ECLI:NL:RBROT:2023:12668

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
12 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
10/225492-21
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitstel voorwaardelijke invrijheidstelling in afwachting van klinische behandeling

Op 12 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam een beschikking gegeven in een zaak betreffende de voorwaardelijke invrijheidstelling van een veroordeelde. De veroordeelde, die op 25 april 2022 was veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, had op 21 februari 2023 voorwaardelijk invrijheidstelling gekregen. Echter, op 19 juli 2023 besloot het Openbaar Ministerie deze voorwaardelijke invrijheidstelling te herroepen vanwege overtredingen van de voorwaarden, waaronder een alcoholverbod. De reclassering adviseerde op 8 september 2023 dat de veroordeelde pas opnieuw voorwaardelijk in vrijheid gesteld kon worden als hij klinisch behandeld kon worden voor zijn verslavingsproblematiek.

Op 15 november 2023 heeft het Openbaar Ministerie besloten het verlenen van de voorwaardelijke invrijheidstelling met maximaal 60 dagen uit te stellen, omdat er op dat moment geen behandelplek beschikbaar was. De veroordeelde heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, met de argumentatie dat de klinische behandeling enkele maanden kan duren en dat de tijd in de kliniek niet in mindering wordt gebracht op zijn strafrestant. De rechtbank heeft op 21 december 2023 het bezwaar behandeld en de veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie gehoord.

De rechtbank oordeelde dat het Openbaar Ministerie in redelijkheid tot de beslissing heeft kunnen komen om de voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde eerder voorwaarden heeft overtreden en dat een klinische behandeling noodzakelijk is om het recidiverisico te verminderen. Het bezwaar van de veroordeelde is ongegrond verklaard, en de rechtbank heeft de beslissing op 21 december 2023 gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK ROTTERDAM

Strafrecht team 2
v.i. nummer : [nummer01]
parketnummer : 10/225492-21
raadkamernummer : [nummer02]
datum : 12 december 2023
beslissing van de raadkamer op het bezwaar op grond van artikel 6:6:8 van het Wetboek van Strafvordering van:

[veroordeelde01] (hierna: de veroordeelde),

geboren op [geboortedatum01] 1991 te [geboorteplaats01] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] [woonplaats01] ,
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. G.W. Wurpel, advocaat te Rotterdam.

Feiten

De meervoudige kamer van de rechtbank Rotterdam heeft de veroordeelde bij vonnis van
25 april 2022 veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest.
Het Openbaar Ministerie heeft op 21 februari 2023 voorwaardelijk invrijheidstelling aan
de veroordeelde verleend.
De veroordeelde is feitelijk op 27 mei 2023 voorwaardelijk in vrijheid gesteld en vanaf die datum is de proeftijd van 365 dagen gaan lopen.
Aan de voorwaardelijk invrijheidstelling zijn gedurende deze proeftijd onder meer de volgende voorwaarden gesteld:
- een meldverplichting bij Fivoor reclassering, zolang en zo vaak de reclassering dat nodig vindt;
- een alcoholverbod met de verplichting om mee te werken aan ademonderzoek (blaastest) en/of urineonderzoek en/of een ander controlemiddel om dit verbod te controleren;
- een (ambulante) behandelverplichting door Humane Zorg, of een soortgelijke zorgverlener, op tijden en plaatsen als door of namens die zorgverlener worden aangegeven;
- een woonbegeleiding-/maatschappelijke opvangverplichting in een instelling voor begeleid wonen of maatschappelijke opvang, te weten Humane Zorg, althans in een soortgelijke instelling.
- de verplichting om deel te nemen aan de begeleidingsmodule Stap voor Stap.
Het Openbaar Ministerie heeft op 19 juli 2023 beslist de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde te herroepen voor een periode van 150 dagen, omdat de veroordeelde zich (ondermeer) niet aan het alcoholverbod had gehouden en daardoor niet langer in de beschermde woonvorm kon verblijven.
De reclassering en de directeur van de Penitentiaire Inrichting hebben op 8 september 2023 geadviseerd om de veroordeelde pas opnieuw voorwaardelijk in vrijheid te stellen, als hij klinisch kan worden opgenomen om te worden behandeld voor de bij hem spelende verslavingsproblematiek.
Het Openbaar Ministerie heeft op 15 november 2023 beslist het verlenen van voorwaardelijke invrijheidstelling uit te stellen met maximaal 60 dagen omdat de veroordeelde op dat moment nog niet in een kliniek kon worden geplaatst.

Procedure

Het bezwaar tegen de beslissing van het Openbaar Ministerie is op 29 november 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
De rechtbank heeft op 21 december 2023 het bezwaar in openbare raadkamer behandeld.
De rechtbank heeft de veroordeelde, zijn raadsman en de officier van justitie mr. M. Luijpen op zitting gehoord.

Bezwaar

De veroordeelde kan zich niet verenigen met de beslissing van het Openbaar Ministerie om aan de voorwaardelijke invrijheidstelling de verplichte voorwaarde van een klinische opname te verbinden. Een dergelijke klinische behandeling zal enkele maanden in beslag nemen en er is nog geeneens een opnamedatum bekend. Daar komt nog eens bij dat de tijd die door de veroordeelde wordt doorgebracht in de kliniek niet in mindering wordt gebracht op het resterende strafrestant. Dit brengt het risico met zich mee dat de veroordeelde na een niet geslaagde klinische behandeling van enkele maanden alsnog zijn strafrestant moet gaan uitzitten (150 dagen per 15 december 2023). Onder die omstandigheden wil de verdachte het strafrestant uitzitten en daarna aan de slag bij de firma [bedrijf01] , gespecialiseerd in badkamer-renovaties. Hij kan dan bij zijn tante intrekken en geen alcohol en drugs meer gebruiken.

Standpunt van het Openbaar Ministerie

De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie in redelijk heeft kunnen komen tot de beslissing om de voorwaardelijke invrijheidstelling met 60 dagen uit te stellen of zoveel korter als er eerder een plaatsing in een kliniek mogelijk is.
De voorwaarde van opname in een klinische instelling om te werken aan de bij de veroordeelde spelende verslavingsproblematiek is noodzakelijk om het recidiverisico op geweldsmisdrijven te verminderen. Nadat de veroordeelde op 30 augustus 2023 heeft aangegeven aan een klinische plaatsing mee te zullen werken, heeft de reclassering een indicatiestelling klinische forensische zorg aangevraagd.

Beoordeling

De vraag die voorligt is of het Openbaar Ministerie bij afweging van de betrokken belangen op 15 november 2023 heeft mogen beslissen om het verlenen van een voorwaardelijke invrijheidstelling aan de veroordeelde met maximaal 60 dagen uit te stellen in afwachting van een behandelplek in een kliniek.
De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend op grond van het volgende.
Vaststaat dat de veroordeelde de hiervoor genoemde bijzondere voorwaarden meermalen heeft overtreden door (onder meer) veelvuldig gebruik van alcohol. In het rapport van
8 september 2023 adviseert de reclassering om een klinische behandeling als bijzondere voorwaarde voor de voorwaardelijke invrijheidstelling van de veroordeelde op te nemen, omdat eerdere behandelingen binnen een ambulant kader niet tot het resultaat hebben geleid dat er gedragsverandering bij de veroordeelde in zijn alcoholgebruik is bewerkstelligd. Het recidiverisico op geweldsmisdrijven wordt bij het gebruik van alcohol als hoog ingeschat.
De reclassering vindt een klinische behandeling daarom noodzakelijk.
De rechtbank is van oordeel dat het Openbaar Ministerie bij afweging van de betrokken belangen, gelet op het bovenstaande, in redelijkheid tot zijn beslissing tot uitstel van voorwaardelijke invrijheidstelling heeft kunnen komen. Het bezwaar zal daarom ongegrond worden verklaard.

Beslissing

De rechtbank verklaart het bezwaar ongegrond.
Deze beslissing is gegeven op 21 december 2023 door:
mr. C.G. van de Grampel, voorzitter,
mr. S.M. den Hollander en mr. J. van de Klashorst, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. H.C. Fraaij, griffier.
De voorzitter en de oudste rechter zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.