ECLI:NL:RBROT:2023:12667

Rechtbank Rotterdam

Datum uitspraak
15 december 2023
Publicatiedatum
17 januari 2024
Zaaknummer
10/133032-23
Instantie
Rechtbank Rotterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Invoer van harddrugs en witwassen met aanzienlijke hoeveelheden heroïne

Op 15 december 2023 heeft de Rechtbank Rotterdam uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die betrokken was bij de invoer van 1.500 kilo heroïne en witwassen. De verdachte, geboren in 1989 en ten tijde van de zitting preventief gedetineerd, had procesafspraken gemaakt met de officier van justitie. Deze afspraken hielden in dat de verdachte geen hoger beroep zou instellen als de rechtbank de feiten bewezen verklaarde en de straf conform de afspraken zou opleggen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 26 mei 2020 tot en met 8 maart 2021 samen met anderen opzettelijk heroïne heeft ingevoerd en grote hoeveelheden cocaïne en heroïne heeft verhandeld. Daarnaast had hij een geldbedrag van € 35.660,- in zijn bezit, dat afkomstig was uit misdrijven. De rechtbank oordeelde dat de verdachte vrijwillig en met voldoende informatie had ingestemd met de procesafspraken. De officier van justitie eiste een gevangenisstraf van 48 maanden, wat de rechtbank passend achtte gezien de ernst van de feiten en de rol van de verdachte in de drugshandel. De rechtbank legde de verdachte een gevangenisstraf van 48 maanden op, met aftrek van voorarrest, en verklaarde het in beslag genomen geldbedrag verbeurd.

Uitspraak

Rechtbank Rotterdam

Team straf 2
Parketnummer: 10/133032-23
Datum uitspraak: 15 december 2023
Tegenspraak
Verkort vonnis van de rechtbank Rotterdam, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen de verdachte:
[verdachte01] ,
geboren te [geboorteplaats01] op [geboortedatum01] 1989,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres:
[adres01] , [postcode01] te [woonplaats01] ,
ten tijde van het onderzoek op de terechtzitting preventief gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting [naam PI01] ,
raadsman mr. Van Stratum, advocaat te Den Haag.

1.Onderzoek op de terechtzitting

Gelet is op het onderzoek op de terechtzitting van 15 december 2023.

2.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd hetgeen is vermeld in de dagvaarding. De tekst van de tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.

3.Procesafspraken

De officier van justitie en de verdachte hebben procesafspraken gemaakt. De rechtbank is niet betrokken geweest bij de totstandkoming daarvan. De procesafspraken zijn voorafgaand aan de zitting aan de rechtbank gezonden. Tijdens de inhoudelijke behandeling zijn de gemaakte afspraken met de verdachte en zijn raadsman besproken. De verdachte heeft verklaard dat hij goed begrijpt wat de gemaakte afspraken inhouden en welke gevolgen deze voor hem en zijn strafzaak kunnen hebben. Tijdens het onderzoek ter terechtzitting hebben de officier van justitie en de verdachte en zijn raadsman geconcludeerd dat de in die schriftelijke procesafspraken vermelde passage “en daarnaast het feit dat verdachte op de openbare weg een vuurwapen voorhanden heeft gehad” dient te worden geschrapt, omdat dit geen betrekking heeft op deze verdachte. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de verdachte vrijwillig, op basis van voor hem voldoende en duidelijke informatie en terwijl hij zich bewust was van de rechtsgevolgen, is gekomen tot de ondubbelzinnige beslissing om mee te werken aan het afdoeningsvoorstel en de daarmee gepaard gaande afstand van verdedigingsrechten.
Ter zitting hebben de verdachte en de officier van justitie bevestigd dat het om de volgende afspraken gaat:
Het openbaar ministerie zal:
  • rekwireren tot bewezenverklaring en het geven van een weergegeven kwalificatie van/aan de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten;
  • een strafeis vorderen van 48 maanden gevangenisstraf met aftrek van voorarrest;
  • geen ontnemingsprocedure aanhangig maken.
De verdachte zal:
  • geen onderzoekswensen indienen;
  • geen bewijs- of strafmaatverweren voeren;
  • afstand doen van het in beslag genomen geldbedrag ter hoogte van € 35.660,-.
De verdachte en het openbaar ministerie zullen:
- geen hoger beroep instellen indien de rechtbank komt tot de hierboven bedoelde bewezenverklaring en de strafoplegging zal plaatsvinden conform de tussen de verdachte en het openbaar ministerie gemaakte afspraken.
De beantwoording van de vragen van artikel 348 en met name van artikel 350 van het Wetboek van Strafvordering blijven leidend, meer in het bijzonder de vragen naar het bewijs en de straf. De rechtbank kan daarbij de procesafspraken terzijde schuiven als op basis van het dossier onvoldoende grond bestaat voor vaststelling van schuld, de kwalificatie van de feiten niet aansluit bij de inhoud van het dossier, dan wel wanneer zij de geëiste straf niet passend acht. Dat in acht nemende komt de rechtbank tot de volgende beoordeling.

4.De beslissingen over het bewijs

Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie mr. P. Wijnands heeft – in lijn met de aan de rechtbank bekendgemaakte procesafspraken – gevorderd dat de onder 1 primair, 2 primair en 3 ten laste gelegde feiten bewezen worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De verdediging refereert zich wat betreft de bewezenverklaring aan het oordeel van de
rechtbank, voor zover dit aansluit bij de inhoud van de gemaakte procesafspraken.
Bewezenverklaring
Wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op die wijze dat hij:
1. primair
in de periode van 26 mei 2020 tot en met 08 maart 2021 te Rotterdam en/of
Turnhout, in ieder geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een (netto) hoeveelheid van 1500 kilo heroïne zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I
2 primair
in de periode van 26 mei 2020 tot en met 08 maart 2021 te Rotterdam en/of Turnhout, in ieder geval in Nederland en/of België,
meermalen, (telkens) tezamen en in vereniging met anderen,
(telkens) opzettelijk heeft verkocht en afgeleverd en verstrekt en vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, telkens grote (handels)hoeveelheden, van een materiaal bevattende cocaïne en heroïne, zijnde cocaïne en heroïne middelen als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I
3
op 22 juni 2023 te Lelystad,
een voorwerp, te weten geldbedrag van in totaal 35.660,- euro (te weten 30.000 euro en 4.800 euro en 860 euro), afkomstig uit enig misdrijf, voorhanden heeft gehad, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat bovengenoemde geldbedrag onmiddellijk of middellijk- afkomstig was uit enig misdrijf.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
De overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan is gegrond op de redengevende inhoud van het voorgaande en op de inhoud van de wettige bewijsmiddelen, houdende tot bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden. Het vonnis zal in die gevallen waarin de wet dit vereist worden aangevuld met een later bij dit vonnis te voegen bijlage met daarin de inhoud dan wel de opgave van de bewijsmiddelen.

5.Strafbaarheid feit

Het bewezen feit levert op:
Feit 1:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder A van de Opiumwet gegeven verbod
Feit 2:
opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd
Feit 3:
witwassen
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. De feiten zijn dus strafbaar.

6.Strafbaarheid verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.

7.Motivering straf

Eis officier van justitie
De officier van justitie heeft een gevangenisstraf geëist voor de duur van 48 maanden met aftrek van voorarrest.
Standpunt van de verdediging
De verdediging verzoekt de rechtbank om de procesafspraken te volgen en daardoor conform eis te straffen.
Ernst van de feiten
De straf die aan de verdachte wordt opgelegd, is gegrond op de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Daarbij wordt in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen gedurende een langere periode schuldig gemaakt aan het medeplegen Opiumwetfeiten, te weten de invoer van een grote partij en de verdere verspreiding van harddrugs. De rol van verdachte hierin zag vooral op het regelen van de praktische zaken, zoals de benodigde papieren en vervoer van containers, het regelen van uithalers en het opzetten van internationale handelslijnen. Daarnaast had de verdachte in zijn auto en in zijn woning meerdere bundels met contant geld liggen, wat samen opgeteld
€ 35.660 betreft en uit een misdrijf afkomstig is.
Het is algemeen bekend dat verdovende middelen, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers ervan. Met zijn handelen heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de internationale drugshandel. Harddrugs vormen een groot gevaar voor de volksgezondheid. De handel in harddrugs gaat bovendien vaak direct dan wel indirect gepaard met andere vormen van (zware) criminaliteit, met alle gevolgen van dien. Dit alles vergroot de gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Drugsimport zoals die hier aan de orde is, ondermijnt bovendien de integriteit, de reputatie en het goed functioneren van de haven.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij kennelijk heeft gehandeld, zonder oog te hebben voor de maatschappelijke gevolgen van zijn handelen.
Deze invoer van cocaïne en andere drugs via de Rotterdamse haven is een ware plaag. Voor de havens, de haventerreinen, de bedrijven werkzaam in de containersector, douane, politie en justitie leveren de activiteiten rondom deze cocaïnetransporten daarnaast een enorme kostenpost op. De strafrechtsketen in het hele land wordt op dit moment overspoeld met zaken waarin (de handel in) cocaïne een (hoofd)rol speelt. Ter voorkoming en bestrijding van dit fenomeen worden voor dat type feiten en meer in het bijzonder de invoer van cocaïne, in het algemeen hoge straffen opgelegd.
Persoonlijke omstandigheden van de verdachte
Bij de bepaling van de duur van de gevangenisstraf heeft de rechtbank in het strafblad van de verdachte d.d. 22 november 2023 gezien dat hij niet eerder voor een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld.
Verder heeft de rechtbank gelezen wat de reclassering heeft gerapporteerd in het advies van 5 oktober 2023. Daaruit blijkt dat reclasseringsbemoeienis niet noodzakelijk is.
Conclusies van de rechtbank
Alles afwegend, tegen de achtergrond van de gemaakte procesafspraken, acht de rechtbank de door de officier van justitie geëiste straf en bijkomende straf passend en geboden. Het concrete aandeel in de zeer ernstige feiten maakt dat de strafeis van 48 maanden -nog net- passend en geboden is. In het voordeel van verdachte is bij de bepaling van de strafduur betrokken dat het maken van procesafspraken de afdoening van dit type grotere strafzaken bespoedigt en (meer) hanteerbaar maakt/houdt.
Aan de verdachte wordt opgelegd een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden, met aftrek van voorarrest.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 van de Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.

8.In beslag genomen voorwerpen

Het in beslag genomen geldbedrag van totaal € 35.660 zal worden verbeurd verklaard.
Het geld behoort toe aan de verdachte en is geheel of grotendeels door middel van de strafbare feiten verkregen. Verdachte is ter zake dit geldbedrag veroordeeld voor witwassen.

9.Toepasselijke wettelijke voorschriften

Gelet is op de artikelen 33, 33a, 47, 57 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2, 10 en 10a van de Opiumwet.

10.Bijlage

De in dit vonnis genoemde bijlage I maakt deel uit van dit vonnis.

11.Beslissing

De rechtbank:
verklaart bewezen, dat de verdachte de ten laste gelegde feiten zoals hiervoor omschreven heeft begaan;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders ten laste is gelegd dan hiervoor bewezen is verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
stelt vast dat het bewezenverklaarde oplevert de hiervoor vermelde strafbare feiten;
verklaart de verdachte strafbaar;
veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstraf voor de duur van 48 (achtenveertig) maanden;
beveelt dat de tijd die door de veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover deze tijd niet reeds op een andere vrijheidsstraf in mindering is gebracht;
beslist ten aanzien van de voorwerpen, geplaatst op de lijst van inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, als volgt:
verklaart verbeurd als bijkomende straf:
- contant geldbedrag ad € 35.660.
Dit vonnis is gewezen door mr. mr. W.A.F. Damen, voorzitter,
en mrs. L.J.M. Janssen en F. van Laanen, rechters,
in tegenwoordigheid van mrs. D.C. van Beek en S. Hoebe, griffiers,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting op de datum die in de kop van dit vonnis is vermeld.
De oudste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.
Bijlage I
Tekst tenlastelegging
Feit 1
Hij in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 08 maart 2021 te Rotterdam en/of
Turnhout, in ieder geval in Nederland en/of België, tezamen en in vereniging met een of meer ander(en), althans alleen, opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland heeft gebracht (hieronder mede te verstaan invoer als bedoeld in artikel 1 lid 4 van de Opiumwet), een (netto) hoeveelheid van ongeveer 1500 kilo heroïne, in elk geval een grote handelshoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 08 maart 2021 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van een (netto) hoeveelheid van ongeveer 1500 kilo heroïne, in elk geval een grote (handels)hoeveelheid, van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als
bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit, 2 van 3 hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), (opzettelijk)
- in persoon, telefonisch en/of via chatberichten contact met één of meer mededaders(s) onderhouden en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde heroïne en/of
- de benodigde papieren (formaliteiten) geregeld voor het van het haventerrein laten afvoeren van een container en/of
- ( een) ander(en) benaderd om mee te doen en/of om diensten te verlenen en/of (vervolgens) die/deze ander(en) ingezet en/of aangestuurd voor het invoeren en/of afleveren en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van (een container met) de verdovende middelen;
Feit 2
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 08 maart 2021 te Rotterdam en/of Turnhout, in ieder geval in Nederland en/of België,
meermalen, althans eenmaal, (telkens) tezamen en in vereniging met een of meer ander(en),
althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft bewerkt en/of verwerkt en/of verkocht en/of afgeleverd en/of verstrekt en/of vervoerd, althans opzettelijk aanwezig heeft gehad, (telkens) (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)l(en) bevattende
cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de
Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 26 mei 2020 tot en met 08 maart 2021 te Rotterdam, in elk geval in Nederland, (telkens) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen en/of verkopen en/of afleveren en/of verstrekken en/of vervoeren van (een) grote (handels)hoeveelhe(i)d(en), van (een) materia(a)l(en) bevattende cocaïne en/of heroïne, zijnde cocaïne en/of heroïne (een) middel(en) als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, voor te bereiden en/of te bevorderen,
- een of meer ander(en) heeft getracht te bewegen om dat/die feit(en) te plegen en/of om daarbij behulpzaam te zijn en/of
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen tot het plegen van dat/die feit(en) heeft getracht te verschaffen, en/of
- voorwerpen en/of vervoermiddelen en/of stoffen en/of gelden en/of andere betaalmiddelen voorhanden heeft gehad, waarvan hij wist of ernstige reden had te vermoeden dat zij bestemd waren tot het plegen van het hierboven bedoelde feit,
hebbende verdachte en/of een of meer van zijn mededader(s), (opzettelijk)- via chatberichten (al dan niet in versluierd taalgebruik) contact met één of meer mededader(s) onderhouden met betrekking tot het opzettelijk binnen het grondgebied van Nederland brengen van voornoemde cocaïne en/of heroïne en/of informatie uitgewisseld en/of afspraken gemaakt over het afleveren en/of opslaan en/of uithalen en/of verstrekken en/of vervoeren van voornoemde cocaïne en/of heroïne en/of
- de benodigde papieren (formaliteiten) geregeld om containers naar of vanaf het haventerrein te kunnen vervoeren en/of
- het benodigde personeel geregeld voor het uithalen van de van de verdovende middelen en/of
- internationale handelslijnen opgezet, althans aangezet tot het opzetten van internationale handelslijnen, ten behoeve van de handel in verdovende middelen (waarbij vanuit Nederland werd gezocht naar internationaal opererende importeurs van bijvoorbeeld fruit, vis, zout of hout);
Feit 3
hij op of omstreeks 22 juni 2023 te Lelystad, in ieder geval in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, (van) (een) voorwerp(en), te weten een of meerdere geldbedrag(en) van in totaal (ongeveer) 35.660,- euro (te weten 30.000 euro en 4.800 euro en 860 euro), althans enig(e) geldbedrag(en), afkomstig uit enig misdrijf, heeft verworven, voorhanden heeft gehad, heeft overgedragen en/of omgezet, terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat bovengenoemde voorwerp(en)/geldbedrag(en)-onmiddellijk of middellijk- afkomstig was/waren uit enig misdrijf.