel lijkt de moeder bij [voornaam minderjarige02] te zien dat hij behoefte heeft aan een vaderfiguur in zijn leven. Zij vindt het lastig de vader te vertrouwen gelet op de gebeurtenissen in het verleden, maar zij wil dat de kinderen daarin zelf hun keuzes kunnen maken. Zo lang [voornaam minderjarige02] veilig is heeft de moeder er geen moeite mee dat er contact is tussen de vader en [voornaam minderjarige02] . De moeder vraagt zich wel af of het hebben van gezag noodzakelijk is om een band te hebben met je kind.
Met betrekking tot [voornaam minderjarige01] is de moeder van mening dat goed naar haar moet worden geluisterd. [voornaam minderjarige01] overdenkt zaken goed en komt niet zomaar tot beslissingen. Het geeft haar rust en veiligheid wanneer het gezag van de vader over haar wordt beëindigd. [voornaam minderjarige01] vindt dat het de rol en taak van de vader is om verbinding te maken met haar. Vader onderneemt daartoe echter geen actie, waardoor zij al sinds 2017 geen contact meer hebben met elkaar. Het klopt dat de moeder wisselend is geweest in haar visie over de vraag wie de voogdij zou moeten hebben als zij zou komen te overlijden. Daarnaast heeft de moeder ook gezegd dat zij mee zou willen werken aan het beëindigen van het gezag van beide ouders wanneer dat noodzakelijk zou zijn vanwege haar ziekte en (gebrek aan) perspectief. Zij wil het beste voor de kinderen.
Door en namens de vader is ter zitting verweer gevoerd tegen het verzoek van de Raad. De vader erkent dat hij in het verleden fouten heeft gemaakt, maar hij is niet meer dezelfde persoon die hij vroeger was. De vader gaat altijd mee met dat wat de GI nodig vindt voor [voornaam minderjarige02] en stelt zich niet belemmerend op. Wanneer de vader het gezag behoudt, zal daar niets aan veranderen. De GI heeft geen contact met de vader. De jeugdbeschermer stelt de vader te hebben gebeld maar dat men hem niet te pakken kreeg. De advocaat van vader kent hem echter al sinds 2012 en zij krijgt hem altijd te pakken. De vader heeft het gevoel dat hij overal buiten wordt gehouden. Er wordt door de GI gezegd dat er meer rust in het systeem lijkt te zijn gekomen doordat de vader nauwelijks meer een rol speelt in het leven van de kinderen. Het lijkt er daarom op dat de GI meent dat de vader uit beeld moet raken, maar argumenten daarvoor ontbreken, zijn uit de lucht gegrepen of zijn gebaseerd op onwaarheden. De moeder is daarentegen op een voetstuk geplaatst en het lijkt alsof de GI alleen maar handelt om de moeder gerust te stellen. Daarbij wordt eraan voorbij gegaan dat ook door het handelen van de moeder er al jarenlang noodzaak is voor een ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige02] . Het gezag van de vader dient behouden te blijven. De vader heeft geen bedoelingen om hulpverlening te laten stagneren. Hij vindt dat voor [voornaam minderjarige02] de inzet van hulpverlening noodzakelijk is.

De beoordeling

De rechtbank overweegt dat zij op grond van artikel 1:266, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) het gezag van een ouder kan beëindigen, indien
a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet in staat is de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of
b. de ouder het gezag misbruikt.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige01] is de rechtbank van oordeel dat aan het criterium van artikel 1:266, eerste lid, sub a BW is voldaan en dat het verzoek van de Raad dient te worden toegewezen. Het verzoek van de Raad ten aanzien van [voornaam minderjarige02] dient naar het oordeel van de rechtbank te worden aangehouden. Het volgende is redengevend.
Ernstige ontwikkelingsbedreiging
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting is gebleken dat [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd.
Bij [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] is er sprake van een fors belaste en langdurig instabiele voorgeschiedenis, waarin zij te maken hebben gehad met relationele problemen tussen de ouders, persoonlijke problemen van beide ouders, ernstige ziekte van de moeder en (herhaaldelijk) huiselijk geweld van de vader waarvan de kinderen getuige en daarmee slachtoffer zijn geweest. De zorgen zijn meermaals aanleiding geweest voor het verzoeken en uitspreken van ondertoezichtstellingen en machtigingen uithuisplaatsing voor [voornaam minderjarige01] , [voornaam minderjarige02] , alsmede hun inmiddels negentienjarige zus Cassidy. De huidige ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige02] loopt sinds 6 augustus 2017 en hij is sinds maart 2019 uit huis geplaatst. Sindsdien heeft hij in verschillende open en gesloten instellingen verbleven. Momenteel verblijft hij op een gesloten groep in Harreveld. De ondertoezichtstelling van [voornaam minderjarige01] is wegens positieve ontwikkelingen in oktober 2021 niet verder verlengd.
De moeder heeft in januari 2023 het bericht gekregen dat zij terminaal ziek is. De zorgen die de kinderen hebben om de moeder, hun eigen gevoelens rondom het dreigende verlies van de moeder en de onduidelijkheid die zij ervaren door het gebrek aan een helder perspectief, maken dat de kinderen emotioneel zeer belast zijn. [voornaam minderjarige02] heeft sinds het ziek zijn van zijn moeder een terugval in zijn gedrag laten zien. [voornaam minderjarige01] heeft veel last van de onzekerheid over haar toekomst. Het is voor beide kinderen belangrijk om duidelijkheid te krijgen ten aanzien van hun perspectief, zodat zij weten waar zij aan toe zijn in het geval de moeder komt te overlijden. Het dient voor hen duidelijk te zijn wie er vanaf dan de zorg voor hen draagt en wie de gezagsbeslissingen over hen zal nemen.
Aanvaardbare termijn
Op grond van artikel 1:247 BW omvat het ouderlijk gezag de plicht en het recht van de ouder om zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden. Daaronder wordt mede verstaan het dragen van de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind en ook het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid.
Wanneer de moeder komt te overlijden zou de vader automatisch eenhoofdig gezag krijgen over [voornaam minderjarige01] en [voornaam minderjarige02] . De rol van de vader is echter in het verleden zeer belastend en beschadigend geweest voor beide kinderen. Daarnaast is er tussen [voornaam minderjarige01] en de vader al jarenlang geen contact meer. De vader heeft daar ook geen enkel initiatief voor genomen. [voornaam minderjarige01] voelt zich dan ook de afgelopen jaren niet gezien en gehoord door de vader en zij heeft daar zichtbaar last van. Zij maakt zich er ernstig zorgen over wie het gezag over haar krijgt als haar moeder komt te overlijden voor haar achttiende verjaardag. Zij heeft herhaaldelijk de wens geuit dat het gezag in dat geval niet bij de vader alleen komt te liggen. De vader is al jaren niet op de hoogte van wat er speelt in haar leven en hij heeft geen enkele betrokkenheid bij haar dagelijks leven.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de vader jegens [voornaam minderjarige01] de op hem rustende plicht als gezaghebbende ouder heeft verzaakt en niet in staat is (geweest) om de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [voornaam minderjarige01] binnen een aanvaardbare termijn te dragen.
Gezagsbeëindiging
Een beëindiging van het ouderlijk gezag is een maatregel die diep ingrijpt in het gezinsleven van zowel de ouder waarvan het gezag wordt beëindigd als van de minderjarige waarover het gezag wordt uitgeoefend. Blijkens de jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens stemt de maatstaf van artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: EVRM) voor gezagsbeëindiging niet geheel overeen met die van artikel 1:266 BW. Uit artikel 8 EVRM volgt ook het vereiste dat, indien het doel met een lichtere maatregel kan worden bereikt, deze verkozen dient te worden boven de zwaardere maatregel (het subsidiariteitsbeginsel). Daarnaast dient de inmenging in het gezinsleven die het gevolg is van de maatregel, in een redelijke verhouding te staan tot het doel dat met de maatregel wordt nagestreefd (het proportionaliteitsbeginsel). De inbreuk op het gezinsleven moet noodzakelijk zijn om het beoogde doel te bereiken.
De rechtbank is van oordeel - alles afwegende - dat de beëindiging van het gezag van de vader over [voornaam minderjarige01] noodzakelijk en proportioneel is. Proportioneel omdat het belang van [voornaam minderjarige01] bij het verkrijgen van duidelijkheid over degenen die feitelijk én juridisch het gezag over haar uitoefenen en bij het verkrijgen van duidelijkheid over de continuïteit daarvan, zwaarder weegt dan het belang van de vader bij het behoud van zijn gezag. De vader neemt immers al jaren geen gezagsbeslissingen meer over [voornaam minderjarige01] , heeft geen contact meer met haar en heeft daar ook geen enkel initiatief voor genomen. Noodzakelijk omdat [voornaam minderjarige01] duidelijk en herhaaldelijk heeft aangegeven te wensen dat het eenhoofdig gezag niet bij de vader zal komen te liggen als haar moeder komt te overlijden voordat zij achttien jaar is. Aan die behoefte, die serieus dient te worden genomen, kan slechts tegemoet worden gekomen door de gezagsbeëindiging van de vader.
De rechtbank heeft bij deze beslissing ook rekening gehouden met artikel 3, eerste lid van het Verdrag inzake de rechten van het kind, waarin is bepaald - samengevat - dat bij alle maatregelen betreffende kinderen de belangen van het kind de eerste overweging vormen.
Van belang is op te merken dat het voor [voornaam minderjarige01] nog steeds belangrijk kan zijn en ook lijkt te zijn, dat de vader contact met haar zoekt en zich inzet om de band tussen hen te herstellen. De gezagsbeëindiging staat daaraan niet in de weg. Het beëindigen van het gezag van de vader doet niets af aan het feit dat de vader altijd de vader van [voornaam minderjarige01] blijft.
Door de beëindiging van het gezag van de vader, zal de moeder het gezag over [voornaam minderjarige01] voortaan alleen uitoefenen.
Ten aanzien van [voornaam minderjarige02]
Met betrekking tot het verzoek van de Raad ten aanzien van [voornaam minderjarige02] oordeelt de rechtbank als volgt. Zowel de Raad als de GI waren voorafgaand aan de zitting in de veronderstelling dat [voornaam minderjarige02] al jarenlang geen contact meer had met de vader en tevens de wens had dat het gezag van de vader over hem zou worden beëindigd. Voorafgaand aan de zitting heeft de rechtbank [voornaam minderjarige02] apart gehoord. [voornaam minderjarige02] heeft tijdens dit gesprek aangegeven het wil dat de vader het gezag over hem behoudt. Ook is ter zitting gebleken dat [voornaam minderjarige02] en de vader sinds enige tijd zo nu en dan weer contact met elkaar hebben via WhatsApp en de wens hebben dit contact uit te breiden. [voornaam minderjarige02] lijkt wel ambivalent in het wel of niet aangaan van contact met de vader. Gezien de leeftijd van [voornaam minderjarige02] is het belangrijk zijn mening mee te wegen in de beslissing over het verzoek van de Raad. De komende periode dient te worden onderzocht wat de duidelijke wens is van [voornaam minderjarige02] betreffende het contact met de vader en het al dan niet in stand blijven van het gezag van de vader. Verder is het aan de vader om te laten zien dat hij op een positieve en actieve manier invulling geeft aan zijn gezag over [voornaam minderjarige02] . Hij moet in staat zijn de samenwerking met de GI aan te gaan en beslissingen ten aanzien van [voornaam minderjarige02] te nemen, en daarmee de belangen en behoeften van [voornaam minderjarige02] te dienen.
De rechtbank zal gelet op het vorenstaande het verzoek ten aanzien van [voornaam minderjarige02] aanhouden tot de hierna te noemen datum.
De rechtbank verzoekt de Raad om uiterlijk twee weken voor de hierna te noemen datum een briefrapportage te doen toekomen met daarin de stand van zaken en daarbij te vermelden of het verzoek al dan niet wordt gehandhaafd.

De beslissing

De rechtbank:
beëindigt het ouderlijk gezag van [vader01] , geboren op [geboortedatum03] 1980 te [geboorteplaats02] , over [voornaam minderjarige01] ;

verklaart deze beschikking – tot zover – uitvoerbaar bij voorraad;

en alvorens verder te beslissen:

bepaalt dat het verhoor van de Raad, de GI en de belanghebbenden in deze zaak zal plaatsvinden op
21 december 2023 om 11.00 uurin het gerechtsgebouw te Rotterdam, Wilhelminaplein 100/125;
de zaak zal op genoemde datum en tijdstip, behoudens onvoorziene omstandigheden,
worden behandeld door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter, tevens kinderrechter, en
mrs. M. de Geus en D.E. van Hout, kinderrechters;
bepaalt dat een afschrift van deze beschikking geldt als oproeping van de Raad, de GI, de belanghebbenden en mr. M.A.J. Beers;
gelast de oproeping van [voornaam minderjarige02] ;
verzoekt de Raad
uiterlijk twee wekenvoor de genoemde datum de rechtbank de verzochte rapportage te doen toekomen.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.A.J. de Nijs, voorzitter, tevens kinderrechter, en
mrs. M. de Geus en R. van den Wildenberg, kinderrechters, in tegenwoordigheid van
mr. C.N. Arduin als griffier en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2023.
De schriftelijke uitwerking van deze beschikking is vastgesteld op 5 oktober 2023.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan voor zover een eindbeslissing is genomen worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Den Haag.