ECLI:NL:RBROT:2023:12669

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
27 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
10/160232-22
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor moord en gekwalificeerd doodslag; veroordeling voor doodslag en gekwalificeerde diefstal met gevangenisstraf

In deze zaak heeft de Rechtbank Rotterdam op 27 december 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, geboren in 1979, die preventief gedetineerd was. De rechtbank heeft de verdachte vrijgesproken van moord en gekwalificeerde doodslag, maar hem wel schuldig bevonden aan doodslag en gekwalificeerde diefstal. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van twaalf jaren, met aftrek van voorarrest. De zaak betreft een fatale steekpartij die plaatsvond op 13 juni 2022, waarbij het slachtoffer, genaamd [slachtoffer01], is overleden door meerdere steekwonden. De rechtbank oordeelde dat het bewijs voor moord en gekwalificeerde doodslag niet wettig en overtuigend was, maar dat de verdachte wel schuldig was aan doodslag. De verdachte had het slachtoffer in de hals gestoken, wat leidde tot zijn dood. Daarnaast heeft de verdachte na de steekpartij de bankpas van het slachtoffer gebruikt om geld op te nemen, wat leidde tot de veroordeling voor gekwalificeerde diefstal. De rechtbank heeft ook de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen, waaronder zijn verslaving aan cocaïne en alcohol, en zijn zwakbegaafdheid. De rechtbank heeft de vordering van de nabestaande, die schadevergoeding eiste, gedeeltelijk toegewezen, waarbij de verdachte € 26.800,80 moet betalen aan de nabestaande, bestaande uit materiële en affectieschade.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/160232-22
Datum uitspraak: 27 december 2023
Tegenspraak
Vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1979,
preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] , locatie [detentielocatie01] ,
advocaten mrs. A. Aïssal en N. Claassen, advocaten te Rotterdam.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 13 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Eis officier van justitie

De officier van justitie mr. W.D. van den Berg heeft gevorderd:
  • vrijspraak van het onder 1 primair (moord) en onder 1 subsidiair (gekwalificeerde doodslag) ten laste gelegde;
  • bewezenverklaring van het onder 1 impliciet subsidiair (doodslag) en onder 2 (diefstal in vereniging met een valse sleutel) ten laste gelegde;
  • veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest.

4.Waardering van het bewijs

4.1.
Vrijspraak moord en gekwalificeerde doodslag (onder 1 primair en subsidiair ten laste gelegde)
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat het onder 1 impliciet primair en subsidiair (de gekwalificeerde doodslag) ten laste gelegde niet wettig en overtuigend is bewezen, zodat de verdachte daarvan zonder nadere motivering zal worden vrijgesproken.
4.2.
Bewijswaardering
4.2.1.
Standpunt verdediging
De verdachte ontkent het onder 1 impliciet subsidiair (doodslag) ten laste gelegde te hebben gepleegd. Hij heeft het slachtoffer niet dood gestoken. Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde heeft de verdediging vrijspraak bepleit. Het feit kan niet wettig en overtuigend worden bewezen nu de wederrechtelijkheid niet vaststaat.
4.2.2.
Beoordeling
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde wordt het volgende overwogen.
Op basis van het dossier staat vast dat het slachtoffer op 13 juni 2022 is overleden in zijn woning in Rotterdam. Volgens het onderzoek door de patholoog is het slachtoffer overleden door fors bloedverlies ten gevolge van meerdere steekwonden in zijn hals dan wel door een samendrukkende krachtsinwerking op de hals. Verder werden er meerdere steekwonden in de buik van het slachtoffer aangetroffen welke zijn toegebracht kort voor of kort na het overlijden. Volgens de patholoog is het onwaarschijnlijk dat de verwondingen in de hals door het slachtoffer zelf zijn toegebracht. De verdachte heeft verklaard dat hij op 13 juni 2022 het slachtoffer is tegengekomen op straat en vervolgens is meegegaan naar de woning van het slachtoffer. Voorts heeft de verdachte verklaard dat er niemand anders in de woning aanwezig was, hij het slachtoffer heeft gestoken met een mes en hij niet helder meer heeft hoe het steken is gegaan en of hij het slachtoffer vaker heeft geraakt.
De rechtbank is, gelet op vorenstaande feiten en omstandigheden, van oordeel dat buiten redelijke twijfel vaststaat dat verdachte degene is geweest die het slachtoffer op 13 juni 2022 om het leven heeft gebracht.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde overweegt de rechtbank dat in zijn algemeenheid, zonder toestemming, niemand het recht heeft om de bankpas van iemand anders te gebruiken. De verdachte heeft verklaard dat hij de pinpas in zijn bezit had, omdat hij geld mocht pinnen van het slachtoffer omdat hij nog geld van hem tegoed had. Dit was echter op een eerder moment in de bewuste nacht. Na de dodelijke steekpartij heeft de verdachte niet in redelijkheid kunnen denken dat die eerdere toestemming van het slachtoffer er ook op gericht was dat hij de pinpas na diens overlijden mee zou nemen en er geld mee zou opnemen van diens rekening op 16 juni 2022. Daarmee is de wederrechtelijkheid gegeven.
4.2.3.
Conclusie
Bewezen is dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
4.3.
Bewezenverklaring
In bijlage II heeft de rechtbank de inhoud van wettige bewijsmiddelen opgenomen, houdende voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Op grond daarvan, en op grond van de redengevende inhoud van het voorgaande, is wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 impliciet subsidiair en 2 ten laste gelegde heeft begaan op die wijze dat:
Primair
hij op 13 juni 2022 te Rotterdam,
opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer01] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet die [slachtoffer01]
- meermalen met een mes gestoken in de hals, ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer01] is overleden.
2
hij in de periode van 13 juni 2022 tot en met 16 juni 2022 te Rotterdam,
tezamen en in verenging met een ander,
een geldbedrag dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/ weg te nemen geldbedrag onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door ( met een – tevoren gestolen dan wel zonder instemming van
de rechthebbende in gebruik genomen – bankpas (ABN, op naam van
rekeninghouder voornoemde [slachtoffer01] ) een contactloze betalingstransactie te
verrichten bij een winkel.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.

5.Strafbaarheid feiten

De bewezen feiten leveren op:
doodslag;
diefstal door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
5.1.
Strafbaarheid
5.1.1.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dan ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde sprake is geweest van noodweer.
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte de hem verweten gedraging heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van eigen lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.
De verdachte is door het slachtoffer gedrogeerd en in die toestand seksueel misbruikt. De verdachte heeft zijn grenzen aangegeven, maar deze zijn niet door het slachtoffer gerespecteerd. Daarna is het geëscaleerd. Het slachtoffer heeft drie messen gepakt, waarmee hij de verdachte bedreigde. Het slachtoffer vertoonde bizar gedrag en was eropuit zichzelf en de verdachte te verwonden. Verdachte heeft uit doodsangst, paniek en overlevingsdrang één van de messen gepakt en het slachtoffer daarmee gestoken.
De verdediging heeft concluderend bepleit dat de verdachte dient te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
5.1.2.
Beoordeling
Voor een geslaagd beroep op noodweer is het aan de verdachte om op basis van voldoende
feiten en omstandigheden aannemelijk te maken dat er sprake is geweest van een situatie
waarin hij zichzelf diende te verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke
aanranding. Het beroep op noodweer is in de kern gebaseerd op de verklaringen van de
verdachte zelf, zoals afgelegd tegenover politie en ter terechtzitting. De door de zijn
weergave van de (gevechts-)handelingen die leidden tot zijn steken van het slachtoffer zouden moeten ondersteunen, doen dat niet. Het enige door de verdachte aangevoerde
objectieve aanknopingspunt is dat de buurman van het slachtoffer heeft gehoord dat er in de
woning van het slachtoffer zou zijn gezegd: “niet doen” en “nog even volhouden”. Dit kan
evengoed door de verdachte of door het slachtoffer in een andere context dan door de
verdachte gesteld, zijn gezegd. De verklaringen van de verdachte, die hij tijdens het proces
ook op vele punten heeft gewijzigd, aangepast en deels herroepen laten de vraag wat er in de woning van het slachtoffer en de verdachte is gebeurd, onbeantwoord en de van het dossier deel uitmakende objectieve vaststellingen, zoals de aard en omvang van het letsel van het slachtoffer, onverklaard.
Nu naar het oordeel van de rechtbank niet kan worden vastgesteld dat sprake is geweest van een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding waartegen de verdachte zich diende te verdedigen, komt men aan een beroep op noodweer in het geheel niet toe.
Het verweer wordt derhalve verworpen.
5.1.3.
Conclusie
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

De verdediging heeft een beroep op noodweerexces gedaan. Het beroep op noodweerexces kan niet slagen, alleen al omdat – zoals hierboven al is overwogen – geen sprake was van een noodweersituatie.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

7.1.
Algemene overweging
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
7.2.
Feiten waarop de straf is gebaseerd
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het meerdere malen steken met een mes en het slaan van het slachtoffer [slachtoffer01] . Deze is aan door de verdachte veroorzaakte verwondingen overleden. De verdachte heeft - zoals blijkt uit het sectierapport - het slachtoffer twee maal in de hals gestoken, vele malen gewelddadig geslagen, en hij heeft rond dan wel kort na het overlijden het slachtoffer nog eens drie maal in het lichaam ter hoogte van de heup gestoken. De verdachte heeft met zijn handelen het belangrijkste wat het slachtoffer had, namelijk zijn leven, ontnomen. Dit verlies heeft onherstelbaar leed en gemis aan zijn nabestaanden toegebracht, met welke gevolgen zij tot op de dag van vandaag worden geconfronteerd. Dit blijkt ook uit de verklaring die ter zitting is afgelegd door de zus van het slachtoffer tijdens de uitoefening van het spreekrecht. Daarnaast zijn ook buiten de kring van de nabestaanden en van het slachtoffer, onder andere bij zijn buren en hulpverleners, grote onrust en gevoelens van verontwaardiging teweeg gebracht. Ook de samenleving als geheel is door het handelen van de verdachte geschokt.
Voorts heeft de verdachte op enig moment de enkels van het slachtoffer vastgebonden en hem vermoedelijk versleept naar de douche, wellicht om hem van het vele bloed te ontdoen. De douchekraan stond nog vol aan op de hoogste temperatuur toen het slachtoffer door diens begeleiders liggend naast de douchecabine dood werd aangetroffen. De verdachte heeft de ring van het slachtoffer meegenomen als ook diens bankpas en heeft vervolgens de woning gemaskerd verlaten, kennelijk om zo herkenning te bemoeilijken.
De verdachte heeft in de daaropvolgende dagen de ring voor € 200,- euro verkocht aan een goudopkoper en met hulp van een derde getracht met de bankpas geld op te nemen van de bankrekening van het slachtoffer, welke opname eenmaal is gelukt.
7.3.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
7.3.1.
Strafblad
De rechtbank heeft acht geslagen op een uittreksel uit de justitiële documentatie van de verdachte, gedateerd 21 september 2023. Hieruit blijkt dat de verdachte een aantal malen eerder is veroordeeld, waaronder voor alcohol- en verkeersfeiten.
7.3.2.
Rapportage
Krachtens het bevel tot observatie in het Pieter Baan Centrum d.d. 7 oktober 2022 hebben de deskundigen, [psychiater01] , psychiater, en [GZ-psycholoog01] , GZ-psycholoog, beiden verbonden aan het Nederlands Instituut voor Forensische Psychiatrie en Psychologie, locatie Pieter Baan Centrum, Psychiatrische Observatiekliniek te Almere, in opdracht van de rechtbank Rotterdam en in samenwerking met de overige leden van het onderzoekend team, een onderzoek ingesteld naar de geestvermogens van de verdachte.
Het rapport is gedateerd 24 april 2023 en bevat onder meer het volgende
Betrokkene is een 43-jarige Marokkaans-Nederlandse man waarbij in diagnostische zin sprake is van zwakbegaafdheid, een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne (ten tijde van het onderzoek in remissie in een gecontroleerde setting) en een stoornis in het gebruik van alcohol (ernst onbekend). Bij betrokkene was in de laatste tweeënhalf jaar voor detentie sprake van een ernstige stoornis in het gebruik van cocaïne. Dit uitte zich in vrijwel dagelijks gebruik (basen) met craving, lichamelijke onttrekkingsverschijnselen en afvallen, ernstige sociale en ook financiële gevolgen. Ten tijde van deze cocaïneverslaving is sprake geweest van antisociaal gedrag, zoals drugs dealen, liegen tegen en stelen van familie. Dit antisociale gedrag kwam voort uit deze ernstige verslaving. Daarnaast is al langere tijd sprake van problemen die het directe gevolg zijn van alcoholge-bruik (het oplopen van letsel in het uitgaansleven terwijl betrokkene onder invloed was van alcohol; veelvuldig rijden onder invloed van alcohol). Hoewel geen precies beeld kon worden gevormd van hoe frequent en ernstig het alcoholgebruik in de verschillende periodes van betrokkenes leven was, wordt op basis van de beschikbare informatie wel vastgesteld dat sprake was van een stoornis in het gebruik van alcohol. Betrokkene gebruikte daarnaast cannabis, maar aangezien dit van minder grote invloed lijkt te zijn geweest op zijn functioneren wordt geen stoornis in het gebruik van cannabis vastgesteld.
Er worden geen aanwijzingen gevonden voor een ontwikkelingsstoornis zoals ADHD of autisme. Er zijn evenmin aanwijzingen voor een psychotische stoornis, een stemmings- of angststoornis of een dissociatieve stoornis. De zwakbegaafdheid, de stoornissen in het gebruik van cocaïne en alcohol en het antisociaal gedrag van een volwassene (ten gevolge van de verslaving) waren allemaal aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde; de stoornissen in het gebruik van middelen waren ten tijde van het ten laste gelegde niet in remissie. In de nacht van het ten laste gelegde had betrokkene naar eigen zeggen fors cocaïne gebruikt en enige alcohol. Het is niet uit te sluiten dat betrokkene meer alcohol had gebruikt dan hij vertelt. Er is echter geen toxicologisch onderzoek beschikbaar dat de mate van cocaïne- en alcoholgebruik kan bevestigen.
Uit de ten tijde van het ten laste gelegde aanwezige psychische stoornissen vloeien forensisch relevante functiebeperkingen voort. Genoemd kunnen worden de uit de zwakbegaafdheid voortvloeiende gebrekkige empathie, de tekortschietende emotieregulatie en coping vaardigheden, de moeite sociale situaties in te schatten en de beïnvloedbaarheid. Het middelengebruik kan voornoemde functiebeperkingen versterkt hebben en impulsiviteit vergroot hebben. Echter, de vraag of en de mate waarin elk van deze factoren heeft doorgewerkt in het ten laste gelegde feit kan slechts beoordeeld worden indien een helder delictscenario kan worden opgesteld. Aangezien het slachtoffer is overleden en er geen getuigen aanwezig waren die meer licht hadden kunnen werpen op wat zich die nacht heeft afgespeeld, hebben onderzoekers slechts de beschikking over wat betrokkene hierover verteld heeft. De herinneringen die betrokkene beschrijft zijn gefragmenteerd, mogelijk samenhangend met cocaïne- en alcoholgebruik, en hierin is hij op punten niet consistent, zoals over de chronologie of over de vraag of betrokkene zich 'wazig' voelde (zoals hij aanvankelijk bij de politie verklaart) of volledig buiten bewustzijn is geweest. Wat verder opvalt in het verhaal van betrokkene is dat hij beschrijft dat hij ontredderd en zeer angstig was, maar dat hij er vervolgens wel aan denkt de pinpas en ring van het slachtoffer mee te nemen. Derhalve is een eenduidig delictscenario niet op te stellen. Op grond van diverse denkbare delictscenario's kan de doorwerking van de beschreven psychopathologie in het ten laste gelegde uiteenlopen van niet of nauwelijks aanwezig tot in sterke mate aanwezig.
Gelet op het voorgaande is kunnen onderzoekers kunnen geen uitspraak doen over de
doorwerking van de beschreven psychopathologie in het ten laste gelegde, indien bewezen,
en onthouden zij zich van een advies over het al dan niet toerekenen
Het is niet bekend of het ten laste gelegde voortkomt uit de geconstateerde psychopatho-
logie en zo ja in welke mate dit een rol heeft gespeeld. Het opstellen van een betrouwbare,
geïndividualiseerde risicotaxatie en het verder onderbouwen van het pathologisch bepaald
recidivegevaar is daarom evenmin mogelijk.”.
7.4.
Conclusies van de rechtbank
Gelet op hetgeen de rechtbank hierboven heeft overwogen, komt zij tot de volgende conclusies.
Het rapport van de deskundigen is zorgvuldig opgebouwd en gegrond op zorgvuldig onderzoek. De inhoud hiervan en de hierin opgenomen conclusies neemt de rechtbank over.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij is met een voor hem onbekend iemand die hij ’s nachts op straat ontmoette mee naar diens huis gegaan en heeft deze persoon in de daaropvolgende uren op een gruwelijke wijze van het leven beroofd. Hierna heeft hij kennelijk getracht de sporen uit te wissen en het slachtoffer liggend nabij een stromende douche achtergelaten zonder zich op enige wijze om hem of de situatie die hij had veroorzaakt, te bekommeren. Bij zijn vertrek heeft hij waardevolle goederen van het slachtoffer meegenomen en hiervan voordeel getrokken.
De deskundigen hebben geen uitspraak kunnen doen over de doorwerking van de door hen beschreven psychopathologie in de ten laste gelegde gedragingen en hebben zich daarom onthouden over een advies over de toerekenbaarheid. Er zijn ook voor het overige geen aanknopingspunten uit het dossier gebleken om aan te nemen dat de verdachte niet geheel verantwoordelijk voor zijn handelen zou kunnen worden gehouden. Zijn cocaïneverslaving kan in elk geval niet als zodanig worden aangemerkt. De verdachte heeft ook ter terechtzitting geen openheid van zaken gegeven, waardoor geen inzicht is verkregen in de exacte toedracht, hetgeen het toegevoegde leed voor de nabestaanden enkel zal hebben vergroot.
Gezien de ernst van de feiten kan niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een gevangenisstraf van aanzienlijke duur. Bij de bepaling van de duur van de
gevangenisstraf heeft de rechtbank acht geslagen op het hiervoor overwogene alsmede op straffen die in min of meer soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd. De verdediging heeft enkele uitspraken genoemd waarin een (veel) lagere gevangenisstraf is opgelegd dan thans is geëist door de officier van justitie. Deze zaken acht de rechtbank evenwel onvoldoende vergelijkbaar met de onderhavige. Zo is een ‘eigen schuld’-component van het slachtoffer, zoals die vaak in strafmatigende zin wordt meegewogen, in de onderhavige zaak niet komen vast te staan.
De rechtbank stelt vast dat de verdachte zich vanwege zijn verslaving in een situatie heeft gebracht waarin hij de bewezen feiten heeft begaan. Gezien het feit dat deze verslaving niet is behandeld en de moeilijke leefomstandigheden waarin de verdachte tengevolge van die verslaving was komen te verkeren niet zijn veranderd moet worden gevreesd dat hij – eenmaal op vrije voeten – zal recidiveren. Ter vergelding van het door hem veroorzaakte leed en ter bescherming van de samenleving zal de rechtbank aan de verdachte dan ook opleggen de gevangenisstraf zoals door de officier van justitie is geëist. Vanuit de gehumaniseerde vergeldingsleer worden resocialisatie, vergelding en herstel met elkaar in verband gebracht. Vergeldend straffen moet gepaard gaan met respect voor de menselijke waardigheid van gedetineerden en ondersteuning van hun behoefte om weer ‘mens te worden’, verantwoordelijkheid op te pakken en goed te maken. De rechtbank verwacht dat de verdachte met deze straf weer met zich zelf in balans zal kunnen komen en los zal geraken van zijn verslaving.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.Vordering nabestaande/ schadevergoedingsmaatregel

Als nabestaande heeft zich in het geding gevoegd: [nabestaande01] ter zake van het onder 1 ten laste gelegde feit. De nabestaande vordert een vergoeding van € 9.300,80 aan materiële schade, een vergoeding van € 15.000,- aan immateriële schade (shockschade) en € 17.500,- aan affectieschade. Ter onderbouwing van de gevorderde shockschade voert de benadeelde partij aan dat zij door de media-aandacht in de zaak en beschrijvingen/foto’s die zijn opgenomen in het strafdossier en het sectierapport geconfronteerd is met wat er met haar zoon is gebeurd. Zij heeft het huis van haar zoon moeten schoonmaken en heeft hierbij bloedvlekken gezien. De benadeelde partij heeft zich door dit alles een indringende voorstelling kunnen maken van het letsel dat aan haar zoon is toegebracht. Hierdoor heeft de benadeelde partij psychische klachten ontwikkeld waarvoor zij onder behandeling is bij een psycholoog.
8.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft verzocht de vordering van de nabestaande geheel toe te wijzen en te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2022 tot de dag der algehele voldoening. Verder heeft zij verzocht de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
8.2.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich op het standpunt gesteld dat de nabestaande ten aanzien van de shockschade niet-ontvankelijk moet worden verklaard, aangezien niet kan worden vastgesteld dat er ernstig geestelijke letsel is geconstateerd bij de nabestaande als gevolg van een confrontatie met het ten laste gelegde. Ten aanzien van de materiële schade en de affectieschade heeft de verdediging geen opmerkingen gemaakt.
8.3.
Beoordeling
8.3.1.
Algemene uitgangspunten
Affectieschade bij overlijden
Affectieschade is de immateriële schade die bestaat uit het verdriet en de pijn die is
veroorzaakt doordat een persoon waarmee men een affectieve band heeft, overlijdt.
Shockschade
Iemand die een ander door zijn onrechtmatige daad doodt of verwondt kan — afhankelijk van de omstandigheden waaronder die onrechtmatige daad en de confrontatie met die daad of de gevolgen daarvan plaatsvinden — ook onrechtmatig handelen jegens degene bij wie die confrontatie een hevige emotionele schok teweegbrengt. Gezichtspunten die een rol spelen bij de beoordeling van de onrechtmatigheid zijn onder meer:
- De aard, toedracht en gevolgen van de jegens het primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad;
- De wijze waarop het secundaire slachtoffer wordt geconfronteerd met de jegens het
primaire slachtoffer gepleegde onrechtmatige daad en de gevolgen daarvan. Daarbij kan onder meer worden betrokken of hij de confrontatie fysiek, direct of later was en of deze al dan niet onverhoeds was;
- De aard en hechtheid van de relatie tussen het primaire en secundaire slachtoffer.
Aan de hand van (onder meer) deze gezichtspunten dient de rechtbank van geval tot geval te
beoordelen of sprake is van onrechtmatigheid en daarmee of de nabestaanden in aanmerking komen voor vergoeding van shockschade. Het recht op vergoeding van deze schade is beperkt tot de schade die volgt uit door de onrechtmatige daad veroorzaakt geestelijk letsel.
8.3.2.
Beoordeling van de vordering
Affectieschade
De nabestaande is de moeder van de overledene. Het deel van de vordering dat ziet op affectieschade zal conform artikel 6:108 BW, gelezen in samenhang met artikel 1 van het Besluit vergoeding affectieschade, worden toegewezen voor een bedrag van € 17.500,-.
Shockschade
Hoewel de rechtbank begrijpt dat de benadeelde partij geconfronteerd is met afschuwelijke beelden, is niet voldaan aan het confrontatievereiste zoals hiervoor omschreven. Er is geen sprake geweest van een fysieke en – zowel in tijd als voor wat betreft de gevolgen – directe confrontatie en deze confrontatie is niet onverhoeds geweest. Daarnaast is niet komen vast te staan dat er sprake is van geestelijk letsel. Uit de verklaring van de psycholoog blijkt weliswaar dat de benadeelde partij onder behandeling is, maar deze richt zich onder meer op rouwverwerking en op het “in de gaten houden van de eventuele ontwikkeling van een PTSS”.
De rechtbank zal de vordering ten aanzien van de shockschade niet-ontvankelijk verklaren, omdat een nadere onderbouwing van het bovenstaande een onevenredige belasting van het strafproces zou opleveren. Dit deel van de vordering kan bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Materiële schade
De materiële schade bestaat uit kosten met betrekking tot de begrafenis van de overledene. Deze kosten zijn niet door de verdachte betwist en worden daarom toegewezen.
8.4.
Conclusie
De verdachte moet de nabestaande een schadevergoeding betalen van € 26.800,80, bestaande uit € 9.300,80 aan materiële schade en € 17.500,- aan affectieschade, vermeerderd met de wettelijke rente en kosten als hieronder in de beslissing vermeld.
Tevens wordt de oplegging van de hierna te noemen maatregel als bedoeld in artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht passend en geboden geacht.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 36f, 57, 287 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.

10.Bijlagen

De in dit vonnis genoemde bijlagen maken deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart niet bewezen, dat de verdachte het onder 1 impliciet primair (moord) ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij;
verklaart bewezen, dat de verdachte de onder 1 impliciet subsidiair (doodslag) en 2 ten laste gelegde feiten, zoals hiervoor omschreven, heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte ook daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezen verklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
veroordeelt de verdachte om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de nabestaande
[nabestaande01] te betalen een bedrag van
€ 26.800,80 (zegge: zesentwintigduizend achthonderd euro en tachtig cent),bestaande uit € 9.300,80 aan materiële schade en € 17.500,= aan immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 13 juni 2022 tot aan de dag der algehele voldoening;
verklaart de nabestaande [nabestaande01] niet-ontvankelijk in het resterende deel van de
vordering en bepaalt dat dit deel van de vordering slechts kan worden aangebracht bij de
burgerlijke rechter;
veroordeelt de verdachte in de proceskosten door de nabestaande [nabestaande01]
gemaakt, tot op heden aan de zijde van de benadeelde partij begroot op nihil;
legt aan de verdachte
de maatregel tot schadevergoedingop, inhoudende de verplichting
aan de staat ten behoeve van [nabestaande01] te betalen van
€ 26.800,80 (zegge: zesentwintigduizend achthonderd euro en tachtig cent),vermeerderd met de wettelijke
rente vanaf 13 juni 2022 tot aan de dag van de algehele voldoening: bepaalt dat indien volledig verhaal van de hoofdsom van € 26.800,80 niet mogelijk blijkt,
gijzelingkan worden toegepast voor de duur van
169 dagen, de toepassing van de gijzeling heft de betalingsverplichting niet op.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.P. van de Beek, voorzitter,
en mrs. C.H. van Breevoort- de Bruin en J. van de Klashort, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. L.R. van Zaanen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
1
hij op of omstreeks 13 juni 2022 te Rotterdam,
opzettelijk en met voorbedachten rade,
een persoon genaamd [slachtoffer01] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte met dat opzet en na kalm beraad en rustig overleg,
die [slachtoffer01]
- geslagen en/of gestompt tegen de neus, althans het lichaam, en/of
- ( meermalen) met een mes gestoken in de buik en/of nek en/of hals, althans het
lichaam, en/of
- geslagen en/of gestoten met een steen, althans een zwaar en/of hard voorwerp,
tegen het hoofd, althans het lichaam,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer01] is overleden;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2022 te Rotterdam,
een persoon genaamd [slachtoffer01] van het leven heeft beroofd,
immers heeft verdachte opzettelijk die [slachtoffer01] ,
- geslagen en/of gestompt tegen de neus, althans het lichaam, en/of
- ( meermalen) met een mes gestoken in de buik en/of nek en/of hals, althans het
lichaam, en/of
- geslagen en/of gestoten met een steen, althans een zwaar en/of hard voorwerp,
tegen het hoofd, althans het lichaam,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer01] is overleden,
welke vorenomschreven doodslag werd gevolgd, vergezeld en/of voorafgegaan van
enig strafbaar feit, te weten
diefstal (met geweld) van een ring en/of ketting en/of bankpas en/of een
portemonnee en/of sleutels, in elk geval van enig goed,
en welke doodslag werd gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit
voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om, bij betrapping op
heterdaad, aan zichzelf en/of anderen straffeloosheid en/of het bezit van het
wederrechtelijk verkregen te verzekeren;
meer subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2022 te Rotterdam,
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen,
- een ring, en/of
- een ketting
- een portemonnee, en/of
- sleutels, en/of
- een bankpas
in elk geval enig goed,
geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer01] , in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte,
welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of
bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer01] , gepleegd met het oogmerk om
die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het
gestolene te verzekeren,
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
- slaan en/of stompen tegen de neus, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer01] ,
en/of
- ( meermalen) steken met een mes in de buik en/of nek en/of hals, althans het
lichaam, van voornoemde [slachtoffer01] , en/of
- slaan en/of stoten met een steen, althans een zwaar en/of hard voorwerp, tegen
het hoofd, althans het lichaam, van voornoemde [slachtoffer01] ,
ten gevolge waarvan voornoemde [slachtoffer01] is overleden;
meest subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 juni 2022 te Rotterdam,
[slachtoffer01] heeft mishandeld door hem
- te slaan en/of te stompen tegen de neus, althans het lichaam, en/of
- ( meermalen) te steken met een mes in de buik en/of nek en/of hals, althans het
lichaam, en/of
- te slaan en/of te stoten met een steen, althans een zwaar en/of hard voorwerp,
tegen het hoofd, althans het lichaam,
ten gevolge waarvan die [slachtoffer01] is komen te overlijden;
2
hij in of omstreeks de periode van 13 juni 2022 tot en met 16 juni 2022 te Rotterdam,
tezamen en in verenging met een ander, althans alleen,
(een) geldbedrag(en) (van in totaal 22,15 EUR), in elk geval enig goed, dat geheel of
ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan [slachtoffer01] , heeft weggenomen,
met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen,
terwijl verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de plaats van het
misdrijf heeft/hebben verschaft en/of dat/die weg te nemen geldbedrag(en) onder
zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel,
te weten door (telkens) met een – tevoren gestolen dan wel zonder instemming van
de rechthebbende in gebruik genomen – bankpas (ABN, op naam van
rekeninghouder voornoemde [slachtoffer01] ) (een) contactloze betalingstransactie(s) te
verrichten bij een of meer betaalautomaten en/of bij een of meer winkels voor de
aanschaf van (een) goed(eren) waarna de aldus gedane betaling(en) telkens ten
laste van voornoemde [slachtoffer01] is/zijn gekomen.